In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Eiseres had op 22 mei 2019 een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om openbaarmaking van documenten met betrekking tot een beleidsdocument van de gemeente Rotterdam. Het primaire besluit van 22 juli 2019 wees dit verzoek af. Na bezwaar verklaarde verweerder op 12 mei 2020 het bezwaar van eiseres gegrond, maar dit leidde tot een nieuw besluit op 23 juli 2021 waarin alsnog inhoudelijk op het Wob-verzoek werd beslist. De rechtbank oordeelde dat eiseres onvoldoende belang had bij de beoordeling van het eerste besluit, omdat verweerder in het tweede besluit alsnog inhoudelijk had beslist. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het eerste besluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het tweede besluit ongegrond. De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende onderzoek had gedaan naar de verzochte documenten en dat het niet inschakelen van een externe ICT-deskundige niet onterecht was. Eiseres werd in het gelijk gesteld voor de proceskosten, die op € 1.496,- werden vastgesteld.