ECLI:NL:RBROT:2021:10574

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
2 november 2021
Zaaknummer
ROT 21/740 en ROT 21/2152
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslagen marktgeld en de gevolgen van coronamaatregelen voor marktondernemers in Rotterdam

In deze zaak hebben eisers, beiden marktondernemers in Rotterdam, beroep ingesteld tegen de aanslagen marktgeld die hen zijn opgelegd voor het derde kwartaal van 2020. De rechtbank Rotterdam heeft op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan in de enkelvoudige kamer. De eisers waren van mening dat de aanslagen niet rechtmatig waren, gezien de coronamaatregelen die van invloed waren op hun bedrijfsvoering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanslagen zijn opgelegd op basis van de Verordening rechten markten 2020, die geen hardheidsclausule bevatte voor de coronaperiode. Hierdoor was de gemeente Rotterdam verplicht om de aanslagen op te leggen, aangezien er voor de eisers standplaatsen waren gereserveerd. De rechtbank oordeelde dat de eisers ontvankelijk waren in hun beroepen, maar dat de aanslagen rechtmatig waren. De rechtbank erkende de financiële moeilijkheden van de eisers door de coronamaatregelen, maar benadrukte dat het aan de gemeentelijke politiek was om de regels te wijzigen, niet aan de rechtbank. De beroepen van eisers zijn ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 21/740 en ROT 21/2152

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 oktober 2021 in de zaken tussen

[naam eiseres], eiseres,

en
[naam eiser], eiser,
samen: eisers,
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, verweerder,

gemachtigde: mr. S. van der Vlegel.

Procesverloop

Bij aanslagbiljet van 24 september 2020 heeft verweerder aan eiseres over het tijdvak 1 juli 2020 tot en met 30 september 2020 de volgende aanslagen marktgeld opgelegd:
Centrum-Dinsdag marktplaats 021 € 110,-;
Zondagsmarkt Binnenrotte martkplaats 011 € 390,-;
Zuid-Zaterdag marktplaats 045 € 165,-.
Bij aanslagbiljet van eveneens 24 september 2020 heeft verweerder aan eiser over het tijdvak 1 juli 2020 tot en met 30 september 2020 de volgende aanslagen marktgeld opgelegd:
Centrum-Dinsdag marktplaats 125 € 253,-;
Zuid-Woensdag marktplaats 009, 011 € 396,-;
Zuid-Zaterdag marktplaats 043 € 275,-.
Eiser en eiseres hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 16 maart 2021 (het bestreden besluit I), heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Bij uitspraak op bezwaar, eveneens gedagtekend 16 maart 2021 (het bestreden besluit II), heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiser heeft op 5 februari 2021 beroep ingesteld.
Eiseres heeft op 16 april 2021 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit II.
Het beroep van eiser is geregistreerd onder nummer ROT 21/740.
Het beroep van eiseres is geregistreerd onder nummer ROT 21/2152.
Verweerder heeft in beide zaken een verweerschrift ingediend.
Beide zaken zijn gezamenlijk behandeld op de zitting van 3 september 2021.
Eiser was daarbij aanwezig. Namens verweerder waren zijn gemachtigde en [naam 1], werkzaam bij de afdeling Invordering, aanwezig.
Overwegingen
1. De rechtbank stelt vast dat eisers in eerste instantie beroep hebben ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van 27 januari 2021. Hoewel deze op naam van eiser staat, is gebleken dat deze uitspraak van verweerder ging over het bezwaar van de zus van eiser, [naam 2]. Eiser heeft dus eigenlijk te vroeg beroep ingesteld, want op zijn bezwaar is pas op 16 maart 2021 een beslissing gekomen. In artikel 6:10, eerste lid en onder b van de Algemene wet bestuursrecht staat echter dat als eiser redelijkerwijs kon menen dat er al een uitspraak op zijn bezwaar was, hem niet kan worden tegengeworpen dat hij te vroeg beroep instelt. Dat is hier naar het oordeel van de rechtbank het geval. De uitspraak op bezwaar staat immers op naam van eiser en omdat zijn zus ongeveer dezelfde argumenten als eiser had aangevoerd, kon de inhoud ook gezien worden als een reactie op het bezwaar van eiser.
Kortom, eiser is ontvankelijk in zijn beroep tegen het bestreden besluit I.
Eiseres is eveneens ontvankelijk in haar beroep tegen het bestreden besluit II, zij heeft immers op 16 april 2021 beroep ingesteld.
Dit betekent dat de rechtbank naar de inhoud van de zaak kan kijken.
2. Eiser en eiseres hebben beiden marktkramen op de diverse markten in Rotterdam.
De aanslagen waar het hier om draait, gaan over het derde kwartaal van 2020. Eiser heeft ter zitting verklaard dat hiervoor geen restitutie is aangevraagd. Het gaat eisers om het vierde kwartaal.
Omdat het in deze procedure gaat om de aanslagen uit het derde kwartaal, kan de rechtbank niet toetsen of de aanslagen voor het vierde kwartaal rechtmatig zijn. Daartegen hadden eisers apart bezwaar moeten maken en daarna eventueel beroep in moeten stellen. Maar de gronden van eiser zijn op beide kwartalen toepasbaar en de rechtbank zal de gronden van eiser daarom wel bespreken.
3. De beroepsgronden van eisers houden samengevat in dat zij het er niet mee eens zijn dat er ondanks de coronamaatregelen reguliere aanslagen zijn opgelegd.
3.1
Verweerder heeft de aanslagen opgelegd op basis van de Verordening rechten markten 2020. Daarin staan onder meer de volgende artikelen:
Artikel 2 aanhef en onder a luidt als volgt:
Onder de naam ‘rechten markten’ worden rechten geheven ter zaken van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, bestaande uit het ter beschikking stellen van een staanplaats.
Artikel 3 aanhef en onder a luidt als volgt:
De rechten markten worden geheven van degene aan wie een staanplaats als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, ter beschikking is gesteld.
3.2
Uit deze artikelen volgt dat op het moment dat er voor eiser of eiseres een staanplaats wordt vrijgehouden, hij of zij over die periode marktgeld moet betalen. In de Verordening is geen hardheidsclausule opgenomen, ook voor de coronaperiode niet.
Dit betekent dat verweerder, nu vaststaat dat voor eisers standplaatsen zijn vrijgehouden, geen mogelijkheid heeft om het marktgeld kwijt te schelden of daarop een korting te geven. De Verordening is door de Gemeenteraad van Rotterdam vastgesteld en verweerder moet die uitvoeren. Verweerder kan de Verordening niet zelfstandig veranderen, het is aan de gemeentelijke politiek om de Verordening te veranderen of het marktgeld kwijt te schelden, dan wel daarop een korting te geven.
3.3
De rechtbank begrijpt en twijfelt er niet aan dat de coronaperiode voor eisers een ontzettend lastige periode is, zeker ook financieel, maar het is de taak van de rechtbank om aan de geldende regels te toetsen of de aanslagen opgelegd konden worden en dat is het geval. De rechtbank snapt ook het argument van eisers dat zij hun standplaats niet willen opgeven, omdat zij dan hun anciënniteit verliezen, maar ook dit kan er niet toe leiden dat verweerder de aanslagen niet mocht opleggen. Verweerder houdt zich aan de regels. De politiek is degene die de regels kan veranderen, de rechtbank kan dat niet afdwingen.
3.4
Eisers voeren verder dat de zondagsmarkt op de Binnenrotte zolang de coronamaatregelen gelden niet meer levensvatbaar is. Toeristen blijven weg en er zijn geen funshoppers meer.
Ook hiervoor geldt dat zolang er een standplaats wordt aangehouden en de markt wordt gehouden, er marktgeld betaald moet worden. Kwijtschelding is niet mogelijk.
3.5
Eisers betogen daarnaast dat de gemeente Rotterdam op de dagen dat eisers er niet waren hun plek tegen een meerprijs aan kooplieden die nog geen vaste plek hebben verhuurde. Of dit inderdaad is gebeurd is echter niet gebleken, de rechtbank kan eisers hierin daarom niet volgen.
4. Eisers voeren tot slot aan dat zij niet eerlijk behandeld zijn met het toebedelen van hun plaats op de markt. Daarnaast wil de gemeente Rotterdam van eiseres elke keer weer een medische verklaring zien. Hoewel de rechtbank begrijpt dat ook dit eisers dwars zit, kan dat niet in deze procedure over marktgeld aan de orde komen.
5. Dit betekent dat eisers geen gelijk krijgen. De beroepen zijn ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Monsma, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Noordegraaf, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 20 oktober 2021.
De rechter en de griffier zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).