ECLI:NL:RBROT:2021:10443

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 september 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
C/10/625028 / JE RK 21-2411
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 30 september 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder en vader van [naam kind] aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaten, mr. R.W. de Gruijl en mr. R.A.F. Jansen. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft het verzoek ingediend om de uithuisplaatsing van [naam kind] bij de vader te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De moeder verzet zich tegen deze plaatsing en heeft zorgen over de opvoedsituatie bij de vader, terwijl de vader en de GI van mening zijn dat [naam kind] bij de vader moet blijven wonen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] sinds 2017 bij de vader woont en dat er een omgangsregeling met de moeder is. Er zijn zorgen over de opvoedsituatie bij de vader, maar de betrokken hulpverlening heeft vastgesteld dat de vader in voldoende mate tegemoet kan komen aan de opvoedbehoeften van [naam kind]. De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de vader te verlengen tot 21 augustus 2022, in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind].

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/625028 / JE RK 21-2411
datum uitspraak: 30 september 2021

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2008 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 12 augustus 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken,
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 3 september 2021, ingekomen bij de griffie op 7 september 2021,
- het faxbericht met als bijlage een brief van oma moederszijde van mr. R.W. de Gruijl van 22 september 2021.
Op 30 september 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. R.W. de Gruijl, advocaat te Rotterdam,
- de vader, bijgestaan door mr. R.A.F. Jansen, advocaat te Rotterdam,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam].
[naam kind] is in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hier geen gebruik van gemaakt.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind] verblijft bij de vader.
Bij beschikking van 11 augustus 2020 is het juridische hoofdverblijf bepaald bij de moeder.
Bij beschikking van 12 augustus 2021 is [naam kind] onder toezicht gesteld tot 21 augustus 2022.
Op de zitting van 12 augustus 2021 is gebleken dat de GI per abuis geen verlenging machtiging tot uithuisplaatsing bij vader heeft aangevraagd. De moeder verzet zich tegen de plaatsing van [naam kind] bij de vader. Reden waarom de kinderrechter ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de vader met gezag heeft verleend tot 2 oktober 2021, waarbij het verzoek voor het overige verzochte is aangehouden. Partijen zijn zo in de gelegenheid gesteld nadere stukken in te dienen zonder dat de verblijfplaats van [naam kind] op voorhand verandert.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft verzocht de uithuisplaatsing van [naam kind] bij de vader te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.

Het standpunt van de GI

De GI handhaaft ter zitting haar verzoek en licht het als volgt toe. Het Kennis- en Service Centrum voor Diagnostiek (hierna: KSCD) heeft geadviseerd de hoofdverblijfplaats van [naam kind] bij de vader te laten zijn. De GI is van mening dat [naam kind] bij de vader moet blijven wonen. De moeder staat niet achter de plaatsing van [naam kind] bij de vader, maar heeft niet mee willen werken aan een nieuw KSCD-onderzoek. De GI is van mening dat er een nieuw KSCD-onderzoek nodig is om de huidige situatie beter in beeld te krijgen. Door de onrust die er nu is kan [naam kind] niet toekomen aan zijn eigen ontwikkeling. Er is bij [naam kind] sprake van een loyaliteitsconflict. [naam kind] zoekt bij de vader de grenzen op en dwingt af om naar zijn moeder te gaan. Iedere keer dat [naam kind] ruzie heeft met zijn vader belt hij moeder op en de moeder belt vervolgens de politie. Het is voor [naam kind] van belang dat er zeer spoedig duidelijkheid gaat komen over zijn perspectief en waar hij tot volwassenheid op zal groeien. Het wijkteam is betrokken, zij zijn van mening dat er in de thuissituatie bij de vader in voldoende mate wordt toegekomen aan de opvoedbehoeften van [naam kind]. De komende periode zal benut worden om het perspectief waar [naam kind] tot meerderjarigheid gaat opgroeien duidelijk te maken. Ook de rol van de moeder zal hierin bepaald moeten gaan worden en hoe en op welke wijze moeder betrokken kan blijven bij [naam kind]. De GI hoopt daarnaast samen met ouders te kunnen kijken hoe zij de situatie voor [naam kind] kunnen verbeteren.

Het standpunt van belanghebbenden

Namens en door de moeder wordt opgemerkt dat zij zich niet kan verenigen met het verzoek. Er is sprake van een langlopende machtiging, [naam kind] woont al vier jaar bij de vader. De moeder maakt zich zorgen over de opvoedsituatie bij de vader. Er is sprake van hoogoplopende spanningen tussen [naam kind] en de vader. Er zijn regelmatig incidenten bij de vader thuis, waarbij [naam kind] de moeder in paniek opbelt. De incidenten bij de vader volgen elkaar steeds vaker op. Het laatste incident dateert van 27 september 2021, [naam kind] belde de moeder wederom in paniek op waarna de moeder de politie heeft opgebeld. De politie is ter plaatse gegaan en heeft de situatie gesust. De moeder ziet het liefst dat [naam kind] bij de vader wordt weggehaald. Zij ziet ieder weekend een kind dat overstuur, overspannen en uitgeput is. [naam kind] heeft het bij de vader niet naar zijn zin. Er is sprake van een brede omgangsregeling, waarbij de moeder [naam kind] ieder weekend ziet en de helft van alle vakanties. De omgangsweekenden bij de moeder verlopen wel goed. De frustratie en ruzies die de moeder op afstand waarneemt bij de vader, doen zich niet voor in de thuissituatie bij de moeder. Er is bij [naam kind] sprake van een overgewicht. De moeder ziet dat daar in de thuissituatie bij de vader niets aan wordt gedaan. De moeder vindt het belangrijk dat er hulpverlening komt voor [naam kind]. Het is voor de situatie niet helpend dat inmiddels de vierde jeugdbeschermer betrokken is. De moeder wil dat [naam kind] zo snel mogelijk bij haar wordt geplaatst. Zij vindt het in het belang van [naam kind] dat het onderhavige verzoek wordt afgewezen.
De vader deelt, deels bij monde van zijn advocaat, mee het eens te zijn met het verzoek.
Kennelijk wordt er van [naam kind] verwacht dat hij ieder jaar partij kiest voor zijn moeder of vader. De vader beschikt over voldoende opvoedvaardigheden en doet zijn best. De moeder wil zich er niet bij neerleggen dat het perspectief van [naam kind] bij de vader ligt. Zij blijft zich verzetten waardoor zij onbewust aan [naam kind] blijft trekken en hij daardoor al drie jaar in een loyaliteitsconflict verkeert. [naam kind] zit klem tussen de ouders. Iedere keer dat [naam kind] na een ruzie met vader zijn moeder opbelt, belt zij de politie zodat hij naar moeder kan. Het is van belang dat het perspectief van [naam kind] juridisch wordt vastgelegd en er rust komt. De moeder geeft aan dat zij de zorg voor [naam kind] kan dragen, de Raad voor de Kinderbescherming ziet echter geen reden om aan te nemen dat het bij de moeder anders zal zijn. Het perspectief van [naam kind] ligt niet bij moeder. Het is van belang dat [naam kind] duidelijkheid krijgt omtrent zijn perspectief. Daarbij is het ook belangrijk dat de het gedrag van de moeder verandert, omdat [naam kind] daar aan onderdoor gaat. Gezien wordt dat [naam kind] steeds verder afglijdt. Als de moeder gaat inzien dat het perspectief van [naam kind] bij de vader ligt zal dit voor rust zorgen. De GI zal moeten overwegen of zij de moeder een schriftelijke aanwijzing zal geven of de Raad voor de Kinderbescherming gaan verzoeken om onderzoek te doen naar een gezags-
beëindigende maatregel. De vader is blij met de hulpverlening die hij krijgt. Dat neemt niet weg dat de vader alle zeilen dient bij te zetten om [naam kind] een verzorging en opvoeding te bieden die aansluit op zijn behoeften.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [naam kind] sinds 2017 bij de vader woont en een omgangsregeling heeft met de moeder. Er is in 2019 door het KSCD geadviseerd om het perspectief van [naam kind] bij de vader te bepalen. De moeder staat niet achter de plaatsing van [naam kind] bij de vader. Een nieuw KSCD-onderzoek om de huidige situatie beter in beeld te krijgen is echter niet van de grond gekomen, omdat de moeder hier niet aan mee wil werken. Er is momenteel geen aanleiding te veronderstellen dat de oorspronkelijke gronden voor het negatieve advies voor plaatsing bij de moeder voldoende zijn verbeterd. De samenwerking en communicatie tussen de ouders verloopt zeer moeizaam, waardoor [naam kind] klem zit tussen de ouders. Daarnaast laat hij gedragsproblemen zien op school. Hoewel er ook zorgen zijn over de opvoedsituatie bij de vader, met name ten aanzien van het gedrag van [naam kind] en conflicten tussen [naam kind] en de vader, is door de betrokken hulpverlening vastgesteld dat de vader in voldoende mate tegemoet kan komen aan de opvoedbehoeftes van [naam kind]. Ook de Raad voor de Kinderbescherming staat na een tussentijdse toets achter de plaatsing van [naam kind] bij de vader. Het is belangrijk dat [naam kind] emotionele toestemming van de moeder krijgt voor de situatie zoals die nu is. Ook is het van belang dat de ouders vertrouwen krijgen in elkaars opvoeding en er rust komt voor [naam kind]. Illustratief voor het wantrouwen en de onrust is het door de moeder aangehaalde incident waarbij door de moeder de politie is gebeld. De kinderrechter begrijpt dat het voor de moeder lastig is om ’s avonds [naam kind] overstuur aan de telefoon te hebben, maar zij moet vertrouwen hebben in de grenzen die de vader aan [naam kind] stelt. Ook als die anders zijn dan de grenzen van de moeder. Door de politie te bellen en aan de lijn te blijven met [naam kind] na een ruzie over telefoongebruik wordt de onrust op dat moment vergroot in plaats van kleiner gemaakt. Het is niet voor niets dat de politie naderhand een gesprek heeft gevoerd met [naam kind] dat dit geen manier van doen is. Het is aan de GI om een standpunt in te nemen en duidelijkheid te scheppen.
Uit het voorgaande volgt dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de vader met gezag tot 21 augustus 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2021 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 26 oktober 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.