ECLI:NL:RBROT:2021:11076

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 september 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
10/680115-13 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering in strafzaak met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 september 2021 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde, die eerder was veroordeeld door het Gerechtshof Den Haag op 1 april 2015 voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie, mr. H.A. van Wijk, had een ontnemingsvordering ingediend, maar deze werd afgewezen door de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat het ontnemingsdossier niet was aangevuld en dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet leidde tot toewijzing van de ontnemingsvordering. De verdediging, vertegenwoordigd door raadsvrouw mr. R. van den Hemel, pleitte voor niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, verwijzend naar het extreme tijdsverloop in de procedure. De rechtbank volgde echter het uitgangspunt van de Hoge Raad dat overschrijding van de redelijke termijn niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Uiteindelijk werd de ontnemingsvordering afgewezen, en de rechtbank stelde het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 26.322,-, met de verplichting voor de veroordeelde om dit bedrag aan de staat te betalen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/680115-13 (ontneming)
Datum uitspraak: 27 september 2021
Tegenspraak (gemachtigd raadsvrouw)

VONNIS

van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:

[naam veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum veroordeelde] te [geboorteplaats veroordeelde] ( [geboorteland veroordeelde] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres veroordeelde] ,
[postcode veroordeelde] [woonplaats veroordeelde] .
raadsvrouw mr. R. van den Hemel, advocaat te Dordrecht.
VOORAFGAANDE VEROORDELING
Bij arrest van het Gerechtshof Den Haag van 1 april 2015 is de veroordeelde veroordeeld wegens het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Van dat arrest is een kopie als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
VORDERING
De vordering van de officier van justitie, mr. H.A. van Wijk, strekt tot:
  • het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat op € 26.322,-;
  • het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel tot een bedrag van € 26.322,-.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 september 2021.
Voorafgaand aan de terechtzitting is namens de officier van justitie op 23 april 2021 een
e-mailbericht gestuurd naar de raadsvrouw van de veroordeelde. Daarin is vermeld dat de ontnemingszaak op de terechtzitting van 13 juni 2013 voor onbepaalde tijd is aangehouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de ontnemingsrapportage te completeren. Het ontnemingsdossier is echter nooit aangevuld en de in het dossier opgenomen berekening kan naar oordeel van de officier van justitie niet leiden tot toewijzing van de destijds aangebrachte ontnemingsvordering.
Gelet hierop en gelet op het tijdsverloop heeft de officier van justitie aangekondigd dat zij ter terechtzitting zal requireren tot afwijzing van de ontnemingsvordering.
STANDPUNT OFFICIER VAN JUSTITIE
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gerequireerd tot afwijzing van de ontnemingsvordering.
STANDPUNT VERDEDIGING
Bepleit is om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren, omdat het extreme tijdsverloop niet te wijten is aan de verdediging en er daardoor geen waarheidsvinding meer mogelijk is. De raadsvrouw verwijst naar een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 11 juni 2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:2903.
BEOORDELING
Uitgangspunt van de Hoge Raad is dat overschrijding van de redelijke termijn niet kan leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de strafvervolging. Het ontvankelijkheidsverweer kan dus niet slagen.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de ontnemingsvordering dient te worden afgewezen.
BESLISSING
De rechtbank:
wijst de ontnemingsvordering af.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. J.C. Tijink en E. IJspeerd, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 september 2021.