ECLI:NL:RBROT:2021:11221

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
10-003000-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor dodelijk ongeval door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag

Op 18 november 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vrachtwagenchauffeur die op 3 juni 2020 op de A15 te Ridderkerk een dodelijk ongeval heeft veroorzaakt. De verdachte wisselde van rijstrook en kwam in aanrijding met een personenauto, waardoor deze auto over de rijstroken heen schoot en een motorfietsbestuurder niet meer kon uitwijken. Het slachtoffer kwam ten val en overleed kort daarna aan zijn verwondingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank legde een taakstraf van 200 uren op, alsook een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank weegt mee dat de verdachte een ervaren chauffeur is, maar dat hij onvoldoende aandacht heeft besteed aan het verkeer rechts van hem, wat cruciaal was voor de veiligheid op de weg. De rechtbank concludeert dat de verdachte schuld heeft aan het ongeval, en dat zijn verkeersgedrag ernstige gevolgen heeft gehad voor de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-003000-21
Datum uitspraak: 18 november 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte],
raadsvrouw, mr. F.A. van den Heuvel, advocaat te Eindhoven.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 november 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R. van Dongen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis;
  • ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdediging is van mening dat er sprake is van overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet 1994. Daartoe is – kort gezegd – aangevoerd dat a. verdachte heel bewust de doorgetrokken streep in de gaten heeft gehouden, b. dat getuige [naam getuige 1] heeft gezien dat verdachte richting aangaf naar rechts, c. dat verdachte in zijn spiegels heeft gekeken, d. dat de zwarte personenauto voor verdachte slecht zichtbaar was, omdat die weinig contrasteert met het asfalt,
en dat, gelet op de onder a. tot en met d. genoemde feiten en omstandigheden niet gesteld kan worden dat verdachte het verkeersongeval heeft veroorzaakt. Kortom, er was (hooguit) sprake van een kort moment van onoplettendheid bij verdachte.
De verdediging verwijst daarbij naar een uitspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2008:BD0544), waaruit het volgende blijkt:
“Anders dan het Hof kennelijk heeft geoordeeld, kan uit de enkele omstandigheid dat verdachte, toen hij zich vergewiste van mogelijk naderend verkeer, de motorrijdster niet heeft gezien hoewel deze voor hem wel zichtbaar moet zijn geweest, niet volgen dat verdachte, zoals is bewezenverklaard “aanmerkelijk onoplettend en met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid heeft gereden”.
De verdediging geeft aan dat een dergelijke situatie ook in dit geval van toepassing is.
Beoordeling
Vast staat dat verdachte op 3 juni 2020 op de A15 te Ridderkerk met zijn vrachtwagen, een DAF, op rijstrook 3 reed. Ook staat vast dat hij van rijstrook wisselde en naar rijstrook 4 ging. Daarbij is verdachte met de rechter voorzijde van zijn vrachtwagen in aanrijding gekomen met de linker achterzijde van de op dat moment naast hem rijdende zwarte Ford personenauto, van getuige [naam getuige 2]. Door deze aanrijding kwam deze Ford voor de vrachtwagen terecht, ging de Ford over de overige rijstroken heen en kwam uiteindelijk op de links naast rijstrook 1 gelegen vluchtstrook tot stilstand. Tijdens dat draaien heeft [naam getuige 2] geen andere auto’s geraakt.
Een andere auto, een Mercedes Vito, week hierdoor uit, waardoor [naam slachtoffer] (verder: het slachtoffer) op zijn motor deze Mercedes niet meer kon ontwijken en tegen de linker achterzijde van de Mercedes botste. Het slachtoffer kwam hierdoor ten val, raakte zeer ernstig gewond en overleed korte tijd later.
Getuige [naam getuige 1] reed op rijstrook 4 met een snelheid van circa 90 kilometer per uur. Hij zag vanaf de andere bocht de vrachtwagen van verdachte komen op rijstrook 3. Verdachte zat met zijn vrachtwagen schuin links voor hem en had zijn knipperlicht naar rechts. Naast de vrachtwagen van verdachte zag getuige [naam getuige 1] een donkerkleurige personenauto rijden, naar achteraf bleek de Ford van getuige [naam getuige 2]. Getuige [naam getuige 1] zag de vrachtwagen van verdachte naar rechts richting de Ford gaan. Hij zag dat de vrachtwagen met de rechter voorzijde van de trekker de linker achterzijde van de Ford raakte. Hij zag ook dat de Ford iets naar rechts werd geduwd en dat de voorzijde van de auto naar links draaide en haaks voor de vrachtwagen kwam.
Verdachte reed die dag in een wat oudere vrachtwagen. Volgens de eigen verklaring van verdachte is de dode-hoek-spiegel niet optimaal af te stellen. Verdachte heeft geprobeerd deze spiegel meer naar buiten te draaien, zodat hij meer zicht had op wat er naast zijn vrachtwagen reed. Daarnaast blijkt uit de verkeersongevallenanalyse dat de zwarte kleur van de Ford weinig contrasteert met het asfalt. De Ford was hierdoor minder goed zichtbaar via de spiegel vanuit de hoge vrachtwagen. Tot slot heeft verdachte op zitting verteld dat hij kwam aanrijden bij het punt waar rijstrook 4 zich van rechts voegde bij de rijstroken 1 tot en met 3, en op het verkeer links van hem heeft gelet, omdat het daar vrij druk was. Daarna heeft hij in zijn spiegels naar rechts gekeken en zijn richtingaanwijzer naar rechts aangedaan.
Bij de vraag of sprake is van 'schuld' aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de WVW) komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan van en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij komt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Allereerst wordt vastgesteld dat verdachte aan het verkeer deelnam met een trekker met oplegger en als geschoold beroepschauffeur met 23 jaar ervaring. Van hem mag alleen al daarom een hoge mate van voorzichtigheid en zorgvuldigheid ten opzichte van andere verkeersdeelnemers worden verwacht, juist ook bij wisseling van rijstrook nadat er een rijstrook bijkomt. Op een dergelijke rijstrook kan immers verkeer rijden.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 3 juni 2020 op de A15 te Ridderkerk, terwijl hij van rijstrook wisselde, met zijn vrachtwagen tegen de Ford van [naam getuige 2] is gereden waardoor deze Ford over de overige rijstroken is gegaan. Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee vast dat het overige verkeer hierop niet tijdig kon anticiperen, waardoor het slachtoffer op zijn motor in aanrijding met een andere auto, de Mercedes Vito, is gekomen.
De rechtbank stelt ook vast dat verdachte voornamelijk naar het verkeer aan zijn linker zijde heeft gekeken en te weinig naar rechts heeft gekeken. Anders had verdachte de Ford van [naam getuige 2] eerder opgemerkt althans kunnen (en moeten) opmerken. De voertuigen zijn elkaar met ongeveer dezelfde snelheid genaderd, zodat geen sprake is van het plotseling verschijnen van de Ford in het verkeersbeeld. Er waren geen obstakels die het zicht op rijstrook 4 belemmerden. Aangenomen moet worden dat de omstandigheid dat verdachte voornamelijk oog voor de situatie op de weg links van hem heeft gehad, terwijl ondertussen rechts van hem de zwarte Ford was genaderd, tot gevolg heeft gehad dat verdachte de auto van [naam getuige 2] heeft gemist. Verdachte had evenwel op meerdere, ook eerdere, momenten naar rechts moeten kijken. Hij had steeds zicht moeten houden op het verkeer dat zich bevond op de rijstrook die zich daar op de A-15 aansloot. De rechtbank is daarom van mening dat er geen sprake is van een enkel moment van onoplettendheid.
Daarbij komt dat zeker van een vrachtwagenchauffeur als verdachte mag worden verwacht dat hij pas naar rechts gaat nadat hij afdoende zeker is dat de naastgelegen rijstrook vrij is. Een vrachtwagen heeft een zodanige massa dat een botsing – maar ook een licht contact – met een personenauto al heel snel leidt tot ernstige ongevallen. Dit gevaar heeft zich hier geopenbaard doordat de Ford als gevolg van het contact met de vrachtwagen plots de andere rijbanen kruiste, met alle verdere gevolgen van dien.
Verder speelt hierbij een rol dat verdachte er mee bekend was dat de dode-hoek-spiegel, die het zicht op de situatie naast zijn vrachtwagen moet geven, niet optimaal af te stellen was.
Het bovenstaande levert naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijke schuld op.
4.1.1.
Conclusie
Gelet op de hiervoor genoemde gedragingen en verkeersovertredingen van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag van verdachte in de zin van artikel 6 WVW, zodat hij schuld heeft aan het ongeval. Dit rijgedrag van verdachte heeft geleid tot de dood van het slachtoffer. Het primair ten laste gelegde feit zal daarom bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 3 juni 2020 te Ridderkerk als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto met oplegger), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A-15 links, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te rijden op die weg,
welk onoplettend, onvoorzichtig rijgedrag hierin heeft bestaan dat verdachte toen daar, terwijl op de rijstrook (direct) rechts van de rijstrook, waar hij, verdachte, reed, naast of vlak voor de vrachtauto van verdachte, een personenauto reed,
- zijn aandacht niet of onvoldoende op de rijstrook rechts van hem, verdachte, heeft gehouden en- (aldus) die rechts naast / vlak voor hem rijdende personenauto niet (tijdig) heeft opgemerkt en
- (vervolgens) een rijstrook naar rechts heeft gewisseld en
- (vervolgens) tegen die rechts naast / vlak voor hem, verdachte, rijdende personenauto is aangereden,
door welke aanrijding vervolgens een (andere) aanrijding volgde tussen aldaar rijdende voertuigen,
waardoor een ander (genaamd [naam slachtoffer]) werd gedood.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 3 juni 2020 te Ridderkerk een verkeersongeval veroorzaakt door zich in het verkeer aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te gedragen. Dit heeft tot de dood geleid van het slachtoffer en aldus onherstelbare, zeer ernstige en trieste gevolgen gehad.
Voor de nabestaanden van het slachtoffer heeft dit – ook blijkens de voorgelezen verklaring – enorme impact gehad en heeft dit logischerwijs nog steeds. Hoewel dit gevolg nooit de bedoeling is geweest van verdachte, leidt zijn verkeersgedrag ertoe dat dit hem strafrechtelijk wordt aangerekend.
Overigens heeft de rechtbank een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 september 2021 gezien, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor verkeersmisdrijven. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte vrachtwagenchauffeur van beroep is en om die reden sterk afhankelijk is van zijn rijbewijs. Een ontzegging van de rijbevoegdheid drukt daardoor aanzienlijk zwaarder op hem dan op de gemiddelde weggebruiker. Daarnaast heeft verdachte aangegeven dat hij na het ongeval zijn werkdagen heeft aangepast van 5 naar 3 dagen per week.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Gezien de ernst van het strafbare feit en de overige voornoemde omstandigheden zal de rechtbank een taakstraf opleggen. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Bij de bepaling van de duur van de taakstraf en bij het bepalen van de bijkomende straf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Daarbij heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting ter zake van artikel 6 WVW, zoals geformuleerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Bij aanmerkelijke schuld en gezien de dodelijke afloop, gaan de oriëntatiepunten uit van 240 uur taakstraf en 12 maanden
onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. De officier van justitie is bij zijn eis, in het voordeel van verdachte, afgeweken van de richtlijnen voor straftoemeting van het Openbaar Ministerie en heeft daarbij aangegeven op grond waarvan hij tot deze afwijking is gekomen. De officier van justitie heeft het geringe kleurcontrast van de auto met het asfalt en daarmee de verminderde zichtbaarheid voor verdachte in strafmatigende zin meegenomen. De rechtbank kan zich daarin vinden en vindt ook overigens het strafvoorstel van de officier van justitie passend. Om die reden zal de rechtbank de geëiste straf opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen van 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
200 (tweehonderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
100 (honderd) dagen;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
12 (twaalf) maanden, geheel voorwaardelijk,
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft gedurende de proeftijd;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. R.J.A.M. Cooijmans en F.J.E. van Rossum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.H. van der Wal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 3 juni 2020 te Ridderkerk en/of Barendrecht, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto met oplegger), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A-15 links, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de ten dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op die weg,
welk onoplettend, onvoorzichtig, onachtzaam en/of onzorgvuldig rijgedrag hierin heeft bestaan dat verdachte toen daar, terwijl op de rijstrook (direct) rechts van de rijstrook, waar hij, verdachte, reed, naast of vlak voor de vrachtauto van verdachte, een personenauto reed,
- zijn aandacht niet of onvoldoende op de rijstrook rechts van hem, verdachte, heeft gehouden en/of
- (aldus) een/die rechts naast / vlak voor hem rijdende personenauto niet (tijdig) heeft opgemerkt en/of
- (vervolgens) van / een rijstrook naar rechts heeft gewisseld en/of
- (vervolgens) tegen een/die rechts naast / vlak voor hem, verdachte, rijdende personenauto is gebotst / aangereden,
door welke aanrijding vervolgens een (andere) aanrijding / botsing volgde tussen aldaar rijdende voertuigen,
waardoor een ander (genaamd [naam slachtoffer]) werd gedood;
(Artikel art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 juni 2020 te Ridderkerk en/of Barendrecht, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (vrachtauto met oplegger), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg A-15 links, terwijl op de rijstrook (direct) rechts van de rijstrook, waar hij, verdachte, reed, naast of vlak voor de vrachtauto van verdachte, een personenauto reed,
- zijn aandacht niet of onvoldoende op de rijstrook rechts van hem, verdachte, heeft gehouden en/of
- (aldus) een/die rechts naast / vlak voor hem rijdende personenauto niet (tijdig) heeft opgemerkt en/of
- (vervolgens) van / een rijstrook naar rechts heeft gewisseld en/of
- (vervolgens) tegen een/die rechts naast / vlak voor hem, verdachte, rijdende personenauto is gebotst / aangereden,
door welke aanrijding vervolgens een (andere) aanrijding / botsing volgde tussen aldaar rijdende voertuigen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
(Artikel art 5 Wegenverkeerswet 1994)