ECLI:NL:RBROT:2021:11286
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke boete opgelegd aan slachthuisexploitant wegens overtreding van de Wet dieren
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een slachthuisexploitant en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De eiseres, een slachthuisexploitant, had een boete van € 2.500,- opgelegd gekregen vanwege een overtreding van de Wet dieren. De overtreding was vastgesteld op basis van een rapport van bevindingen van een toezichthouder van de NVWA, waarin werd gerapporteerd dat een varken met een ontstoken hakgewricht niet op transport had mogen worden gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres niet voldoende maatregelen had genomen om in de welzijnsbehoeften van het varken te voorzien, wat leidde tot de boete.
De eiseres heeft in beroep aangevoerd dat haar tijdens het horen niet de cautie is gegeven en dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was. De rechtbank heeft deze argumenten verworpen, onder verwijzing naar de inhoud van het rapport van bevindingen en de wettelijke verplichtingen van de eiseres. De rechtbank oordeelde dat de toezichthouder de eiseres op de hoogte had gesteld van de mogelijkheid van een boete en dat de eiseres niet had aangetoond dat de boete gematigd moest worden. De rechtbank concludeerde dat de minister bevoegd was om de boete op te leggen en dat de hoogte van de boete niet onredelijk was.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de opgelegde boete in stand blijft. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.