ECLI:NL:RBROT:2021:10015

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
C/10/580030/HA ZAH/19/747
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en gebruiksvergoeding na overlijden van echtgenoot

In deze zaak vordert de ex-echtgenote van een overleden man schadevergoeding van de nieuwe echtgenote, in verband met waardevermindering van de woning die onverdeeld is gebleven na de scheiding. De ex-echtgenote stelt dat de nieuwe echtgenote tekort is geschoten in haar verplichtingen als bewoonster van de woning, wat heeft geleid tot schade. De nieuwe echtgenote vordert op haar beurt betaling van hypotheeklasten op basis van onverschuldigde betaling of ongerechtvaardigde verrijking. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ex-echtgenote niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar vordering tot schadevergoeding, en dat de nieuwe echtgenote niet aansprakelijk is voor de hypotheeklasten, aangezien zij geen eigenaar of huurder was. De rechtbank wijst beide vorderingen af en compenseert de proceskosten, zodat elke partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door mr. P. Joele op 13 oktober 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer: C/10/580030/HA ZA/19/747
vonnis van 13 oktober 2021
in de zaak van:
[naam eiseres 1],
wonende te [woonplaats eiseres],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. J.M.C. Wessels,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. G.J.J. van Dam-Lolkema.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[naam eiseres 1]’ en ‘[naam gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 9 mei 2019 met producties;
de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met
producties;
3. de conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
4. de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie;
5. de conclusie van dupliek in reconventie;
6. de door beide partijen overgelegde nadere producties;
7. de aantekening dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 september 2021.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

2..De vaststaande feiten

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.2
[naam eiseres 1] is gehuwd geweest met [naam] (hierna: ‘[naam]’).
2.3
Bij testament van 10 april 1996 is [naam eiseres 1] door [naam] benoemd tot enig erfgename.
2.4
[naam] en [naam eiseres 1] zijn gescheiden. De woning aan de [adres] (hierna: ‘de woning’) is onverdeeld gebleven.
2.5
Op 5 augustus 2014 is [naam] failliet verklaard.
2.6
[naam gedaagde] en [naam] hebben in 2015 een relatie gekregen. [naam gedaagde] is in september 2016 bij [naam] in de woning komen wonen.
2.7
[naam] is op 18 januari 2018 overleden. Kort voor het overlijden zijn [naam gedaagde] en [naam] getrouwd, op huwelijkse voorwaarden inhoudende koude uitsluiting.
2.8
[naam eiseres 1] is enig erfgenaam van [naam]. [naam eiseres 1] is daardoor (onder meer) rechthebbende op de woning (geweest).
2.9
Ten tijde van het overlijden van [naam] woonde [naam] met [naam gedaagde] in de woning. [naam gedaagde] heeft de woning per 1 september 2018 verlaten.

3..De vordering en het verweer in conventie

3.1
[naam eiseres 1] vordert in conventie dat [naam gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van € 28.754,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2019 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [naam gedaagde] in de proceskosten.
3.2
De vordering is opgebouwd uit € 20.000,- aan waardevermindering van de woning (I), € 7.254,- aan gebruiksvergoeding (II) en € 1.500,- aan buitengerechtelijke kosten.
3.3
[naam eiseres 1] legt aan haar vordering (I) ten grondslag dat [naam gedaagde] vanwege het op ernstige wijze toerekenbaar tekortschieten in de nakoming van de op [naam gedaagde] als bewoonster /gebruikster van de woning rustende verplichtingen gehouden is om de daardoor voor
[naam eiseres 1] ontstane schade in de vorm van waardevermindering van de woning aan [naam eiseres 1] te vergoeden. Aan vordering (II) legt [naam eiseres 1] ten grondslag dat [naam gedaagde] op grond van de afspraken die zijn gemaakt met de bank en de redelijkheid en billijkheid een gebruiksvergoeding is verschuldigd voor de maanden dat [naam gedaagde] in de woning heeft gewoond en niets heeft betaald.
3.4
[naam gedaagde] betwist dat zij tekort is geschoten. Zij heeft de woning niet verwaarloosd. Aangezien zij geen eigenaar en ook geen huurder was, had zij ook niet de plicht om de woning te onderhouden. Vanaf januari 2018 heeft zij op aanraden van de bank niets meer aan [naam eiseres 1] betaald.

4..De vordering en het verweer in reconventie

4.1
[naam eiseres 2] vordert in reconventie dat [naam verweerster] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van € 12.439,58 en € 30.000,-, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de respectievelijke betaling tot de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [naam verweerster] in de proceskosten.
4.2
[naam eiseres 2] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Zij heeft in de periode juni 2016 tot en met februari 2018 de hypothecaire lasten ter zake van de lening voor de woning ter hoogte van in totaal € 12.439,58 en een bedrag van € 30.000,- aan achterstand aan hypotheeklasten aan de bank betaald. Er bestond geen betalingsverplichting van [naam eiseres 2] met betrekking tot deze bedragen. [naam eiseres 2] was geen hoofdelijke schuldenaar onder de hypothecaire geldlening en ze was ook geen eigenaar van de woning. Als [naam eiseres 2] deze betalingen niet zou hebben gedaan, zou de woning voor een lager bedrag (door middel van een executoriale verkoop) zijn verkocht en zou de restschuld op naam van [naam] en [naam verweerster] groter zijn geweest. [naam verweerster] is dus door de betalingen van [naam eiseres 2] ongerechtvaardigd verrijkt. [naam eiseres 2] is verarmd.
4.3
[naam verweerster] betwist dat [naam eiseres 2] de hypotheekachterstand van € 30.000,- heeft ingelost. [naam verweerster] erkent de betalingen van de hypotheeklasten door [naam eiseres 2] in de periode van juni 2016 tot en met februari 2018. Daardoor is [naam verweerster] niet ongerechtvaardigd verrijkt, want [naam eiseres 2] woonde in die periode in de woning en was verplicht om een gebruiksvergoeding ter hoogte van de hypotheeklasten te betalen.

5..De beoordeling

in conventie
waardevermindering
5.1
[naam eiseres 1] voerde aanvankelijk aan dat er sprake was van achterstallig onderhoud. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat zij bedoelde dat [naam gedaagde] de woning (in de laatste acht maanden) heeft ‘uitgewoond.’ Dat laatste wordt door [naam gedaagde] betwist.
5.2
Dat er werkzaamheden aan de woning nodig waren, is logisch gelet op het bouwjaar van de woning. De genoemde werkzaamheden aan kozijnen, garage, trap, hal en kamers zijn gebruikelijk bij normale slijtage en duiden geenszins op verwaarlozing van de woning door [naam gedaagde]. Zeker niet gelet op de stelling van [naam gedaagde] - die niet voldoende gemotiveerd is betwist - dat de woning al in een slechte staat verkeerde toen zij bij [naam] introk.
5.3
Uit de stukken blijkt verder slechts van een kapot raam en het ontbreken van tegels in de voortuin. [naam gedaagde] heeft toegelicht dat het kapotte raam is gekomen door dakpannen die tijdens een zware storm in februari 2018 van het dak zijn gevallen. De tegels uit de voortuin heeft [naam gedaagde] meegenomen. Dat de woning als gevolg
hiervanvoor een lagere prijs is verkocht, is door [naam gedaagde] betwist en door [naam eiseres 1] verder niet nader onderbouwd.
5.4
Wellicht ten overvloede wordt nog het volgende overwogen. Ten eerste valt op dat [naam eiseres 1] stelt dat de woning € 285.000,- waard zou zijn, terwijl in de door haar overgelegde brief van de makelaar een waarde (bij gangbare staat) wordt genoemd van € 270.000,-. Ten tweede geldt dat die brief van de makelaar de enige onderbouwing is van de waarde bij gangbare staat. Tegenover de gemotiveerde betwisting van [naam gedaagde] van die waarde is dat te weinig. [naam eiseres 1] heeft te kennen gegeven dat er geen andere stukken uit die tijd beschikbaar zijn, zoals een taxatierapport, om haar stelling met betrekking tot de waarde van de woning nader te kunnen onderbouwen.
5.5
[naam eiseres 1] stelt verder dat [naam gedaagde] desgevraagd weigerde de woning te verlaten, waardoor potentiële kopers zijn afgehaakt en de woning uiteindelijk voor een lager bedrag is verkocht. [naam gedaagde] heeft aangevoerd dat zij aan de makelaar haar bereidheid heeft toegezegd om haar medewerking te verlenen, maar vervolgens niets meer heeft gehoord van de makelaar. Zij heeft dus ook nooit een bezichtiging gefrustreerd of op andere wijze de verkoop van de woning gedwarsboomd, aldus [naam gedaagde]. [naam eiseres 1] heeft haar stelling in reactie hierop niet onderbouwd met stukken waaruit blijkt dat [naam gedaagde] het verkoopproces wel heeft gefrustreerd. Bovendien, ook als dat vast zou komen te staan, geldt dat [naam eiseres 1] de financiële gevolgen daarvan onvoldoende heeft onderbouwd.
5.6
Dit deel van de vordering wordt afgewezen.
gebruiksvergoeding
5.7
Het staat vast dat de hypotheeklasten tot en met de maand februari 2018 (door [naam gedaagde]) zijn betaald. De vordering gaat daarom nog om de periode van maart 2018 tot en met augustus 2018 en derhalve om een bedrag van € 4.836,- (6 x € 806,-)
5.8
Er zijn geen afspraken met de bank waaruit een betalingsverplichting van [naam gedaagde] voor de maandelijkse hypotheeklasten blijkt. [naam gedaagde] is geen eigenaar of huurder van de woning (geweest).
5.9
[naam eiseres 1] stelt dat [naam gedaagde] in voornoemde periode zonder recht of titel in de woning heeft gewoond. De verweten gedraging wordt door [naam gedaagde] niet betwist. Dat levert een onrechtmatige daad van [naam gedaagde] jegens [naam eiseres 1] op. Dat betekent dat [naam gedaagde] gehouden is de schade die [naam eiseres 1] daardoor lijdt te vergoeden.
5.1
[naam eiseres 1] stelt dat de redelijkheid en billijkheid meebrengt dat [naam gedaagde] daar een vergoeding aan haar voor moet betalen ter hoogte van de maandelijkse hypotheeklasten. Als uitgangspunt voor de berekening van de omvang van de verplichting tot schadevergoeding dient dat de benadeelde ([naam eiseres 1]) zoveel mogelijk in de toestand wordt gebracht waarin zij zou hebben verkeerd indien de schadeveroorzakende gebeurtenis zou zijn uitgebleven. Dit brengt mee dat de omvang van de schade wordt bepaald door een vergelijking van de toestand zoals deze in werkelijkheid is met de toestand zoals die (vermoedelijk) zou zijn geweest indien de schadeveroorzakende gebeurtenis niet zou hebben plaatsgevonden. [1] Onder meer uit hetgeen onder 5.5 is overwogen volgt dat niet is gebleken dat [naam eiseres 1] de woning eerder en/of voor een hoger bedrag zou hebben verkocht als [naam gedaagde] er niet meer in zou hebben gewoond van maart tot september 2018. [naam eiseres 1] diende de maandelijkse hypotheeklasten ook te betalen aan de bank als [naam gedaagde] niet in het huis zou wonen. [naam eiseres 1] heeft niet aangevoerd dat zij in die periode zelf van de woning gebruik had willen maken. Ook een (zeer korte) periode van verhuur ligt niet voor de hand en is door [naam eiseres 1] niet genoemd.
5.11
Ook andere juridische gronden kunnen niet leiden tot een toewijzing. Daarom wordt dit deel van de vordering eveneens afgewezen.
geen buitengerechtelijke incassokosten
5.12
Gelet op de afwijzing van de vorderingen van [naam eiseres 1] bestaat er geen aanleiding voor toewijzing van enige buitengerechtelijke incassokosten. Bovendien ontbreekt in het dossier een brief die voldoet aan de in de wet daaraan gestelde eisen.
in reconventie
geen ongerechtvaardigde verrijking
5.13
[naam eiseres 2] stelt dat [naam verweerster] ongerechtvaardigd verrijkt is door de betalingen die [naam eiseres 2] heeft gedaan met betrekking tot de hypotheeklasten. Degene die ongerechtvaardigd verrijkt is ten koste van een ander, is verplicht, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking. [2]
5.14
Voor zover [naam verweerster] (in de processtukken) stelt dat de betalingen van de hypotheeklasten op basis van (met de bank) gemaakte afspraken door [naam eiseres 2] zijn gedaan, wordt die stelling verworpen. [naam eiseres 2] betwist dat een dergelijke afspraak is gemaakt. Ter zitting heeft [naam verweerster] desgevraagd verklaard dat zij enkel met [naam] heeft afgesproken dat
hijde hypotheeklasten volledig zou betalen. [naam verweerster] heeft toen niet gesteld en ook anderszins is niet gebleken dat er een betaalafspraak is gemaakt tussen [naam verweerster] en [naam eiseres 2]. Ook uit de in het geding gebrachte stukken blijkt alleen van een betalingsverplichting van [naam] ten opzichte van de bank.
5.15
[naam verweerster] stelt dat zij na de scheiding met [naam] heeft afgesproken dat [naam] in de woning zou blijven wonen en dat [naam] zowel zijn deel als het deel van [naam verweerster] van de hypotheeklasten zou betalen aan de bank. Die afspraak is door [naam eiseres 2] onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat bij de verdere beoordeling van het bestaan daarvan wordt uitgegaan.
5.16
[naam verweerster] betwist dat er sprake is van verarming van [naam eiseres 2], omdat alle betalingen door de vader van [naam eiseres 2] zijn gedaan. [naam eiseres 2] erkent dat de betalingen zijn gedaan door haar vader. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is komen vast te staan dat [naam eiseres 2] uit hoofde van de betalingen niets aan haar vader hoeft terug te betalen. Zij voert aan dat het een voorschot op haar kindsdeel betreft. In zoverre is zij volgens haar wel - in de toekomst - verarmd, omdat zij dat deel dan niet meer krijgt. Een verplichting tot schadevergoeding op grond van ongerechtvaardigde verrijking ontstaat echter pas zodra het vermogen van de een ten koste van dat van de ander is verrijkt. Van die situatie is hier geen sprake.
5.17
Ten overvloede wordt voorts overwogen dat er slechts sprake kan zijn van ongerechtvaardigde verrijking als er voor de verrijking geen redelijke grond aanwezig is. In dat verband geldt ten eerste dat er feitelijk geen verrijking - in de zin van dit artikel - is
van [naam verweerster]. Op basis van de afspraak tussen [naam verweerster] en [naam], moest [naam] de volledige hypotheeklasten aan de bank betalen. Die afspraak doet ook recht aan de feitelijke situatie, namelijk dat [naam] de gehele woning gebruikt en [naam verweerster] haar deel niet kon gebruiken. Dat [naam eiseres 2] de hypotheeklasten feitelijk voor haar rekening heeft genomen, is dus niet ten behoeve van [naam verweerster] geweest, maar ten behoeve van [naam].
5.18
Ook als er wel sprake zou zijn van een verrijking van [naam verweerster] - als erfgenaam van [naam] - door de betalingen van (de vader van) [naam eiseres 2], dan vinden die betalingen hun rechtvaardiging in de natuurlijke verbintenis die [naam eiseres 2] had ten opzichte van [naam]. [3] Dat is een rechtens niet-afdwingbare verbintenis, die ontstaat wanneer iemand jegens een ander een dringende morele verplichting heeft van zodanige aard dat naleving daarvan, ofschoon rechtens niet afdwingbaar, naar maatschappelijke opvattingen als voldoening van een aan die ander toekomende prestatie moet worden aangemerkt. [naam eiseres 2] woonde samen met [naam] en kinderen in de woning en had een affectieve relatie met hem. Onder die omstandigheden wordt de natuurlijke verbintenis aangenomen. Dat is een redelijke grond voor de verrijking.
5.19
Al met al is er geen sprake van ongerechtvaardigde verrijking van [naam verweerster]. De vordering op dit punt wordt afgewezen.
geen onverschuldigde betaling
5.2
[naam eiseres 2] stelt verder dat zij de betalingen onverschuldigd heeft gedaan. Degene die een ander zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven, is gerechtigd dit van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderen. [4]
5.21
Ook hier geldt ten eerste dat niet [naam eiseres 2], maar haar vader de betalingen heeft gedaan.
5.22
Ten tweede zijn de betalingen feitelijk niet gedaan aan [naam verweerster], gelet op hetgeen hierboven onder 5.17 is overwogen.
5.23
Ten derde is ook hier - indien [naam verweerster] als erfgenaam van [naam] als ontvanger zou worden aangemerkt - de natuurlijke verbintenis tussen [naam eiseres 2] en [naam] de rechtsgrond voor de betalingen. Er is dus geen sprake van onverschuldigdheid.
5.24
Ook op deze grond kan de vordering niet worden toegewezen.
in conventie en in reconventie
5.25
Nu [naam verweerster] in conventie en [naam eiseres 2] in reconventie in het ongelijk is gesteld en de vorderingen in conventie en in reconventie verband houden met elkaar, zullen zowel in conventie als in reconventie de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

6..De beslissing

De rechtbank
:
in conventie
wijst de vorderingen af;
in reconventie
wijst de vorderingen af;
in conventie en in reconventie
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
2209

Voetnoten

1.HR 26-03-2010, ECLI:NL:HR:2010:BL0539
2.Artikel 6:212 lid 1 BW
3.Artikel 6:3 BW
4.Artikel 6:203 BW