ECLI:NL:RBROT:2021:11478

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
ROT 20/6600
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WIA-uitkering stopgezet zonder fysiek onderzoek door verzekeringsarts

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 november 2021 uitspraak gedaan over de WIA-uitkering van eiseres, die door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen was stopgezet. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E.J. Bek, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 14 januari 2020, waarin werd bepaald dat zij geen recht meer had op een uitkering op grond van de Wet inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Het bezwaar werd ongegrond verklaard in het besluit van 5 november 2020, waarna eiseres beroep heeft ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in de primaire fase door een basisarts is onderzocht, maar niet fysiek door een verzekeringsarts. Eiseres voerde aan dat het onderzoek niet zorgvuldig was, omdat er geen fysiek onderzoek had plaatsgevonden. De verweerder stelde dat het onderzoek door de basisarts voldoende was, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende gemotiveerd was. De Centrale Raad van Beroep had eerder in een uitspraak aangegeven dat een verzekeringsarts in dergelijke gevallen een spreekuurcontact moet hebben, tenzij er geen aanleiding voor is.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen binnen vier maanden een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die in totaal € 2.564,- bedragen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/6600
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [woonplaats eiseres], eiseres

(gemachtigde: mr. E.J. Bek),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. H. Woltman).

Procesverloop

In het besluit van 14 januari 2020 (primair besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Wet inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
In het besluit van 5 november 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 31 augustus 2021 heeft eiseres een aanvullend beroepschrift ingediend.
Bij aanvullende verweerschriften van 2 november 2021 en 11 november 2021 heeft verweerder hierop gereageerd onder verwijzing naar aanvullende rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 28 oktober 2021 en 11 november 2021 en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 10 november 2021.
De rechtbank heeft het beroep op 16 november 2021 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen vier maanden na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van €48,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.564,-.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Rechtsvraag, standpunt eiseres en standpunt verweerder
1. Het gaat in deze zaak om de vraag of de WIA-uitkering van eiseres terecht door verweerder is stopgezet.
2. Eiseres voert aan dat zij in de primaire fase door een basisarts is onderzocht. Tegen het primaire besluit heeft zij bezwaar gemaakt waarna een verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres telefonisch op spreekuur heeft gehoord. Eiseres voert aan dat het onderzoek niet zorgvuldig is verricht omdat zij niet fysiek is onderzocht door een verzekeringsarts.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig is verricht omdat het onderzoek door de basisarts is voorzien van een contraseign van een verzekeringsarts en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd dat er geen aanleiding is geweest om eiseres nader fysiek te onderzoeken.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank overweegt het volgende. Eiseres is in de primaire fase onderzocht door een basisarts zonder dat een verzekeringsarts daarbij aanwezig is geweest. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) is in de uitspraak van 23 juni 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:1491) ingegaan op de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek. Uit deze uitspraak blijkt dat in een dergelijk geval een spreekuurcontact door een verzekeringsarts moet plaatsvinden, tenzij daar geen aanleiding voor is. In rechtsoverweging 4.5 heeft de CRvB overwogen dat de verzekeringsarts op basis van de klachten van eiseres en de medische stukken moet motiveren dat er geen aanleiding is om eiseres nader te onderzoeken op spreekuur. Het gaat hierbij dus kennelijk om twee cumulatieve voorwaarden.
In de rapportage van 28 oktober 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geconcludeerd dat er geen aanleiding is geweest om eiseres fysiek te laten onderzoeken door een verzekeringsarts. Hierbij heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich slechts gebaseerd op de medische stukken en is niet ingegaan op de klachten van eiseres. Om die reden overweegt de rechtbank dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd en niet zorgvuldig is voorbereid. Het bestreden besluit is daarmee in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb.
5. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank past niet een bestuurlijke lus toe. Er is namelijk geen sprake van een beperkt gebrek en er moet een nader medisch onderzoek worden verricht. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen en daarbij rekening houden met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van vier maanden.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
7. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 4 punten op (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 534,-, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting met een waarde per punt van € 534,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 748,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 748,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 2.564,-.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 november 2021 door mr. F.P.J. Schoonen, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier.
De rechter is verhinderd om dit proces-verbaal te ondertekenen.
Griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.