In deze zaak heeft de kinderrechter op 22 oktober 2021 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van een pasgeboren kind, hierna te noemen [naam kind]. De moeder, die het ouderlijk gezag uitoefent, woont bij [woonplaats moeder]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam kind] vanwege zorgen over de opvoedingsomgeving, vooral gezien de eerdere uithuisplaatsingen van de oudste kinderen van de moeder. De Raad heeft aangegeven dat de moeder in de afgelopen periode positieve stappen heeft gezet, maar dat er nog steeds zorgen zijn over haar beïnvloeding door de vader van [naam kind] en haar middelengebruik. De moeder heeft zelf ook aangegeven dat zij de ondertoezichtstelling begrijpt en dat zij graag een kortere termijn zou willen.
De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en heeft de betrokken partijen gehoord, waaronder de moeder, haar advocaat mr. M.P.G. Rietbergen, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de opvoedingsomgeving van [naam kind], vooral gezien de eerdere uithuisplaatsingen en de persoonlijke problematiek van de moeder. Ondanks de positieve ontwikkelingen die de moeder heeft doorgemaakt, zoals het beëindigen van contact met de vader en het ontvangen van hulp, is de kinderrechter van mening dat het noodzakelijk is om een jeugdbeschermer in te schakelen om de situatie te monitoren.
Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om [naam kind] onder toezicht te stellen voor een periode van zes maanden, tot 2 april 2022, zodat de afloopdatum van de ondertoezichtstelling gelijk kan lopen met die van de ondertoezichtstelling van de vijf oudste kinderen van de moeder. De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad voor het overige afgewezen. Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. R. Spaans als griffier.