In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een verzoek om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiseres had op 2 september 2019 verzocht om openbaarmaking van documenten met betrekking tot het beleidsdocument van de gemeente Rotterdam, maar haar verzoek werd door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het primaire besluit van 27 november 2019 het verzoek van eiseres als een verzoek om informatie heeft aangemerkt, en dat het bezwaar van eiseres tegen dit besluit op 12 mei 2020 gegrond is verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Tijdens de zitting op 7 oktober 2021 heeft de rechtbank de argumenten van eiseres en verweerder gehoord. Eiseres stelde dat het bestreden besluit geen inhoudelijke beoordeling bevatte en dat verweerder onvoldoende onderzoek had gedaan naar de ontbrekende documenten. De rechtbank oordeelde dat verweerder in een aanvullend besluit op 27 juli 2021 alsnog inhoudelijk op het Wob-verzoek had beslist, waardoor eiseres onvoldoende belang had bij de beoordeling van het eerdere bestreden besluit. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het eerste bestreden besluit niet-ontvankelijk.
Wat betreft het tweede bestreden besluit oordeelde de rechtbank dat verweerder voldoende onderzoek had gedaan naar de verzochte documenten en dat de stelling van eiseres dat een externe ICT-deskundige had moeten worden ingeschakeld niet werd gevolgd. De rechtbank concludeerde dat het beroep tegen het tweede bestreden besluit ongegrond was. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.496,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.