Op 23 september 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van negen maanden, omdat er zorgen waren over zijn sociaal-emotionele ontwikkeling en de veiligheid in de opvoedsituatie bij de moeder. De moeder, die de Spaanse taal machtig is, werd bijgestaan door een tolk tijdens de zitting. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder openstaat voor hulpverlening en dat er positieve ontwikkelingen zijn in de thuissituatie. De moeder heeft inmiddels een andere woning en is bezig met het leren van de Nederlandse taal. De kinderrechter oordeelde dat, hoewel er zorgen zijn, deze niet voldoende zijn om een ondertoezichtstelling te rechtvaardigen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de moeder in staat is om [voornaam minderjarige] een veilige opvoedsituatie te bieden en heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.