ECLI:NL:RBROT:2021:1142

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 februari 2021
Publicatiedatum
15 februari 2021
Zaaknummer
8085216 CV EXPL 19-43422
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding luchtvaartpassagiers wegens annulering vlucht

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, hebben de Passagiers (eisers) een vordering ingesteld tegen de commanditaire vennootschap Transavia Airlines C.V. (gedaagde) wegens compensatie na de annulering van hun vlucht van Malaga naar Rotterdam op 10 mei 2019. De eisers vorderden een bedrag van € 800,- aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Passagiers, ondanks hun vordering, niet ontvankelijk zijn in hun verzoek. De Vervoerder heeft betwist dat de Passagiers vorderingsgerechtigd zijn, omdat de vorderingen zouden zijn gecedeerd aan AirHelp. De rechtbank oordeelde dat de Passagiers hun vorderingen aan AirHelp hadden overgedragen, wat betekent dat zij niet zelf konden procederen. De rechtbank heeft de vordering van de Passagiers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van de cessie van vorderingen en de noodzaak voor eisers om aan te tonen dat zij gerechtigd zijn om hun vorderingen zelf in te dienen. De rechtbank heeft de kosten van de procedure vastgesteld en de Passagiers in de kosten veroordeeld, inclusief een bedrag voor nasalaris indien niet tijdig aan het vonnis wordt voldaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Uitspraak: 5 februari 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak met nummer 8085216 CV EXPL 19-43422 van

1..[eiser 1], en

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats eisers 1],
eisers bij exploot van dagvaarding van 15 augustus 2019,
gemachtigde: mr. D.E. Lof te Nieuw-Vennep,
tegen
de commanditaire vennootschap
TRANSAVIA AIRLINES C.V.,
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. Reevers te Rotterdam,
die gevoegd werd met de zaak met nummer 8085228 CV EXPL 19-43423 van

1..[eiser 3], en

2.
[eiser 4],
beiden wonende te [woonplaats eisers 2],
eisers bij exploot van dagvaarding van 15 augustus 2019,
gemachtigde: mr. D.E. Lof te Nieuw-Vennep,
tegen
de commanditaire vennootschap
TRANSAVIA AIRLINES C.V.,
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. Reevers te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid met ‘de Passagiers’ respectievelijk ‘de Vervoerder’.

1..Het (verdere) verloop van de procedures

1.1
Het (verdere) procesverloop blijkt, in beide procedures, uit de volgende processtukken:
  • het vonnis in het incident van 24 juli 2020 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de conclusie van dupliek, met producties.
1.2
De Passagiers hebben, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, niet binnen de hen gestelde termijn gereageerd op de door de Vervoerder bij conclusie van dupliek overgelegde producties. Daarop is de zaak in staat van wijzen gebracht, waarbij de datum van de uitspraak van dit vonnis door de kantonrechter op heden is bepaald.
2. Het geschil
in de zaak met nummer 8085216 CV EXPL 19-43422
2.1
De Passagiers hebben bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de Vervoerder te veroordelen aan hen te betalen € 800,- aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van de vlucht (10 mei 2019) tot aan de dag van algehele voldoening, en € 120,- aan buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van de Vervoerder in de proceskosten, deze kosten eveneens vermeerderd met wettelijke rente.
in de zaak met nummer 8085228 CV EXPL 19-43423
2.2
De Passagiers hebben bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de Vervoerder te veroordelen aan hen te betalen € 800,- aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van de vlucht (10 mei 2019) tot aan de dag van algehele voldoening, en € 120,- aan buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van de Vervoerder in de proceskosten, deze kosten eveneens vermeerderd met wettelijke rente.
in beide zaken
2.3
De Passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: “de Verordening”) en de daaromtrent gevormde jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie.
2.4
Daartoe hebben zij aangevoerd dat de Vervoerder vanwege de annulering van de door hen geboekte vlucht van Malaga naar Rotterdam op 10 mei 2019 en de vertraging waarmee zij als gevolg daarvan hun eindbestemming hebben bereikt, gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,- per persoon, derhalve, per procedure, € 800,- in totaal aan hoofdsom. Naast dat bedrag en de wettelijke rente daarover vanaf de datum van de vlucht maken de Passagiers, in beide procedures, aanspraak op een bedrag van € 120,- aan buitengerechtelijke kosten.
2.5
De Vervoerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat ertoe strekt de Passagiers niet-ontvankelijk te verklaren in hun vordering althans die af te wijzen, met veroordeling van de Passagiers in de kosten van de procedure en in de nakosten.
2.6
Op hetgeen zij in dat verband naar voren heeft gebracht en op hetgeen de Passagiers (mede naar aanleiding daarvan) overigens hebben aangevoerd, wordt hierna, voor zover voor de uitkomst van de procedure van belang, teruggekomen.

3..De beoordeling

in beide zaken
3.1
De Vervoerder heeft, als meest verstrekkend verweer, betwist dat de Passagiers (in beide procedures) vorderingsgerechtigd zijn, waartoe zij (onder meer) heeft gewezen op het door haar bij conclusies van antwoord overgelegde ‘assignment form’, dat voorafgaand aan de procedures door AirHelp met een begeleidende e-mail aan haar werd toegezonden.
3.2
Het door de Passagiers ondertekende ‘assignment form’, opgemaakt tussen AirHelp en de respectieve passagiers, bevat onder meer de volgende inhoud:
“De klant draagt hierbij de volledige eigendom en juridische titel van zijn/haar claim over aan AirHelp, en dit betekent elke claim jegens de luchtvaartmaatschappij voor monetaire en goodwill-compensatie, schadevergoeding of terugbetaling op grond van Verordening (EG) 261/2004 en het Verdrag van Montréal 1999 (MC99) of andere wet- en regelgeving.
(…)
De klant begrijpt dat dit betekent dat hij/zij geen direct contact of betalingen van de uitvoerende luchtvaartmaatschappij kan accepteren.
(…)”,
terwijl in de begeleidende e-mail van AirHelp aan de Vervoerder, waarin zij om betaling van compensatie op grond van de Verordening verzoekt, door haar uitdrukkelijk is vermeld dat de Vervoerder niet bevrijdend aan de Passagiers kan betalen:
“(…)
Please note that our client/clients assigned the claim to us by signing attached Assignment Form. Consequently, any payments made by you directly to our client/clients, will have no legal effect (…)”.
3.3
Met de Vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat, anders dan door de Passagiers bij conclusie van repliek gesteld, het voorgaande erop wijst dat de door de Passagiers gestelde vorderingen met betrekking tot onderhavige vlucht door hen aan AirHelp werden gecedeerd en dat van die cessie ook mededeling aan de Vervoerder werd gedaan. Daarmee is voldaan aan de vereisten die artikel 3:94 lid 1 BW aan een cessie stelt.
3.4
De Passagiers hebben vervolgens bij conclusie van repliek wel gesteld maar, hoewel dat toch op hun weg zou hebben gelegen, met niets onderbouwd dat zij ondanks het voorgaande toch gerechtigd zouden zijn om met betrekking tot de door hen gestelde vorderingen jegens de Vervoerder op eigen naam te procederen. Dat standpunt wordt dan ook gepasseerd, zodat aan het door de Passagiers ter zake gedane bewijsaanbod niet wordt toegekomen.
3.5
Nu gezien het voorgaande niet is gebleken dat de Passagiers zelf vorderingsgerechtigd zijn, wordt het door hen jegens de Vervoerder gevorderde om die reden afgewezen. Derhalve wordt niet toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de zaken.
3.6
De Passagiers worden, in beide procedures, als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure veroordeeld, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de Vervoerder vastgesteld op het hierna genoemde bedrag aan salaris voor haar gemachtigde. In dat bedrag zijn ook begrepen de aan de zijde van de Vervoerder begrote proceskosten met betrekking tot het voegingsincident, die eveneens voor rekening van de Passagiers dienen te komen. In dat verband overweegt de kantonrechter dat hoewel geen wettelijke regel de Passagiers (zelf) dwingt om de zaak met nummer 8085216 CV EXPL 19-43422 en die met nummer 8085228 CV EXPL 19-43423 door middel van een en dezelfde dagvaarding aanhangig te maken -het betreft immers in beginsel gescheiden zaken van passagiers die, hoewel het om dezelfde vlucht gaat, elkaar niet zullen kennen- maar de door de gemachtigde van de Passagiers gekozen handelwijze om de zaken, waarin de dagvaarding op dezelfde datum is uitgebracht, (toch) gescheiden aan te brengen, heeft de Vervoerder nu wel genoopt om voeging van de beide zaken wegens (evidente) verknochtheid te verzoeken.
3.7
De kantonrechter ziet, tot slot, in de gegeven omstandigheden geen aanleiding, zoals door de Vervoerder is verzocht, de Passagiers aanvullend te veroordelen in de werkelijke proceskosten gemoeid met het verweer tegen de (buiten)gerechtelijke kosten noch om de gemachtigde van de Passagiers (hoofdelijk) te veroordelen in de proceskosten. Daartoe heeft meegewogen dat de omstandigheden die daarvoor voor de kantonrechter te Haarlem in de door de Vervoerder bedoelde uitspraak van 13 mei 2020 (ECLI:NL:RBNHO:2020:3558) aanleiding hebben gevormd, in deze procedure niet in voldoende mate zijn gebleken, terwijl de (gemachtigde van de) Passagiers ook niet meer op het laatstbedoelde, eerst bij conclusie van dupliek gedane verzoek van de Vervoerder jegens de gemachtigde van de Passagiers hebben (heeft) kunnen reageren.
3.8
De door de Vervoerder apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

4..De beslissing

De kantonrechter:
in de zaak met nummer 8085216 CV EXPL 19-43422
- wijst het door de Passagiers gevorderde af;
- veroordeelt de Passagiers in de kosten van de procedure alsook in de kosten van het voegingsincident, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de Vervoerder tezamen begroot op een bedrag van € 372,- aan salaris voor haar gemachtigde, en indien de Passagiers niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan dit vonnis hebben voldaan, begroot op € 62,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
- verklaart dit vonnis voor wat betreft deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de zaak met nummer 8085228 CV EXPL 19-43423
- wijst het door de Passagiers gevorderde af;
- veroordeelt de Passagiers in de kosten van de procedure alsook in de kosten van het voegingsincident, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de Vervoerder tezamen begroot op een bedrag van € 372,- aan salaris voor haar gemachtigde, en indien de Passagiers niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan dit vonnis hebben voldaan, begroot op € 62,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
- verklaart dit vonnis voor wat betreft deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
654