ECLI:NL:RBROT:2021:10368

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
C/10/606697 / HA ZA 20-1022
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over aansluiting op middenspanningsnet en exoneratiebeding in algemene voorwaarden

In deze zaak, uitgesproken op 13 oktober 2021 door de Rechtbank Rotterdam, is er een geschil ontstaan tussen de besloten vennootschap Nieuwenhuizen Daandels Bouw B.V. (NDB) en Stedin Netbeheer B.V. (Stedin) over de aansluiting op het middenspanningsnet voor een nieuwbouwproject. NDB vordert schadevergoeding van Stedin, omdat de elektriciteitsaansluiting niet tijdig en niet op de afgesproken wijze is gerealiseerd. Stedin heeft de aansluiting op het 23kV-net gerealiseerd in plaats van het 10kV-net, zoals aanvankelijk overeengekomen. NDB stelt dat deze wijziging heeft geleid tot extra kosten en schade, waaronder kosten voor het aanpassen van de transformator en huur van een noodstroomaggregaat.

Stedin beroept zich op een exoneratiebeding in haar algemene voorwaarden, waarin staat dat zij slechts aansprakelijk is voor schade die het gevolg is van opzet of grove schuld. De rechtbank oordeelt dat het exoneratiebeding niet onredelijk bezwarend is en dat er geen sprake is van grove schuld aan de zijde van Stedin. De rechtbank wijst de vordering van NDB tot schadevergoeding, met uitzondering van een erkend bedrag van € 13.100,00 voor de wijziging van de transformator, af. In reconventie vordert Stedin betaling van onbetaalde facturen door NDB, die NDB niet heeft voldaan. De rechtbank oordeelt dat NDB deze facturen moet betalen, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten.

De rechtbank concludeert dat Stedin zich kan beroepen op het exoneratiebeding en dat NDB aansprakelijk is voor de onbetaalde facturen. De proceskosten worden toegewezen aan de zijde van de in het ongelijk gestelde partij.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/606697 / HA ZA 20-1022
Vonnis van 13 oktober 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NIEUWENHUIZEN DAANDELS BOUW B.V.,
gevestigd te Uden,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P. Koeslag te Schijndel,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEDIN NETBEHEER B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M. Trimbos-Hartman te Rotterdam.
Partijen zullen hierna NDB en Stedin genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 oktober 2020, met producties 1 tot en met 22,
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, met producties 1 tot en met 9,
  • de brieven van de rechtbank aan partijen van 9 februari 2021, waarbij partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling,
  • de zittingsagenda van 22 april 2021,
  • de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte wijziging van eis in conventie van 27 mei 2021,
  • de akte overlegging producties van Stedin, met producties 10 tot en met 13,
  • de door NDB per e-mails van 27 mei 2021 te 11.13 uur en 11.28 uur overgelegde stukken ten behoeve van de mondelinge behandeling,
  • de mondelinge behandeling van 27 mei 2021,
  • de spreekaantekeningen van NDB,
  • de spreekaantekeningen van Stedin.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
NDB is een aannemingsbedrijf. Zij heeft ten behoeve van de nieuwbouw van het bedrijfspand aan de [adres] (hierna: het bedrijfspand) werkzaamheden verricht.
2.2.
In oktober 2018 is De Wit Totaal E-techniek (hierna: De Wit), een onderaannemer van NDB, in contact getreden met Stedin over het realiseren van een elektriciteitsaansluiting op het terrein van het bedrijfspand ten behoeve van laadpalen voor elektrische auto’s.
2.3.
Een e-mail van Stedin aan De Wit van 30 november 2018 luidt voor zover hier van belang:
“(…) Wij zijn technisch druk bezig e.e.a. voor te bereiden. Werk is intern besproken met Assetmanagement & projectleider uitvoering. Er wordt nu gekeken of wij op de 23kV aansluiten of 10kV zodra dat duidelijk is krijg je een offerte (…)”.
2.4.
Op 24 december 2018 heeft Stedin aan De Wit een offerte toegezonden. Deze offerte luidt voor zover hier van belang:
“(…)
(…)
(…)”.
Bij deze offerte was de volgende tekening gevoegd:
2.5.
De “Algemene voorwaarden voor het uitvoeren van werkzaamheden en het verlenen van diensten” van Stedin (hierna: de algemene voorwaarden) luiden voor zover hier van belang:
“(…)
Artikel 8 – Prijs en betaling
(…)
6. (…) Bezwaren tegen de factuur schorten de betalingsverplichting van Opdrachtgever niet op. Opdrachtgever is niet gerechtigd de hem in rekening gebrachte bedragen te korten c.q. te verrekenen met enig bedrag dat Opdrachtgever meent van Opdrachtnemer te vorderen te hebben (…).
(…)
Artikel 11 – Aansprakelijkheid
1. Onverminderd het bepaalde in de volgende leden van dit artikel, is Opdrachtnemer jegens Opdrachtgever slechts aansprakelijk voor de door Opdrachtgever geleden schade indien deze schade een rechtstreeks gevolg is van opzet of grove schuld van opdrachtnemer, zijn werknemers dan wel andere personen die door Opdrachtnemer worden ingeschakeld bij de uitvoering van de Werkzaamheden en voor wie Opdrachtnemer aansprakelijk is.
2. Opdrachtnemer is nimmer gehouden tot vergoeding van gevolgschade, vertragingsschade en bedrijfsschade, daaronder mede begrepen winst- en/of
inkomstenderving, en tot vergoeding van andere indirecte schade.
(…)”.
2.6.
Op 11 januari 2019 heeft NDB het bij de offerte (zie 2.4) gevoegde opdrachtformulier van Stedin ondertekend en teruggestuurd naar Stedin. Dit opdrachtformulier luidt voor zover hier van belang:
“(…) Hiermee gaat u akkoord met de inhoud van de offerte, waaronder de daarin genoemde voorwaarden.
(…)
Let op:
• Na ontvangst van dit opdrachtformulier ontvangt u van Stedin een opdrachtbevestiging. Daarna hebben wij met u overleg over de planning van de werkzaamheden;
• De doorlooptijd is afhankelijk van het verkrijgen van vergunningen en/of toestemmingen, de levertijd van materialen en de technische voorbereiding.
• De werkzaamheden kunnen pas starten in april i.v.m. dijksluiting .
(…)”.
2.7.
Een e-mail van Stedin aan De Wit van 23 maart 2019 luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Als eerste wil ik namens Stedin excuses aanbieden richting de klant dat er niet goed gecommuniceerd was tijdens intake fase.
Jullie aansluiting moeten we gaan maken vanaf 23kv MS net.
10kv MS net is vol. Er kunnen geen aansluitingen erbij.
Wat zijn consequenties i.v.m. dat jullie nu weten dat er aansluiting op 23kv MS net wordt aangesloten?
(…)”.
2.8.
Een e-mail van De Wit aan Stedin van 29 april 2019 luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Aansluitend bij ons gezamenlijke constructieve gesprek van vorige week woensdag doe ik u conform onze afspraak een kostenoverzicht toekomen.
1. Wijziging trafo l0kV naar 23kV:
Zoals in ons gesprek aangeven hebben wij de transformator besteld op basis van de bij de offerte gevoegde tekening waaruit duidelijk bleek dat we te maken hadden met een l0kV aansluiting.
Nadat ik van u vernomen had dat het echt een 23kV trafo moest zijn heb ik de bestelling bij LV Trading omgezet.
De meerkosten voor deze wijziging bedragen € 4.500,= excl. BTW

2..Huur noodstroomaggregaat:

Daarnaast heb ik in het gesprek aangeven dat er in het voortraject nadrukkelijk is gecommuniceerd dat de aansluiting in week 17/2019 gereed dient te zijn.
Deze datum viel later dan de ingebruikname van het pand waardoor de opdrachtgever genoodzaakt was om een aggregaat te huren.
(…)

3..Eenmalige installatie kosten AK250 aansluiting:

In ons gesprek hebben we gezien de te verwachte lange doorlooptijd als overweging meegeven om het pand tijdelijk aan te sluiten op een 3x250A aansluiting.
De opdrachtgever is dan gedurende deze periode begrensd in zijn gebruik maar deze oplossing is voor hem gedurende deze overbruggingsperiode acceptabel.
Mocht u overwegen om deze aansluiting als tussenoplossing aan te leggen dan moet u wel rekenen op circa € 4.500,= excl. BTW aan installatiekosten voor onze werkzaamheden.
(…)”.
2.9.
Een e-mail van Stedin aan De Wit van 15 mei 2019 luidt voor zover hier van belang:
“(…) Stedin gaat kosten vergoeden van wijziging van trafo. Wat betreft kosten van noodstroom aggregaat die kan ik niet vergoeden (…).
Installatie kosten van tijdelijke aansluiting van installateur die onderzoek loopt nog intern.
Wat betreft tijdelijke aansluiting 3x250A uit dichtbij zijne trafostation die terugkoppeling moet ik nog terug krijgen van afdeling grondzaken.
Ik ga morgen nogmaals aangeven bij hun dat behoorlijke spoed achter zit.
Daarbij nog ga ik zelf nog informeren bij GW Rotterdam.
(…)”.
2.10.
Op 12 juli 2019 heeft Stedin een tijdelijke aansluiting gerealiseerd.
2.11.
Een brief van Stedin aan de (voormalig) advocaat van NDB van 13 september 2019 luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Op grond van het voorgaande is Stedin niet aansprakelijk en komt de door u gestelde schade dus niet voor vergoeding in aanmerking. Ondanks dat beide partijen verschillen over de reden van de vertraging, is Stedin echter bereid om geheel onverplicht en uit coulance-overwegingen u gedeeltelijk tegemoet te komen in de geleden schade.
(…) Dit coulance aanbod is 14 dagen na dagtekening van deze brief geldig. Wanneer u ervoor kiest om een gerechtelijke procedure te starten vervalt dit uit coulance gedane aanbod (…)”.
2.12.
Op 9 april 2020 heeft Stedin de definitieve aansluiting gerealiseerd.
2.13.
NDB heeft de volgende twee facturen, die Stedin naar haar heeft verstuurd voor haar werkzaamheden, onbetaald gelaten:
Factuur 5111/59517948 van 12 maart 2020 ad € 24.782,71
Factuur 5111/59523102 van 28 augustus 2020 ad € 12.391,34

3..Het geschil

in conventie

3.1.
NDB vordert na wijziging van eis bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Stedin te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan NDB te betalen:
1) een bedrag van € 73.452,59, althans een door de rechtbank vast te stellen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 september 2019, althans een door de rechtbank vast te stellen datum, tot aan de dag der algehele voldoening,
2) de buitengerechtelijke kosten,
3) de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf de 15e dag vanaf het vonnis,
4) de nakosten, zijnde € 157,00 danwel € 239,00 indien betekening van het vonnis plaatsvindt.
3.2.
NDB legt hieraan – kort gezegd – ten grondslag dat Stedin toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst met NDB tot het realiseren van de onder 2.2 bedoelde elektriciteitsaansluiting. NDB was met Stedin overeengekomen dat deze elektriciteitsaansluiting uiterlijk in week 17 van 2019, althans binnen 18 weken na indiening van het verzoek tot aansluiting, zou worden gerealiseerd. De (aanvankelijk tijdelijke en later definitieve) aansluiting is veel later gerealiseerd. Anders dan vermeld in de offerte, heeft de aansluiting namelijk niet op het 10Kv-net plaatsgevonden, maar op het 23kV-net. Hierdoor heeft NDB schade geleden. Deze schade bestaat uit de kosten in verband met aanpassingen van de trafo op het 23kV-net, extra installatiekosten, kosten voor het ombouwen van de trafo van een tijdelijke naar een definitieve aansluiting, kosten voor het noodstroomaggregaat en de kosten van de projectleider van NDB.
3.3.
Stedin voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde met veroordeling van NDB, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten en de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen van bedoelde termijn voor voldoening.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Stedin vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, NDB te veroordelen:
1) tot betaling van de facturen alsmede de wettelijke rente vanaf 6 november 2020 tot aan de datum van gehele voldoening,
2) in de proceskosten en de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na betekenig van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen van bedoelde termijn voor voldoening.
3.6.
Stedin legt hieraan – kort gezegd – ten grondslag dat NDB de facturen voor het realiseren van de aansluiting niet heeft voldaan. Daarnaast is NDB incassokosten verschuldigd.
3.7.
NDB voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde met veroordeling van Stedin, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

in conventie

4.1.
NDB heeft op 27 mei 2021 haar eis gewijzigd. Op grond van artikel 130 Rv is de eiser bevoegd zijn eis te wijzigen zolang de rechtbank nog geen eindvonnis heeft gewezen. De eiswijziging is dan ook tijdig gedaan. Nu Stedin geen bezwaar heeft gemaakt tegen deze eiswijziging en de rechtbank deze ook niet ambtshalve in strijd met de goede procesorde acht, zal de rechtbank recht doen op de gewijzigde eis, zoals deze hiervoor reeds is weergegeven (zie 3.1).
4.2.
Partijen twisten over de vraag of Stedin jegens NDB aansprakelijk is voor de door NDB gestelde schade als gevolg van de volgens NDB te late oplevering van de elektriciteitsaansluiting door Stedin. De schade van Stedin bestaat, zo stelt zij, uit de kosten in verband met het wijzigen van de trafo van in totaal € 13.100,00, de kosten van het noodstroomaggregaat van per saldo € 55.970,59 en de kosten van de projectleider van NDB van € 4.382,00.
Kosten wijzigen trafo
4.3.
Stedin heeft ter zitting verklaard dat de vordering van NDB op dit punt tussen partijen niet in geschil is en dat zij bereid is het bedrag van € 13.100,00 aan kosten voor het wijzigen van de trafo te vergoeden. Deze vordering is daarom als niet betwist toewijsbaar.
4.4.
Ten aanzien van de overige vorderingen oordeelt de rechtbank als volgt.
Algemene voorwaarden
4.5.
Stedin voert onder meer het verweer dat, als de rechtbank zou oordelen dat NDB aanspraak kan maken op schadevergoeding, de vordering daartoe niet toewijsbaar is gelet op artikel 11 lid 1 en 2 van de algemene voorwaarden.
Andere opdracht?
4.6.
NDB voert primair aan dat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn, omdat Stedin een andere opdracht heeft uitgevoerd dan aangenomen. Stedin heeft een aansluiting gerealiseerd op het 23kV-net, terwijl zij de opdracht heeft aangenomen om een aansluiting te realiseren op het 10kV-net. Stedin betwist dat.
4.7.
Vaststaat dat de overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen op basis van de door Stedin aan NDB verstrekte offerte van 24 december 2018 (zie 2.4). In die offerte is vermeld dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn en op het opdrachtformulier is voorgedrukt dat de opdrachtgever daarmee akkoord gaat (zie 2.6). Tussen partijen is niet in geschil dat NDB de betreffende opdracht zonder discussie op dit punt heeft verstrekt. Daarmee is de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Stedin rechtsgeldig overeengekomen.
4.8.
De geoffreerde werkzaamheden betroffen
“elektriciteitsaansluiting van 631 kVA t/m 1000 kVA, met mogelijkheid voor levering op laagspanning, exclusief transformator en bouwkundige voorzieningen”(zie 2.4). In de toelichting op de offerte is vermeld:
“De werkzaamheden betreffen het aanleggen van een middenspanning elektriciteit aansluiting met een capaciteit tot 1000 kVA (…)”.Tussen partijen is niet in geschil dat er diverse middenspanningsnetten zijn, waaronder het 10 kV-net en het 23 kV-net. Voor zover NDB al op basis van uitlatingen van Stedin mocht verwachten dat de aansluiting zou plaatsvinden op het 10 kV-net, is naar het oordeel van de rechtbank met de aansluiting op het 23 kV-net geen nieuwe overeenkomst tot stand gekomen. De opdracht was immers: het aanleggen van een middenspanning elektriciteit aansluiting.
4.9.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de algemene voorwaarden op de rechtsverhouding tussen partijen van toepassing zijn.
Kleinverbruikersuitzondering
4.10.
Artikel 11 van de algemene voorwaarden van Stedin bepaalt – voor zover hier van belang – dat Stedin jegens NDB slechts aansprakelijk is voor de door NDB geleden schade, indien deze schade een rechtstreeks gevolg is van opzet of grove schuld van - kort gezegd - Stedin (lid 1) en dat Stedin nooit gehouden is tot vergoeding van gevolgschade, vertragingsschade en bedrijfsschade en andere indirecte schade (lid 2). Tussen partijen is in geschil of – zoals NDB stelt – dit exoneratiebeding onredelijk bezwarend is en daarom vernietigd moet worden.
4.11.
Ter onderbouwing van haar standpunt dat artikel 11 van de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is, wijst NDB op artikel 26a lid 5 Elektriciteitswet 1998 (hierna: Ew). Op grond van deze bepaling zijn de artikelen 6:236 en 6:237 BW mede van toepassing op voorwaarden in overeenkomsten met afnemers als bedoeld in artikel 95a lid 1 Ew, die rechtspersoon zijn of handelen in de uitoefening van beroep of bedrijf, ook aangeduid als kleinzakelijke verbruikers.
Op grond van artikel 6:237 aanhef en onder f BW wordt een in de algemene voorwaarden voorkomend beding dat de gebruiker of een derde geheel of ten dele bevrijdt van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding vermoed onredelijk bezwarend te zijn.
4.12.
Naar het oordeel van de rechtbank kan NDB voor wat de onderhavige opdracht geen rechten ontlenen aan artikel 26a lid 5 Ew en – in het verlengde daarvan – artikel 6:237 BW. Tussen partijen is immers niet in geschil dat de elektriciteitsaansluiting waartoe NDB opdracht heeft gegeven groter is dan 3x80A en dat deze aansluiting kwalificeert als een grootverbruikaansluiting. De omstandigheid dat NDB zelf geen afnemer van elektriciteit van meer dan 3x80A is, maakt dat niet anders. Het gaat immers om de aansluiting waartoe zij opdracht heeft gegeven.
4.13.
Ter zitting heeft NDB nog aangevoerd dat Stedin haar aansprakelijkheid niet kan uitsluiten, omdat zij een monopolist is. De rechtbank begrijpt dat NDB zich hiermee op het standpunt stelt dat artikel 11 van de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is in de zin van artikel 6:233 aanhef en onder a BW, omdat Stedin de enige partij is die de betreffende aansluitingen op het elektriciteitsnet verzorgt en dat artikel 11 van de algemene voorwaarden feitelijk tot gevolg heeft dat Stedin in het geheel niet kan worden aangesproken op het niet binnen de wettelijke termijn realiseren van deze aansluitingen.
4.14.
Het betoog van NDB treft geen doel. Stedin heeft er – onweersproken – op gewezen dat zij op grond van het wettelijk systeem slechts een deel van de kosten van de aansluiting aan NDB in rekening heeft kunnen brengen. Een groot deel van de kosten is voor haar eigen rekening gebleven. Gelet daarop en in aanmerking nemend dat, zoals Stedin terecht stelt, Autoriteit Consument en Markt al dan niet op basis van een verzoek om handhaving kan optreden tegen het niet binnen de wettelijke termijn realiseren van deze aansluitingen, is het naar het oordeel van de rechtbank niet onredelijk (of ongebruikelijk in het zakelijk verkeer) dat Stedin aansprakelijkheid voor schade als bedoeld in artikel 11 uitsluit. Aldus acht de rechtbank artikel 11 van de algemene voorwaarden van Stedin niet onredelijk bezwarend.
Grove schuld
4.15.
NDB stelt voorts dat Stedin geen beroep toekomt op de aansprakelijkheidsbeperking in artikel 11 lid 1 van de algemene voorwaarden, omdat sprake is van grove schuld aan de zijde van Stedin. Voordat de offerte werd uitgebracht, heeft Stedin aan NDB laten weten dat zij eerst moest onderzoeken op welk middenspanningsnet de door NDB verzochte aansluiting kon worden gerealiseerd. Vervolgens stond in de offerte dat aansluiting op het 10kV-net zou plaatsvinden. Op basis daarvan ging NDB uit van een aansluiting op het 10kV-net. Dit bleek echter onjuist te zijn gecommuniceerd. Volgens NDB kan deze fout van Stedin worden gekwalificeerd als 'grove schuld'.
4.16.
Stedin betwist dat sprake is van grove schuld. De werkzaamheden zijn niet vertraagd vanwege een eventueel gebrek aan communicatie van de zijde van Stedin. Van aanvang af was het de bedoeling dat Stedin de aansluiting zou realiseren op het 23 kV-net. Stedin is steeds in de veronderstelling geweest dat NDB dat wist. De lange doorlooptijd is niet veroorzaakt doordat het pas in maart voor NDB duidelijk werd dat de aansluiting zou plaatsvinden op het 23 kV-net, maar door de complexiteit van de aansluiting. Er moest – kort gezegd – veel werk worden uitgevoerd, Stedin had te maken met de jaarlijkse dijkafsluitperiode en er moesten diverse lange vergunningstrajecten worden doorlopen.
4.17.
Het begrip grove schuld is in de algemene voorwaarden niet nader gedefinieerd. De rechtbank gaat er – bij gebreke van andersluidende stellingen van partijen – vanuit dat bij de uitleg van het begrip “grove schuld” in artikel 11 lid 1 van de algemene voorwaarden moet worden aangesloten bij de rechtspraak van de Hoge Raad over dit begrip, zoals deze – onder meer – is ontwikkeld bij de beantwoording van de vraag of een beroep op een exoneratiebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Deze rechtspraak kan als volgt worden samengevat. Van grove schuld is sprake bij een in laakbaarheid aan opzet grenzende schuld (HR 12 maart 1954, NJ 1955, 386), ook wel aan te duiden als bewuste roekeloosheid. Daarvan is onder andere sprake bij het bewust nemen van te grote risico’s (vgl. HR 12 december 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2524). Er kan ook sprake van zijn als bewust wordt nagelaten een duidelijk aanwezig risico te onderzoeken terwijl men op de hoogte was van de potentieel grote gevolgen van de verwezenlijking van dat risico (vgl. HR 5 september 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2984). Of sprake is van grove schuld dient te worden beoordeeld aan de hand van alle relevante omstandigheden van het geval. Artikel 150 Rv brengt mee dat de stelplicht en – bij betwisting – de bewijslast voor de gestelde feiten die wijzen op grove schuld liggen bij NDB.
4.18.
Met betrekking tot de offerte heeft Stedin onweersproken toegelicht dat zij er al in december 2018 voor heeft gekozen om de door NDB aangevraagde aansluiting op het 23 kV-net te realiseren, omdat het dichtstbijzijnde net, het10 kV-net, vol was. Omdat Stedin op grond van de Ew niet meer kosten aan NDB in rekening mocht brengen dan de kosten voor aansluiting op het dichtstbijzijnde net, heeft Stedin de kosten voor aansluiting op het 10 kV-net, zijnde het dichtstbijzijnde net, geoffreerd. De tekening die met de offerte is meegestuurd (zie 2.4), was bedoeld om de berekening van het offertebedrag uit te leggen aan de hand van de kortste afstand tussen de aansluiting en het dichtstbijzijnde net, aldus Stedin. Dat hierdoor bij NDB de veronderstelling is ontstaan dat de aansluiting binnen afzienbare termijn op het 10 kV-net zou plaatsvinden, is onvoldoende voor het oordeel dat sprake is geweest van grove schuld in de hiervoor bedoelde zin. NDB heeft geen feiten of en omstandigheden gesteld (en onderbouwd) waaruit blijkt dat Stedin zich bij het opstellen van de offerte en de communicatie richting NDB ervan bewust was dat door haar wijze van communiceren schade zou kunnen ontstaan aan de zijde van NDB en dat deze kans op schade welbewust is aanvaard.
4.19.
NDB heeft ook geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit zou kunnen volgen dat de aansluiting door ernstig verwijtbaar handelen van Stedin onredelijk is vertraagd. Stedin heeft onweersproken toegelicht dat de aansluiting op het 23 kV-net een complex project was, waar veel werk moest worden uitgevoerd (bestellen schakelinstallatie, verkennend en nader bodemonderzoek, engineering, werkvoorbereiding, bestellen materialen, onderzoek beïnvloeding assets chemische bedrijven laten maken, gestuurde boring, onder asfalt werken, lang tracé) en waarbij sprake was van een dijkafsluitperiode en lange vergunningstrajecten bij vier instanties.
4.20.
Anders dan NDB stelt, levert ook de omstandigheid dat Stedin niet tijdelijk één van haar noodstroomaggregaten heeft ingezet ter beperking van de door NDB geleden schade, geen grove schuld zoals bedoeld in 4.17 op. Stedin heeft onweersproken toegelicht dat zij NDB in het gesprek van 24 april 2019 heeft aangeboden om een aggregaat te plaatsen
ofeen tijdelijke aansluiting van 3x250A te maken en dat NDB voor dat laatste heeft gekozen. Ten aanzien van de tijdelijke aansluiting heeft Stedin nog toelicht dat ook ten behoeve van deze aansluiting een tracé geengineerd moesten worden en een vergunningentraject moest worden doorlopen. Ook op dit punt heeft NDB heeft geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat door ernstig verwijtbaar handelen van Stedin deze tijdelijke aansluiting onredelijk is vertraagd.
4.21.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Stedin in beginsel een beroep toekomt op het in artikel 11 van haar algemene voorwaarden opgenomen exoneratiebeding.
6:248 lid 2 BW
4.22.
De rechtbank volgt NDB evenmin in haar betoog dat het beroep van Stedin op artikel 11 van haar algemene voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht. Het gaat hier om een overeenkomst tussen twee professionele partijen en een exoneratiebeding als het onderhavige is op zich niet ongebruikelijk tussen dergelijke partijen. Uit het onder 4.18 tot en met 4.20 gegeven oordeel volgt reeds dat geen sprake is van grove schuld van Stedin en gesteld noch gebleken is dat sprake is van opzet aan de zijde van Stedin. Verder acht de rechtbank van belang dat – naar Stedin onweersproken stelt – Stedin op grond van het wettelijk systeem slechts een deel van de kosten van de aansluiting aan NDB in rekening heeft kunnen brengen en dat een groot deel van de kosten voor haar eigen rekening is gebleven.
4.23.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Stedin zich op de exoneratie kan beroepen. Dat betekent dat de vordering tot schadevergoeding, behoudens het door NDB erkende bedrag van € 13.100,00, moet worden afgewezen.
Rente
4.24.
De over € 13.100,00 gevorderde rente vanaf 13 september 2019 acht de rechtbank eveneens toewijsbaar. Vaststaat dat Stedin reeds bij e-mail van 15 mei 2019 heeft toegezegd dat zij de kosten voor het wijzigen van de trafo zou vergoeden (zie 2.9). Uit de brief van Stedin van 13 september 2019 kan worden afgeleid dat Stedin die kosten niet langer onvoorwaardelijk wilde vergoeden (zie 2.11), zodat Stedin vanaf die datum in verzuim verkeert.
Buitengerechtelijke kosten
4.25.
NDB vordert tot slot vergoeding van buitengerechtelijke kosten van € 1.202,30, gebaseerd op het bepaalde in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De onderhavige vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin genoemd besluit van toepassing is. De rechtbank zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport Voorwerk II, met inachtneming van de wijzigingen van het Rapport BGK-integraal. NDB heeft gesteld en onderbouwd dat haar (voormalig) advocaat meerdere brieven heeft verstuurd om de zaak in der minne te regelen. Daarom is het aannemelijk dat de (voormalig) advocaat van NDB buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht die niet zien op de voorbereiding van deze procedure. Voor de hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten wordt aangesloten bij de wettelijke tarieven nu het niet meer reëel is om uit te gaan van de tarieven die in Rapport Voor-werk II zijn opgenomen. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De rechtbank zal het bedrag dan ook toewijzen tot een bedrag van € 906,00.
Proceskosten
4.26.
Stedin zal als de deels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van NDB op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 87,99
- griffierecht 2.042,00
- salaris advocaat
1.126,00(2,0 punten × tarief € 563,00)
Totaal € 3.255,99
in reconventie
4.27.
Stedin vordert betaling van de facturen die zij NDB voor de werkzaamheden heeft gestuurd voor het totaalbedrag van € 37.174,05 (incl. btw). Daarnaast vordert Stedin een bedrag van € 1.857,23 aan incassokosten.
4.28.
NDB erkent dat zij de facturen van Stedin niet heeft voldaan. Zij beroept zich op verrekening met het bedrag dat Stedin aan NDB verschuldigd is. NDB voert gemotiveerd verweer tegen de gevorderde incassokosten.
4.29.
Tussen partijen is niet in geschil dat uit artikel 8 lid 6 van de algemene voorwaarden volgt dat een beroep door NDB op opschorting of verrekening is uitgesloten. Aangezien de wettelijke bepalingen omtrent het (algemene) opschortingsrecht (artikel 6:52 van het Burgerlijk Wetboek (BW)) en omtrent verrekening (artikel 6:127 BW) van regelend recht zijn, kunnen partijen contractueel wettelijke opschortingsrechten en de wettelijke bevoegdheid tot verrekening beperken en uitsluiten.
4.30.
NDB voert aan dat het beroep van Stedin op de uitsluiting van de wettelijke bevoegdheid tot verrekening in de algemene voorwaarden geen stand houdt, nu artikel 8 lid 6 van de algemene voorwaarden voor wat betreft de uitsluiting van het recht op verrekening onredelijk bezwarend is. Het beroep op artikel 8 lid 6 van de algemene voorwaarden is verder naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Stedin heeft de vergoeding van kosten toegezegd.
4.31.
Ter onderbouwing van haar stelling dat artikel 8 lid 6 van de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is, verwijst NDB naar artikel 6:237 aanhef en onder g, op grond waarvan de uitsluiting van de bevoegdheid tot verrekening wordt vermoed onredelijk bezwarend te zijn. Zoals hiervoor reeds is overwogen, kan NDB echter voor wat de onderhavige opdracht geen rechten ontlenen aan artikel 26a lid 5 Ew en – in het verlengde daarvan – artikel 6:237 BW (zie 4.12). Nu NDB overigens geen feiten of omstandigheden heeft gesteld die vernietiging van het overeengekomen artikel 8 lid 6 van de algemene voorwaarden rechtvaardigen, kan Stedin met recht een beroep op die bepaling doen.
De enkele toezegging van Stedin dat zij bepaalde kosten zou vergoeden, is onvoldoende voor het oordeel dat het beroep van Stedin op artikel 8 lid 6 naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en NDB heeft geen andere feiten of omstandigheden gesteld die dat oordeel rechtvaardigen.
Aan NDB komt dus niet de bevoegdheid toe zich te beroepen op het recht op verrekening met hetgeen Stedin nog aan haar verschuldigd is.
4.32.
Uit het voorgaande volgt dat NDB een bedrag van € 37.174,05 (inclusief btw) aan onbetaalde facturen, vermeerderd met rente, aan Stedin moet betalen.
Buitengerechtelijke kosten
4.33.
Stedin vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. NDB betwist dat zij incassokosten verschuldigd is. Stedin heeft geen kosten gemaakt ter verkrijging van voldoening buiten rechten. Stedin heeft weliswaar een automatisch aangemaakte sommatiebrief verzonden, maar dat betreffen geen werkzaamheden die een bedrag van € 1.857,23 aan schadevergoeding rechtvaardigen. Het vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is bovendien naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, aldus NDB.
4.34.
De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim is ingetreden na 1 juli 2012. Stedin heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Voor de verschuldigdheid van de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet relevant welke incassohandelingen de schuldeiser heeft verricht, zodat in beginsel een enkele brief voldoende is (HR 13 juni 2014; ECLI:NL:HR:2014:1405). Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De rechtbank zal het bedrag dan ook matigen tot het wettelijke tarief, namelijk € 1.146,74. De over de buitengerechtelijke incassokosten gevorderde rente is op na te melden wijze toewijsbaar.
Proceskosten
4.35.
NDB zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Stedin worden begroot op € 721,00 (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 721,00) aan salaris advocaat.
4.36.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5..De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt Stedin om aan NDB te betalen een bedrag van € 13.100,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt Stedin om aan NDB te betalen een bedrag van 906,00 aan buitengerechtelijke kosten,
5.3.
veroordeelt Stedin in de proceskosten, aan de zijde van NDB tot op heden begroot op € 3.255,99, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt Stedin in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Stedin niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.5.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
veroordeelt NDB om aan Stedin te betalen een bedrag van € 37.174,05, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 6 november 2020 tot de dag van volledige betaling,
5.8.
veroordeelt NDB om aan Stedin te betalen een bedrag van € 1.146,74 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 6 november 2020 tot aan de dag van volledige betaling,
5.9.
veroordeelt NDB in de proceskosten, aan de zijde van Stedin tot op heden begroot op € 721,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.10.
veroordeelt NDB in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat NDB niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.11.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.12.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Witkamp en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2021.
[2083/2054]