12..Beslissing
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit op de dagvaarding met parketnummer 10-216578-20 heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten op de dagvaarding met parketnummer 10-216578-20 en het ten laste gelegde feit op de dagvaarding met parketnummer 10-250649-20, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
1 (één) jaar niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich op afspraken met Reclassering Nederland (MiddenNoord), zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met hem opnemen voor de eerste afspraak;
2. de veroordeelde laat zich behandelen door Forensisch Fact-team Oostvaarders,
of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
3. de veroordeelde verblijft in Kwintes of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de
reclassering voor hem/haar heeft opgesteld;
4. de veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak hij wordt gecontroleerd;
5. de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met aangever ( [naam aangever] , geboren [geboortedatum aangever] ), medeverdachte [naam medeverdachte] (geboren [geboortedatum medeverdachte] ) en [naam getuige] (geboren [geboortedatum getuige] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
6. de veroordeelde zal zich niet bevinden in de gemeente Rotterdam, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt. De veroordeelde werkt mee aan elektronische controle op dit locatieverbod;
7. de veroordeelde is op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met hem en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft de veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft betrokkene een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te
besteden. De veroordeelde werkt mee aan elektronische controle op dit locatiegebod;
8. de veroordeelde heeft de inspanningsverplichting voor het vinden van een zinvolle dagbesteding;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht elektronisch toezicht te houden op de naleving van de onder nummers 6 en 7 genoemde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de onder nummers 1 t/m 7 genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van drie jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen zich niet op te houden in de gemeente Rotterdam, gedurende de proeftijd;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht elektronisch toezicht te houden op de naleving hiervan en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 (één) week, met een totale duur van ten hoogste 6 (zes) maanden;
beveelt dat de maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. stk Wapen (Omschrijving: Browning) en
1. stk Onderdeel van (Omschrijving: vuurwapen);
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [naam benadeelde], via zijn gemachtigde mr. N. Stolk, advocaat te Rotterdam, te betalen een bedrag van
€ 2.500,- (zegge: tweeduizend vijfhonderd), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde] , te betalen
€ 2.500,-(hoofdsom,
zegge: tweeduizend vijfhonderd), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.500,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
50 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij de Dienst Vervoer en Ondersteuning, te betalen een bedrag van
€ 10,96 (zegge: tien euro en zesennegentig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 7 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst toe de vordering tot
herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling;
gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer is gelegd, groot
652 (zeshonderdentweeënvijftig) dagen, alsnog moet worden ondergaan.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. C. Laukens en D.F. Smulders, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
De dagvaarding met parketnummer 10-216578-20
1.
hij op of omstreeks 19 juni 2020 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam aangever]
opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
van korte afstand met een vuurwapen meerdere, althans een, kogel(s) op en/of in
de richting van voornoemde [naam aangever] heeft afgevuurd, waardoor voornoemde
[naam aangever] in zijn (linker)been is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 19 juni 2020 te Rotterdam,
op/aan de openbare weg, te weten (de kruising van) de Dijkstraat (met) en/of
de Oostzeedijk beneden, in elk geval op/aan een openbare weg,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een tas (merk
Louis Vuitton) met daarin
- meerdere, althans een, iPhones en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of
- een geldbedrag van € 600,- en/of
- een paspoort op naam van [naam aangever] en/of
- een identiteitskaart op naam van [naam aangever] en/of
- meerdere, althans een, sleutel(s) en/of
- meerdere, althans een, airpod(s) en/of
in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders
toebehoorde, te weten aan [naam aangever] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam aangever] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan
het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene
te verzekeren, door
- ( met kracht) aan de tas van voornoemde [naam aangever] te rukken en/of te trekken
- ( daarbij) aan voornoemde [naam aangever] de dreigende woorden toe te voegen:
"Geef me je tasje" en/of "Tasje, tasje, tasje", althans woorden van gelijke
dreigende aard en/of strekking en/of
- meerdere, althans een, vuurwapen(s) en/of een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp te tonen aan voornoemde [naam aangever] en/of voornoemd(e) vuurwapen(s)
en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd en/of op het
lichaam van voornoemde [naam aangever] te richten en/of te houden en/of
- van korte afstand met een vuurwapen meerdere, althans een, kogel(s) op en/of
in de richting van voornoemde [naam aangever] af te vuren, waardoor voornoemde
[naam aangever] in zijn (linker)been is geraakt;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 19 juni 2020 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[naam aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met
zware mishandeling, door
- meerdere, althans een, vuurwapen(s) en/of een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp te tonen aan voornoemde [naam aangever] en/of voornoemd(e) vuurwapen(s)
en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd en/of op het
lichaam van voornoemde [naam aangever] te richten en/of te houden en/of
- van korte afstand met een vuurwapen meerdere, althans een, kogel(s) op en/of
in de richting van voornoemde [naam aangever] af te vuren, waardoor voornoemde
[naam aangever] in zijn (linker)been is geraakt;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 25 augustus 2020 te Rotterdam,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Browning, type High Power, kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad
en/of
(voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4 van Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten, 7 kogelpatronen, kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad.
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
De dagvaarding met parketnummer 10-250649-20
hij in of omstreeks de periode van 05 mei 2020 tot en met 07 mei 2020 te Rotterdam,
opzettelijk en wederrechtelijk een RFID enkelband, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander, te weten aan Dienst Vervoer en Ondersteuning
toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)