2.11.Afwikkeling van het huwelijksvermogensregime
2.11.1.Partijen zijn op 26 september 1998 te Bleiswijk op huwelijkse voorwaarden gehuwd. Deze houden kortgezegd in dat partijen met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Daarnaast zijn partijen een finaal verrekenbeding aangegaan.
2.11.2.De vrouw verzoekt:
A. de verdeling conform het verdelingsformulier vast te stellen althans tot afwikkeling van de huwelijke voorwaarden over te gaan, waaronder de afwikkeling van de eenvoudige gemeenschappen;
B. te bepalen dat de man de vrouw inzage geeft in de bankafschriften van zijn
privé-bankrekening bij de Rabobank met nummer [bankrekeningnummer 1], van zijn zakelijke bankrekening bij de Rabobank met nummer [bankrekeningnummer 2] en van de zakelijke bankrekening bij de ABN Amro bank met nummer [bankrekeningnummer 3] ten name van [naam bedrijf 1], primair vanaf 24 december 2018 tot 7 januari 2020, subsidiair van 7 juli 2019 tot 7 januari 2020;
C. te bepalen dat de man de vrouw inzage geeft in de bankafschriften en/of stortingsbewijzen van de huurpenningen van de beleggingspanden aan de [adres 1], de [adres 2] en de [adres 3] en [adres 4], primair vanaf 24 december 2018 tot heden, subsidiair van 7 januari 2020 tot heden;
D. te bepalen dat voor de waardering van de beleggingspanden als taxateur [naam bedrijf 2] benoemd wordt die binnen één maand nadat de beschikking wordt gegeven alle taxaties uitvoert en te bepalen dat de man zijn volledige medewerking aan de taxaties van deze beleggingspanden moet geven.
2.11.3.De man voert gemotiveerd verweer. Hij verzoekt de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden te bepalen zoals verzocht in randnummers 7 tot en met 23 van zijn verweerschrift op aanvullend verzoekschrift.
2.11.4.Partijen zijn in artikel 12 van de huwelijkse voorwaarden overeengekomen dat Nederlands recht van toepassing is. Gelet hierop komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over deze verzoeken.
Eenvoudige gemeenschappen
2.11.5.Tussen partijen staat vast dat de volgende eenvoudige gemeenschappen verdeeld moeten worden:
I. De inboedelgoederen;
II. Het saldo op de rekening bij de Rabobank op naam van partijen met nummer [bankrekeningnummer 4];
III. De woning aan de [adres 2].
2.11.6.Partijen hebben geen overeenstemming over de verdeling van deze eenvoudige gemeenschappen. Zij stellen over en weer onvoldoende om de verdeling vast te stellen. De rechtbank zal de wijze van verdeling gelasten, rekening houdende naar billijkheid zowel met de belangen van partijen als met het algemeen belang op grond van artikel 3:185 BW.
I. De inboedelgoederen
2.11.7.Partijen twisten over de verdeling van de inboedelgoederen. Het is de rechtbank niet bekend wat de omvang en samenstelling van de inboedel is, en ook niet welke waarde de inboedelgoederen vertegenwoordigen. Naar het oordeel van de rechtbank moeten partijen in onderling overleg tot een verdeling van de inboedelgoederen komen. Het meer of anders verzochte wordt afgewezen.
2.11.8.Partijen zijn het eens dat het saldo op 8 januari 2020 bij helfte gedeeld moet worden.
III. De woning aan de [adres 2]
2.11.9.Partijen zijn het erover eens dat ieder van hen in ieder geval recht heeft op de helft van de getaxeerde waarde van de woning. Op deze waarde moet de hypothecaire schuld bij de Rabobank van € 30.000,- in mindering worden gebracht. Partijen verschillen van mening over de vraag wie van hen de woning toebedeeld krijgt. Zij willen allebei deze woning toebedeeld krijgen. Voor de vrouw is het ook bespreekbaar om een andere woning op haar naam te laten stellen, te weten een woning die nu alleen op naam van de man staat. De vrouw wil namelijk liever een onroerende zaak bezitten dan geld van de man ontvangen. Voordat partijen hierover in overleg kunnen treden, moet de woning in de huidige (verhuurde) staat getaxeerd worden. Partijen verschillen van mening over de makelaar die de woning kan en mag taxeren. De rechtbank zal bepalen dat partijen zich tot [naam makelaar] moeten wenden (www.schep.nl). Dit betreft een NVM makelaar die is gespecialiseerd in het taxeren van landelijk en agrarisch vastgoed. Dit houdt in dat het verzoek van de vrouw hierboven genoemd onder D. wordt afgewezen.
2.11.10.Tevens zijn partijen het erover eens dat de huurpenningen uit de verhuur van deze woning over de periode van 8 januari 2020 tot de datum van toedeling van de woning aan een van partijen, bij helfte gedeeld moeten worden.
Conclusie ten aanzien van de eenvoudige gemeenschappen
2.11.11.De rechtbank zal hierna de wijze van verdeling van de eenvoudige gemeenschappen van de inboedelgoederen en de gezamenlijke bankrekening gelasten zoals omschreven onder rechtsoverwegingen 2.11.7 en 2.11.8.
2.11.12.De verdeling van de eenvoudige gemeenschap van de woning aan de [adres 2] wordt PRO FORMA aangehouden tot 1 juli 2021 in afwachting van de uit te voeren taxatie en de onderhandelingen tussen partijen naar aanleiding hiervan.
2.11.13.Partijen zijn in de huwelijkse voorwaarden, voor zover hier van belang, het volgende overeengekomen
“(…)
Artikel V
1. a. (…);
b. Indien het huwelijk van partijen wordt ontbonden door echtscheiding;
c. (…);
zal tussen partijen, dan wel hun erfgenamen worden afgerekend, alsof in het huwelijk van partijen de wettelijke gemeenschap van goederen heeft bestaan, zulks echter met uitzondering van het hierna in lid 2. bepaalde.
2. Het in lid 1. van dit artikel V bedoelde eindafrekeningsbeding geldt echter niet voor:
a. Betaalde premies als bedoeld in artikel III;
b. Alle goederen (zaken en rechten) en schulden, welke behoren tot een onderneming;
c. Een aanmerkelijk belang in een vennootschap, welk belang bestaat uit meer dan 50% van de aandelen.
(…)”.
2.11.14.In de huwelijkse voorwaarden zijn partijen geen peildatum voor het finale verrekenbeding overeengekomen. Op grond van artikel 1:142 lid 1 sub b BW wordt als peildatum het tijdstip van het indienen van het verzoekschrift gehanteerd, te weten
8 januari 2020.
Omvang van het te verrekenen vermogen
2.11.15.Tussen partijen is in geschil welke vermogensbestanddelen op de peildatum behoren tot het te verrekenen vermogen.
2.11.16.Partijen zijn het erover eens dat de volgende bestanddelen tot het te verrekenen vermogen behoren:
a. de echtelijke woning gelegen aan de [adres 5] op naam van de man;
b. de woning gelegen aan de [adres 1] op naam van de man;
c. de woningen gelegen aan de [adres 3] en [adres 4] op naam van de man;
d. het appartement in Polen op naam van de vrouw;
e. het saldo op de rekening bij de Rabobank met nummer [bankrekeningnummer 1] op naam van de man;
f. het saldo op de rekening bij de Rabobank met nummer [bankrekeningnummer 5] op naam van de man;
g. het saldo op de rekening bij de Rabobank met nummer [bankrekeningnummer 6] op naam van de vrouw;
h. het saldo op de internetspaarrekening bij de Rabobank met nummer [bankrekeningnummer 7] op naam van de vrouw;
i. de waarde van de beleggingsportefeuille bij de Rabobank met nummer [nummer] op naam van de man;
j. de huurpenningen ten aanzien van de woningen genoemd onder b. en c.;
k. de vier racefietsen op naam van de man;
l. de waarden van de kapitaalverzekeringen op naam van de man (hierna onder rechtsoverweging 2.11.22. nader te specificeren);
m. de Porsche Cayenne op naam van de man.
2.11.17.Partijen verschillen van mening of de volgende bestanddelen op de peildatum tot het te verrekenen vermogen behoren:
n. het saldo op de zakelijke rekening bij de Rabobank met nummer [bankrekeningnummer 2] ten name van [naam bedrijf 3];
o. het saldo op de zakelijke rekening bij de ABN Amro bank met nummer [bankrekeningnummer 3] ten name van [naam bedrijf 1]
2.11.18.De man heeft tijdens de mondelinge behandeling zijn verzoeken ten aanzien van het verrekenen van de rekening-courant schuld bij zijn onderneming en het verrekenen van de betaling of teruggave van de inkomstenbelasting 2020 ingetrokken. Verder is tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat de vorderingen op [naam] op de peildatum niet meer bestonden en dat de motor van het merk Harley-Davidson, de oldtimer van het merk Cadillac en de auto van het merk Mercedes niet tot het te verrekenen vermogen behoren.
De verzoeken van partijen ten aanzien van deze bestanddelen worden daarom afgewezen.
2.11.19.Partijen verschillen van mening over de vraag wie van hen de echtelijke woning toebedeeld krijgt. Gebleken is dat bestanddelen a. tot en met c. op naam van de man staan en dat bestanddeel d. op naam van de vrouw staat. Dit houdt in dat er, zoals al bij het verzoek ten aanzien van het voortgezet gebruik van de echtelijke woning is geoordeeld, ten aanzien van de echtelijke woning geen sprake is van een eenvoudige gemeenschap. De rechtbank kan de echtelijke woning dus niet toedelen aan een van partijen. De rechtbank zal de verzoeken van partijen die hierop zien dus afwijzen. De waarden van de echtelijke woning, de woningen genoemd onder de bestanddelen b. en c. en het appartement genoemd onder d. moeten gelet op het finaal verrekenbeding wel tussen partijen verrekend worden.
2.11.20.Partijen zijn het erover eens dat ieder van hen recht heeft op de helft van de getaxeerde waarden van de vier woningen en het appartement, omdat er geen hypothecaire geldleningen zijn verbonden aan deze woningen en het appartement. Partijen verschillen van mening over de vraag welke makelaar de vier woningen en het appartement kan en mag taxeren. De rechtbank is van oordeel dat de man zich ten aanzien van de vier woningen ook tot [naam makelaar] moet wenden. De man moet deze makelaar de opdracht geven om deze woningen in de huidige staat te taxeren.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw voor de taxatie van het appartement in Polen binnen twee weken na deze beschikking drie makelaarskantoren in Polen moet selecteren. Deze selectie moet zij vervolgens naar de man sturen. Na ontvangst daarvan kiest de man binnen één week uit die selectie de makelaar die het appartement gaat taxeren. De vrouw geeft deze makelaar vervolgens de opdracht om het appartement in de huidige staat te taxeren.
2.11.21.Partijen zijn het eens dat de saldi op de peildatum bij helfte gedeeld moeten worden.
2.11.22.Partijen zijn het erover eens dat ieder van hen gerechtigd is tot de helft van de
waarden van de beleggingsverzekering genoemd onder bestanddeel i. en de kapitaalverzekeringen (hierna te noemen) op de peildatum, te weten de verzekeringen bij:
- Reaal met polisnummer [polisnummer 1] ten name van de man;
- Reaal met polisnummer [polisnummer 2] ten name van de man;
- Reaal met polisnummer [polisnummer 3] ten name van de man;
- Nationale Nederlanden met polisnummer [polisnummer 4] ten name van de man;
- Nationale Nederlanden met polisnummer [polisnummer 5] ten name van de man;
- ASR met polisnummer [polisnummer 6] ten name van de man;
- ASR met polisnummer [polisnummer 7] ten name van de man;
- Aegon met polisnummer [polisnummer 8] ten name van de man;
- Aegon met polisnummer [polisnummer 9] ten name van de man;
- Delta Lloyd met polisnummer [polisnummer 10] ten name van de man.
2.11.23.De man heeft tijdens de mondelinge behandeling voorgesteld om de verzekeringen te splitsen. De vrouw heeft te kennen gegeven dat dit niet haar voorkeur heeft. Partijen kunnen deze mogelijkheid in hun onderhandelingen alsnog bespreken.
2.11.24.Partijen zijn het erover eens dat de huurpenningen uit de verhuur van de woningen genoemd onder de bestanddelen b. en c. over de periode van 8 januari 2020 tot de datum van verrekening van de waarde van deze woningen, bij helfte gedeeld moeten worden. Gelet op deze overeenstemming zal de rechtbank het verzoek van de vrouw genoemd onder C. afwijzen, omdat zij hier geen belang meer bij heeft.
2.11.25.Partijen verschillen van mening over de waarde van de racefietsen. De man moet binnen twee weken na deze beschikking drie fietsenmakers selecteren en deze selectie naar de vrouw sturen. Na ontvangst daarvan kiest de vrouw binnen één week uit die selectie een fietsenmaker die de vier racefietsen gaat taxeren. De man geeft deze fietsenmaker vervolgens de opdracht om de racefietsen in de huidige staat te taxeren.
2.11.26.Partijen zijn het erover eens dat de waarde van de Porsche Cayenne op peildatum € 30.000,- bedroeg en dat deze waarde bij helfte gedeeld moet worden.
2.11.27.De vrouw heeft onder B. verzocht te bepalen dat de man haar inzage geeft in de bankafschriften van deze bankrekeningen, omdat er een zodanige verwevenheid is tussen de saldi van deze bankrekeningen en de activa en passiva van de onderneming van de man, dat de vrouw recht en belang heeft bij inzage in de verzochte bankafschriften. Hierna kan zij bepalen of de saldi op deze rekeningen tot het te verrekenen vermogen behoren. De man voert verweer.
2.11.28.Zoals partijen tijdens de mondelinge behandeling te kennen is gegeven, zullen de beslissingen ten aanzien van de bestanddelen waarover partijen geen overeenstemming hebben PRO FORMA worden aangehouden tot 1 juli 2021 in afwachting van de onderhandelingen tussen partijen over de nog tussen hen in geschil zijnde punten. Wanneer partijen niet tot overeenstemming komen, moeten de advocaten van partijen uiterlijk op
1 juli 2021 de taxatierapporten in het geding brengen, onder opgave van de nog resterende geschilpunten.