In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 oktober 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld bij beschikking van 4 november 2019 en liep tot 4 november 2020. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van vier maanden, vanwege een strijd tussen de ouders over de omgangsregeling tussen [naam kind] en zijn vader. Tijdens de zitting zijn zowel de moeder als de vader gehoord, bijgestaan door hun advocaten. De moeder heeft verzocht om afwijzing van het verzoek van de GI, stellende dat de doelen van de ondertoezichtstelling zijn behaald en dat hulpverlening ook in vrijwillig kader kan plaatsvinden. De vader heeft geen verweer gevoerd, maar vroeg zich af wat er in de komende maanden zou gebeuren, gezien het gebrek aan een duidelijk plan van aanpak.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er al langere tijd een onderlinge strijd tussen de ouders is, wat leidt tot spanningen voor [naam kind]. De kinderrechter heeft de betrokkenheid van een jeugdbeschermer als noodzakelijk beoordeeld om de belangen van [naam kind] te behartigen. Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van twee maanden, tot 4 januari 2021, en het verzoek van de GI voor het overige afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.