ECLI:NL:RBROT:2020:9940

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
C/10/604852 / JE RK 20-2679
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van een omgangsregeling tussen ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 oktober 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld bij beschikking van 4 november 2019 en liep tot 4 november 2020. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van vier maanden, vanwege een strijd tussen de ouders over de omgangsregeling tussen [naam kind] en zijn vader. Tijdens de zitting zijn zowel de moeder als de vader gehoord, bijgestaan door hun advocaten. De moeder heeft verzocht om afwijzing van het verzoek van de GI, stellende dat de doelen van de ondertoezichtstelling zijn behaald en dat hulpverlening ook in vrijwillig kader kan plaatsvinden. De vader heeft geen verweer gevoerd, maar vroeg zich af wat er in de komende maanden zou gebeuren, gezien het gebrek aan een duidelijk plan van aanpak.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er al langere tijd een onderlinge strijd tussen de ouders is, wat leidt tot spanningen voor [naam kind]. De kinderrechter heeft de betrokkenheid van een jeugdbeschermer als noodzakelijk beoordeeld om de belangen van [naam kind] te behartigen. Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van twee maanden, tot 4 januari 2021, en het verzoek van de GI voor het overige afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/604852 / JE RK 20-2679
datum uitspraak: 21 oktober 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2007 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 24 september 2020, ingekomen bij de griffie op 25 september 2020,
- de brief met bijlagen van mr. T. Grootenhuis namens de moeder van 21 oktober 2020, ingekomen bij de griffie op 21 oktober 2020.
Op 21 oktober 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam kind] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder, bijgestaan door mr. T. Grootenhuis,
- de vader, bijgestaan door mr. A.D. van Erp,
- een tweetal vertegenwoordig(st)ers van de GI, [naam vertegenwoordiger 1] en [naam vertegenwoordiger 2] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 4 november 2019 is [naam kind] onder toezicht gesteld tot 4 november 2020.
Op 9 december 2020 staat er een zitting betreffende de omgang tussen [naam kind] en de vader gepland.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van vier maanden.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er bestaat tussen de ouders een strijd over de omgangsregeling tussen [naam kind] en de vader. In eerste instantie was het idee om de omgangsregeling gelijk te trekken met die van de zusjes van [naam kind] , maar na een gesprek met [naam kind] , waarin hij aangaf dat niet te willen, is de regeling teruggedraaid naar zoals die was. Het is van belang om niet voorbij te gaan aan de mening van [naam kind] . In de komende periode is het van belang om met [naam kind] en de ouders in gesprek te blijven en om [naam kind] te blijven ondersteunen.

De standpunten van de belanghebbenden

Door en namens de moeder is verzocht het verzoek van de GI af te wijzen. Uit de stukken blijkt dat is voldaan aan de doelen van de ondertoezichtstelling. Voor zover de doelen niet zijn behaald, kan er hulpverlening in het vrijwillig kader plaatsvinden. De moeder is bereid om de hulpverlening te accepteren. De GI wil een verlenging van de ondertoezichtstelling om in gesprek te blijven met [naam kind] en de ouders over de omgangsregeling. Er is daardoor sprake van een omgangsondertoezichtstelling die uitsluitend bedoeld is om de omgang te faciliteren. Volgens de Hoge Raad is dit geen reden om een ondertoezichtstelling uit te spreken. Er moet sprake zijn van een ernstige ontwikkelingsbedreiging en daarnaast moet de noodzakelijk geachte hulp niet of onvoldoende worden geaccepteerd. Daar is in deze situatie geen sprake van. De moeder staat verder achter het contact tussen [naam kind] en de vader. Hoe de omgangsregeling er verder uit moet komen te zien, wordt bepaald op 9 december 2020. Daarbij komt dat de GI geen concreet plan heeft gegeven hoe zij vorm willen geven aan de omgangsregeling. De moeder onderschrijft dat [naam kind] hulp nodig heeft. Hij heeft recent nog een paniekaanval gehad naar aanleiding van de uitbreiding van het contact met zijn vader. De noodzakelijk geachte hulp kan echter ook in het vrijwillig kader worden gerealiseerd.
Door en namens de vader is geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. De vader vraagt zich echter wel af wat er in de komende vier maanden gaat gebeuren. In de afgelopen jaren is er geen duidelijk plan van aanpak geweest en die ligt er nu ook niet. In het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming staat beschreven dat [naam kind] zich in een loyaliteitsconflict bevindt en dat de band tussen [naam kind] en de vader moet worden verbeterd. Dit is echter niet gebeurd. De nadruk is gelegen op de onderlinge communicatie tussen de ouders. Er is parallel ouderschap ingezet, maar dit heeft niet tot een verbetering geleid. [naam kind] is verder een jongen die structuur nodig heeft. Wanneer er een verandering in gang wordt gezet, wil [naam kind] in eerste instantie dat de situatie blijft zoals die is. Als het eenmaal in gang is gezet, dan past hij zich aan en gaat het goed. Het is niet in het belang van [naam kind] dat hij een andere omgangsregeling heeft met de vader dan zijn zusjes. Zowel de vader als zijn zusjes willen dat de regeling gelijk wordt getrokken. Daarbij komt dat het ook veilig is bij de vader thuis en de omgangsmomenten met [naam kind] goed verlopen. Het is belangrijk dat er een beslissing wordt genomen over de omgangsregeling zodat er duidelijkheid komt voor [naam kind] .

De mening van [naam kind]

wil graag dat de jeugdbeschermer betrokken blijft tot de zitting op 9 december 2020.
Met haar kan hij goed praten en zij geeft hem goede ondersteuning.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat al langere tijd sprake is van een onderlinge strijd tussen de ouders. [naam kind] ervaart hierdoor spanningen en hij bevindt zich in een loyaliteitsconflict. De GI was voornemens om de omgang tussen de vader en [naam kind] uit te breiden en de regeling gelijk te trekken met die van zijn zusjes. Dit leverde voor [naam kind] dusdanig spanningen en stress op dat hij een paniekaanval heeft gehad. Op 9 december 2020 zal er een zitting plaatsvinden omtrent de omgang tussen [naam kind] en de vader. [naam kind] heeft zelf een duidelijke wens en het is belangrijk dat er naar hem geluisterd wordt. De kinderrechter acht daarom de betrokkenheid van een jeugdbeschermer als neutrale derde de komende periode nog noodzakelijk om de belangen van [naam kind] te behartigen en om hem te ondersteunen. De kinderrechter verwacht dat wanneer er op 9 december 2020 duidelijk is verkregen voor [naam kind] , de ondertoezichtstelling kan worden afgesloten.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengen voor de duur van twee maanden. Het verzoek zal voor het overige worden afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 4 januari 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2020 door mr. A.C. Enkelaar, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 28 oktober 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.