ECLI:NL:RBROT:2021:11542

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
ROT 20/2137
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke boete opgelegd aan varkenshouder wegens onvoldoende watervoorziening voor dieren

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een varkenshouder (eiseres) en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (verweerder). De zaak betreft een boete van € 1.500,- die aan eiseres was opgelegd vanwege een overtreding van de Wet dieren. De overtreding hield in dat ongeveer 258 gebruiksvarkens in 22 hokken niet konden beschikken over permanent voldoende vers water. Dit werd vastgesteld tijdens een inspectie door toezichthouders van de NVWA op 21 mei 2019.

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 18 oktober 2019, waarin de boete werd opgelegd. In het bestreden besluit van 16 april 2020 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, maar is niet ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft overwogen dat verweerder gemotiveerd op de gronden van bezwaar is ingegaan en dat eiseres onvoldoende heeft onderbouwd waarom het bestreden besluit onjuist of onvolledig zou zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bevindingen van de toezichthouders in het rapport van bevindingen duidelijk zijn en dat de overtreding als structureel kan worden aangemerkt, gezien het percentage varkens dat niet over voldoende water beschikte. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en de boete gehandhaafd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/2137

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 november 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres], te [vestigingsplaats eiseres], eiseres,

gemachtigde: mr. R.T. Kirpestein,
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

gemachtigde: mr. B.M. Kleijs.

Procesverloop

Bij besluit van 18 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een boete opgelegd van € 1.500,- vanwege een overtreding van de Wet dieren.
Bij besluit van 16 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft nadere gronden ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2021. Met voorafgaande kennisgeving zijn eiseres en haar gemachtigde niet ter zitting verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Op 21 mei 2019 hebben twee toezichthouders van de NVWA op het bedrijf van eiseres (locatie [plaatsnaam]) een inspectie uitgevoerd in het kader van “Welzijn varkens”. Op die locatie waren er drie stallen die bestemd waren voor gebruiksvarkens, als bedoeld in artikel 2.11 van het Besluit houders van dieren. De toezichthouders hebben vastgesteld dat er ongeveer 1234 varkens op deze locatie werden gehouden. Nadat zij de drie stallen hadden geïnspecteerd, zagen zij door middel van een telling dat ongeveer 258 gebruiksvarkens in 22 hokken niet konden beschikken over permanent voldoende vers water. Zij zagen dat in meerdere hokken waarin gebruiksvarkens werden gehouden de watertoevoerleiding, die aan de waternippel in de hokken verbonden moest zijn, afgekoppeld was en omhoog gebonden. Doordat de water toevoerleiding omhoog was gebonden, werd deze afgeknepen zodat er geen water doorheen kon stromen. Dit zorgde ervoor dat de gebruiksvarkens in deze hokken niet permanent over voldoende vers water konden beschikken.
De toezichthouders begrepen tijdens de inspectie van [naam] dat hij de waterleidingen in de hokken afsloot als de varkens met de waternippels aan het spelen waren waardoor waterverspilling optrad.
Tijdens de inspectie zagen de toezichthouders dat [naam] bezig was met het herstellen van de permanente watervoorziening bij de dieren waarvan zij hadden geconstateerd dat zij niet permanent over voldoende vers water beschikten. Aan het eind van deze inspectie gaf [naam] aan dat alle varkens op deze locatie nu weer permanent vers water hadden. De toezichthouders hebben toen geen controle meer verricht omdat zij de locatie in [vestigingsplaats eiseres] nog moesten inspecteren. Op die locatie hebben de toezichthouders tijdens de inspectie geen afwijkingen van de welzijnsregels voor varkens geconstateerd.
Verder is in het rapport van bevindingen opgenomen dat eerder in april 2015 aan eiseres ook een rapport van bevindingen is aangezegd omdat er op de bedrijfslocatie in [plaatsnaam] geen permanent vers water voor de varkens aanwezig was.
Bij dit rapport zijn onder meer foto’s van de afgekoppelde watertoevoerleidingen gevoegd.
1.2.
Op basis van de bevindingen uit het hiervoor genoemde boeterapport heeft verweerder in het primaire besluit van 18 oktober 2019 aan eiseres een boete van
€ 1.500,- opgelegd vanwege het volgende beboetbare feit: eiseres heeft er niet voor gezorgd dat varkens ouder dan twee weken permanent over voldoende vers water beschikten.
Volgens verweerder is dit een overtreding van artikel 2.2, tiende lid, van de Wet dieren, in samenhang gelezen met artikel 2.26, tweede lid, van het Besluit houders van dieren.
1.3.
In het bestreden besluit heeft verweerder de boete van € 1.500,- gehandhaafd.
2. Eiseres heeft in beroep verzocht om gronden van bezwaar als herhaald en ingelast te beschouwen.
Eiseres voert verder aan dat verweerder ten onrechte niet eerst een waarschuwing heeft gegeven alvorens een boete op te leggen, nu de gestelde overtreding niet structureel van aard is. Het ging om hooguit 40 dieren, nu de watervoorziening van twee hokken was losgekoppeld. Verweerder stelt ten onrechte dat het om 22 hokken ging.
Verder stelt eiseres dat er sprake is van een onzorgvuldige correspondentie en besluitvorming in deze zaak, nu de beslissing op bezwaar diende te worden gecorrigeerd. Belangrijker vindt eiseres nog dat het boeterapport betrekking heeft op de vestiging van het bedrijf van eiseres in [plaatsnaam]. Op pagina 5 van het bestreden besluit noemt verweerder nog steeds de locatie in [vestigingsplaats eiseres], wat onzorgvuldig is, aldus eiseres.
2.1.
Zoals het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft overwogen in onder meer de uitspraak van 19 maart 2019 (ECLI:NL:CBB:2019:124) geldt als uitgangspunt dat een bestuursorgaan in beginsel mag afgaan op de juistheid van de inhoud van een toezichtrapport en de daarin vermelde bevindingen. Indien die bevindingen evenwel gemotiveerd worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
2.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd op de gronden van bezwaar ingegaan. Eiseres heeft met de enkele verwijzing naar haar gronden van bezwaar onvoldoende uiteengezet op welke punten het bestreden besluit volgens haar onjuist of onvolledig is en waarom. Dit kan dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank zal zich dan ook beperken tot de bespreking van de gronden die in beroep zijn aangevoerd.
2.3.
Uit het rapport van bevindingen blijkt duidelijk wat eiseres wordt verweten. Uit het rapport volgt dat er in drie stallen te [plaatsnaam] varkens stonden, die ouder waren dan twee weken en die niet permanent konden beschikken over voldoende vers water. In meerdere varkenshokken op het bedrijf van eiseres was de watertoevoerleiding niet gekoppeld aan de waternippels. Hierdoor werd het water in de toevoerleiding afgeknepen en konden de varkens in de hokken niet permanent beschikken over voldoende vers water. De bij het boeterapport gevoegde foto’s ondersteunen de bevindingen van de twee toezichthouders.
2.4.
In hetgeen eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de inhoud van het rapport van bevindingen te twijfelen.
Voor zover eiseres stelt dat het onjuist is dat het zou gaan om 258 varkens, heeft zij dit niet nader onderbouwd. De enkele stelling dat de watervoorziening van twee hokken was losgekoppeld en dat er hooguit sprake kan zijn geweest van 40 dieren is daartoe onvoldoende. Het is ook niet aannemelijk dat het getal 22 een verschrijving (van het getal 2) zou zijn. De toezichthouders hebben immers ook het getal van ca. 258 expliciet genoemd. De aantallen die eiseres in beroep noemt (max 40 in twee hokken) zijn ook niet genoemd in de mail van 24 januari 2020 (waarin eiseres in de bezwaarfase opmerkingen naar aanleiding van het boeterapport heeft gegeven).
In het voornemen, het primaire besluit en op pagina 2 van het bestreden besluit van
18 oktober 2019 staat dat de constateringen zijn gedaan op de locatie [plaatsnaam]. Eiseres heeft terecht aangevoerd dat op pagina 5 van het bestreden besluit staat dat de constateringen door de toezichthouders op de locatie in [vestigingsplaats eiseres] zijn gedaan. Gelet op de vermeldingen in het rapport, het voornemen, het primaire besluit en pagina 2 van het bestreden besluit is de aanduiding op pagina 5 van dat besluit een kennelijke verschrijving. Uit de gronden van het beroep blijkt ook dat eiseres steeds duidelijk is geweest dat het om de locatie [plaatsnaam] ging. Deze onzorgvuldigheid kan dan ook kan niet tot vernietiging van het bestreden besluit leiden.
2.5.
De beroepsgrond dat verweerder eerst een waarschuwing had moeten geven alvorens een boete aan eiseres op te leggen, slaagt niet.
Verweerder heeft in het bestreden besluit en in het verweerschrift toegelicht dat een overtreding van artikel 2.26, tweede lid, van het Besluit houders van dieren op grond van het specifiek interventiebeleid dierenwelzijn primair bedrijf (IB02-SPEC02, versie 3) is ingedeeld in categorie C. Bij een constatering van deze overtreding wordt een waarschuwing gegeven in geval van een lichte of incidentele overtreding. Bij een zwaardere of meer structurele overtreding volgt een boete. In 2015 was eiseres al een waarschuwing gegeven. Volgens het interventiebeleid wordt de overtreding bovendien als structureel beschouwd als het om meer dan 5% van de dieren gaat. Uit het rapport van bevindingen blijkt dat ongeveer 258 varkens van de in totaal 1234 varkens in 22 hokken niet permanent over voldoende water konden beschikken. Verweerder heeft de overtreding daarom terecht als structureel aangemerkt.
2.6.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiseres artikel 2.2, tiende lid, van de Wet dieren, in samenhang gelezen met artikel 2.26, tweede lid, van het Besluit houders van dieren heeft overtreden. Verweerder was dus bevoegd een boete aan eiseres op te leggen.
Eiseres heeft geen gronden aangevoerd tegen de hoogte van de boete.
3. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Houweling, rechter, in aanwezigheid van
P. Deinum, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 26 november 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.