ECLI:NL:RBROT:2021:10073

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
15 oktober 2021
Zaaknummer
C/10/608970 / JE RK 20-3333
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarig kind

In deze zaak heeft de kinderrechter op 29 september 2021 uitspraak gedaan over het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarig kind, hierna te noemen [naam kind]. De ouders van [naam kind] wonen in België en hebben verzocht om afwijzing van het verzoek tot verlenging van de machtiging. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders en hun advocaat, mr. A.L. Witteveen, aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] momenteel verblijft in een crisispleeggezin en dat het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de moeder. De machtiging tot uithuisplaatsing was eerder verlengd, maar de ouders hebben in de afgelopen periode stappen ondernomen om hun situatie te verbeteren. De kinderrechter heeft geconstateerd dat de ouders meer stabiliteit hebben gevonden en dat er geen huurachterstand meer is. De ouders hebben ook contact met een maatschappelijk werker in België en zijn bereid om hulpverlening te aanvaarden.

Gezien de positieve ontwikkeling van de ouders en de goede omgang tussen [naam kind] en de ouders, heeft de kinderrechter geoordeeld dat de verlenging van de uithuisplaatsing niet langer noodzakelijk is. De kinderrechter heeft het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen en verwacht dat de GI de ondertoezichtstelling aan België zal overdragen, zodat de hulpverlening kan starten en [naam kind] bij haar ouders kan gaan wonen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaaknummer: C/10/608970 / JE RK 20-3333
datum uitspraak: 29 september 2021

Beschikking van de kinderrechter

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna te noemen: de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2019 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen: [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
advocaat: mr. A.L. Witteveen, te Rotterdam,

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 11 juni 2021 en de
daaraan ten grondslag liggende stukken;
- een e-mailbericht met bijlagen van de GI van 20 september 2021, ingekomen bij de griffie op 20 september 2021;
- een e-mailbericht met bijlagen van de GI van 24 september 2021, ingekomen bij de
griffie op 24 september 2021.
- een brief met bijlagen van mr. A.L. Witteveen van 28 september 2021, ingekomen
bij de griffie op 28 september 2021.
Op 29 september 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door mr. A.L. Witteveen voornoemd;
- [naam 1] namens de GI;
Aan [naam 2] (de meerderjarige zoon van de moeder) is bijzondere toegang verleend.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] verblijft in een crisispleeggezin.
Bij beschikking van 16 december 2020 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot
3 januari 2022.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 11 juni 2021 de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 3 oktober 2021. Het overig verzochte is aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Ter zitting heeft de GI het aangehouden verzoek gewijzigd, in die zin dat thans om een verlenging van de machtiging uithuisplaatsing voor de duur van een maand wordt verzocht.
De zittingsvertegenwoordigster treedt op namens de vaste jeugdbeschermer,
[naam 3] . Aanvankelijk leek het of er toegewerkt kon worden naar een terugplaatsing van [naam kind] . Gelet op de recente bevindingen van de Belgische politie zijn er echter te veel zorgen en onduidelijkheden om de machtiging uithuisplaatsing van [naam kind] op dit moment te beëindigen. De Belgische politie heeft onderzoek gedaan naar de opvoedings- en leefomstandigheden van het gezin op het adres te [plaatsnaam] . Er bleken opnieuw zorgen te zijn over de financiën en de huisvesting van de ouders. Zo zou er sprake zijn van een huurachterstand (met mogelijke huisuitzetting) en de moeder heeft een rijverbod gekregen. De Belgische politie trof een onduidelijke situatie aan: de vader stond niet ingeschreven op het verblijfadres, maar de volwassen zoon van de moeder had plannen om zich hier in te laten schrijven.
Uit de door de advocaat overgelegde stukken blijkt dat de huurbaas, [naam 4] , de betalingsachterstand voor de maand juli 2021 cash van de ouders heeft ontvangen en dat er vanaf dat moment geen sprake meer was van een huurachterstand. De vaste jeugdbeschermer, [naam 3] , beschikt echter niet over contactgegevens van
[naam 4]. Evenmin is er contact met de huurbaas geweest. Op de bijgeleverde bonnen staat geen stempel. Er kan daarom niet worden gecontroleerd of de recente informatie klopt.
De vader heeft een bewijs van inschrijving overgelegd. Hierop staat dat hij werkzoekende is, terwijl uit een eerder formulier blijkt dat hij werkzaam is als productiemedewerker. Dit is vreemd. De jeugdbeschermer heeft telefonisch met de werkgever van de vader gesproken, maar zij kon niet met zekerheid zeggen dat deze persoon ook daadwerkelijk de werkgever was. De jeugdbeschermer heeft meer bewijs nodig en wil nagaan of alles klopt.
Er is een opbouwschema voor de omgang tussen [naam kind] en de ouders opgesteld. De ouders werken hier over het algemeen goed aan mee. De vaste jeugdbeschermer heeft al contact gehad met de Centrale autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden in België.
Gebleken is dat de hulpverlening pas kan starten als [naam kind] permanent in België woont. Inmiddels is een geschikte zorgaanbieder gevonden. [naam kind] heeft al veel verhuizingen meegemaakt. De GI wil dan ook voorkomen dat [naam kind] opnieuw (gedwongen) gaat verhuizen. Het is van belang dat zaken goed worden vastgelegd en dat de Belgische Jeugdzorg betrokken blijft om de hulpverlening te monitoren. Hierbij is het de bedoeling dat de hulpverlening huisbezoeken aflegt. Om een definitieve terugplaatsing van [naam kind] mogelijk te maken, verwacht de GI een maand nodig te hebben.

Het standpunt van de belanghebbenden

Namens en door de ouders is verweer gevoerd. Verzocht is om het aangehouden deel van de machtiging uithuisplaatsing van [naam kind] af te wijzen.
De ouders stellen dat zij in de afgelopen periode goed hebben meegewerkt. De zorgen zijn ongegrond. De ouders waren bereikbaar en hebben op alle vragen antwoord gegeven. Zij betwisten dat er sprake was van een huurachterstand en hebben toestemming aan de jeugdbeschermer gegeven om contact op te nemen met de huurbaas. Het lag op de weg van de ouders om bewijsstukken aan te leveren. Dit is gedaan. Vervolgens lag het op de weg van de GI om de aangeleverde stukken te verifiëren als zij vragen hierover hadden. De verwarring over het dienstverband van de vader is te verklaren. Bij zijn inschrijving heeft de vader gemeld dat hij werkzoekende is. Dit wordt pas veranderd op het moment dat loonstroken worden aangeleverd - in België kan dit maanden duren. De vader werkt net als de moeder in een drankhandel. De moeder stelt dat zij niet aanwezig was bij een rechtszaak vanwege een boete en om die reden haar rijbewijs in moest leveren. De volwassen zoon van de moeder is ter zitting aanwezig. Hij was eerder al betrokken bij de opvoeding van [naam kind] en wil zijn intrek in de woning nemen. De ouders beschikken in België over een ruime woning. [naam kind] heeft daar een eigen kamer. De zorgen rondom het gezin zijn dus ongegrond of sterk overtrokken.
Aan de ouders is eerder de toezegging gedaan dat als zij aan kunnen tonen dat er geen huurachterstand is en de vader werk heeft, het resterende verzoek ter zitting ingetrokken zou kunnen worden. Het is spijtig dat de vaste jeugdbeschermer niet aanwezig is. Na de zitting van 11 juni 2021 is het gezin aangemeld bij de Centrale autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden. Gelet op de huidige omstandigheden dient de kinderbeschermingsmaatregel te worden overgedragen. Enver heeft de hulpverlening vanuit Nederland niet kunnen financieren. Inmiddels heeft de moeder een maatschappelijk werker in België gevonden. De omgang is ook uitgebreid. [naam kind] heeft drie overnachtingen - dus een verblijf van vier dagen - bij de ouders. De omgang verloopt goed. Zowel pleegzorg als de pleegmoeder geven aan dat [naam kind] uitkijkt naar de omgangsmomenten. De band tussen [naam kind] en de ouders is hersteld. De ouders hebben een redelijk goed contact met de pleegouders en zij kunnen - eventueel met hulp van de GI - de omgang zelf regelen. De ouders staan open voor hulpverlening. Het is niet in het belang van [naam kind] als de uithuisplaatsing wordt voortgezet.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de ouders in de afgelopen periode meer stabiliteit hebben gevonden. Uit het verslag van de pleegzorgbegeleider van 8 september 2021 Enver blijkt dat de ouders heel graag hun rol als ouder weer willen oppakken. Zij hebben hun relatie weer opgepakt en willen samen voor [naam kind] gaan zorgen. Tijdens de bezoeken wordt gezien dat de ouders hun best doen om de opvoeding en verzorging vorm te geven en dat zij hiertoe goed in staat zijn. De pleegzorgwerker denkt dan ook dat een thuisplaatsing tot de mogelijkheden behoort, op voorwaarde dat hier de juiste zorg en aandacht voor de ouders en [naam kind] aan wordt gekoppeld.
Gelet hierop is de kinderrechter van oordeel dat de ouders een dusdanig positieve ontwikkeling hebben doorgemaakt dat zij op dit moment in staat zijn om de opvoedingstaken voor [naam kind] weer op zich te nemen. De ouders hebben de recente zorgen van de Belgische politie naar het oordeel van de kinderrechter voldoende weggenomen. Uit de overgelegde stukken blijkt dat er geen sprake (meer) is van een huurachterstand en dat de vader een dienstbetrekking heeft. Het had op de weg van de GI gelegen om bij twijfel aanvullende vragen te stellen, bijvoorbeeld door het opvragen van een werkgeversverklaring.
[naam kind] is een jong en kwetsbaar meisje. Het is in het belang van [naam kind] dat zij zo snel mogelijk weet waar zij aan toe is en dat zij weet waar zij gaat opgroeien. De omgang tussen [naam kind] en de ouders verloopt volgens alle betrokkenen goed. Er is sprake van een duidelijke opbouw – tijdens het laatste bezoek verbleef [naam kind] al vier dagen bij de ouders - en er ontstaat een band.
Nu de ouders bereid zijn hulpverlening te aanvaarden en er inmiddels contact is met een maatschappelijk werker in België, is de kinderrechter van oordeel dat de opvoedingssituatie van de ouders in België aan [naam kind] voldoende mogelijkheden biedt om zich goed te kunnen ontwikkelen.
Uit het voorgaande volgt dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind]
niet langer noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter zal gelet op het vorenstaande het resterende verzoek afwijzen.
Van de GI wordt verwacht dat zij op zo’n kort mogelijke termijn de nog lopende ondertoezichtstellingsmaatregel aan België zal overdragen, zodat de hulpverlening kan starten en [naam kind] bij haar ouders kan gaan wonen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg af.
Deze beschikking is gegeven door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.A. den Hartog, als griffier en in het openbaar uitgesproken op
29 september 2021.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op .
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.