ECLI:NL:RBROT:2020:9801

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2020
Publicatiedatum
3 november 2020
Zaaknummer
8290200
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot uitbreiding caravanstandplaats afgewezen; geen rechtsverwerking; reconventie afgewezen, vordering te onbepaald

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en de Stichting Kampeer- en Recreatie- en Watersportcentrum 'Schreiershaven'. [eiser] vorderde toestemming voor het verplaatsen van zijn schuur en het uitbreiden van zijn caravanstandplaats. De kantonrechter oordeelde dat [eiser] geen recht had op de uitbreiding, omdat de grond achter zijn standplaats een groenstrook was en niet deel uitmaakte van de huurovereenkomst. De kantonrechter stelde vast dat er geen overeenstemming was over het gebruik van deze grond en dat Schreiershaven niet had ingestemd met de uitbreiding. Bovendien werd het beroep van [eiser] op rechtsverwerking afgewezen, omdat Schreiershaven niet onterecht had gehandeld door geen toestemming te geven voor de uitbreiding. De kantonrechter wees de vorderingen van [eiser] af en veroordeelde hem in de proceskosten. In reconventie vorderde Schreiershaven dat [eiser] zou worden veroordeeld tot het herplaatsen van beplanting, maar deze vordering werd ook afgewezen wegens onduidelijkheid.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8290200 \ CV EXPL 20-3222
uitspraak: 23 oktober 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. J.G. Galama te Eemnes,
tegen
de stichting
Stichting Kampeer- en Recreatie- en Watersportcentrum "Schreiershaven",
gevestigd te Brielle,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. P.F.M. Beemsterboer te Almere.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiser]’ en ‘Schreiershaven’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding met producties van 16 januari 2020;
  • de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, met producties;
  • het tussenvonnis van [nummer 1] februari 2020 waarin een mondelinge behandeling is bepaald, welke mondelinge behandeling als gevolg van de corona-maatregelen niet heeft plaatsgevonden;
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie met producties;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie met producties;
  • de akte uitlaten producties van [eiser];
  • de rolbeslissing van 21 augustus 2020, waarin [eiser] alsnog in de gelegenheid is gesteld om een conclusie van dupliek in reconventie te nemen;
  • de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Schreiershaven exploiteert, op grond die het eigendom is van Staatsbosbeheer, een jachthaven en een camping. De camping bestaat voor het grootste deel uit permanente staanplaatsen voor stacaravans.
2.2.
[eiser] huurt van Schreiershaven de caravanstandplaats met plaatsnummer [nummer 1]. Op de huurovereenkomst tussen partijen is het Huishoudelijk Reglement van Stichting Schreiershaven van toepassing.
2.3.
In het Huishoudelijk Reglement, in het gedeelte Terrein Reglement, is onder meer, voor zover relevant, het volgende bepaald:
5.3.
Het is niet toegestaan, behoudens gebruikelijk onderhoudof na uitdrukkelijke toestemming van het bestuur,op het Recreatiecentrum te graven, bomen te kappen of struiken te snoeien. (…)
6.2.
Slechts na aanvraag en schriftelijke toestemming van het Bestuur is het de (aspirant)hoofdbewoner toegestaan omheiningen of afscheidingen te plaatsen en tegelplateaus aan te brengen. Omheiningen en afscheidingen zijn alleen toegestaan achter de plaats, ter afscheiding van toegangen tot de velden en ter afscheiding van de publieke bosschages. (…)
15.17.
Bij vervanging van een boot en/of caravan is vooraf altijd schriftelijke toestemming van het Bestuur vereist. (…) Een verzoek tot toestemming dient minstens te omvatten: aard, merk en type caravan, afmetingen, tekeningen/foto’s (buitenzijde), bouwjaar, een tekening/plattegrond van de plaatsindeling met daarop bestrating, eventuele beplanting en opbouw(en). (…)
2.4.
[eiser] maakte van 2012 tot eind 2018 deel uit van het bestuur van de stichting.
2.5.
Op 10 mei 2018 stuurt [eiser] de volgende mail aan de secretaris van Schreiershaven:
“Is aanvraag van mijzelf plek [nummer 1]
Als het goed is gaat mijn oude caravan dit jaar in de verkoop en als dit lukt ga ik eind dit jaar of begin volgend jaar
Andere plaatsen, hij is van bouwjaar 2008 en staat op wielen (zie je op de foto niet)
Heb even een foto van caravan bijgevoegd en schets
Gr [eiser]”
Bij dit verzoek heeft [eiser] de volgende schetsen gevoegd (hierna aangeduid als schets 1 en schets 2):
Schets 1
Schets 2
2.6.
Op 11 mei 2018 heeft de heer [eiser], als secretaris van het bestuur, na bespreking met de andere bestuursleden, als volgt gereageerd op de onder 2.5 genoemde e-mail:
“Hierbij wil ik u mededelen dat, betreffende uw aanvraag om een stacaravan te plaatsen, wij u hiervoor toestemming verlenen op veld 2 plaats [nummer 1].
Deze toestemming verlenen wij u echter alleen mits u zich houdt aan de gestelde eisen qua maatvoering aangegeven in ons huishoudelijk reglement.(…)Bij het plaatsen van een stacaravan dit altijd in overleg met onze beheerders.
Mocht er bij controle blijken dat, na plaatsing van de stacaravan, de afmeting en/of locatie niet overeenkomt met zoals hierboven omschreven, zullen wij u sommeren dit direct te corrigeren.”
2.7.
Een brief van 24 september 2018, van de voorzitter van Schreiershaven aan [eiser], vermeldt, voor zover thans relevant, het volgende:
“Via deze brief wil ik jou mededelen dat de aan jou verleende toestemming van26 mei 2018, is ingetrokken. De reden hiervoor is, dat de door jou bijgeleverde situatieschets van destijds qua opgegeven maatvoering lijkt af te wijken van jouw huidige plaats/situatie, zijnde plek [nummer 1] veld 2.
Wij verlenen jou wel toestemming voor het draaien van jouw schuur en het plaatsen van jouw nieuwe stacaravan, niet ouder dan 15 jaar, op exact de zelfde locatie als uw huidige stacaravan, waarbij aangemerkt dat jij je houdt aan de gestelde eisen qua maatvoering zoals omschreven in ons huishoudelijk reglement, (…)”
2.8.
[eiser] heeft daarop de stacaravan wel vervangen, maar hij heeft niet de blokhut gedraaid.

3..Het geschil

3.1.
[eiser] heeft
in conventiebij dagvaarding gevorderd dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Schreiershaven zal bevelen toestemming voor de volgende wijzigingen op de standplaats van [eiser] te verlenen of deze te gedogen:
de schuur, weergegeven op schets 1, met 90 graden naar rechts te draaien ten opzichte van de huidige situatie;
de grensafscheiding, weergegeven op schets 1, die thans wordt gevormd door een houten schutting, in de lengterichting van de standplaats te verplaatsen met 1,50 meter ten opzichte van de huidige situatie, althans zoveel meter als nodig is teneinde de grensafscheiding aan de achterzijde gelijk te brengen met de grensafscheiding van de standplaats op nummer [nummer 2];
een en ander op zodanige wijze dat daarmee een situatie ontstaat zoals weergegeven op schets 2, zodat zowel de grenslijn van de staanplaats in de lengterichting onafgebroken wordt en in de breedterichting gelijk wordt getrokken met de grenslijn van nummer [nummer 2].
3.2.
Aan zijn vordering heeft [eiser] (samengevat) het volgende ten grondslag gelegd. [eiser] wil zijn schuur draaien, zodat deze in het verlengde komt te staan van de caravan. De schuur moet dan ongeveer 50 centimeter verder naar achter (dus over de bestaande grens) worden geplaatst omdat anders de deur van de schuur niet meer toegankelijk is. Voor een uniforme aanblik wil [eiser] de achtergrens van zijn standplaats dan meteen gelijktrekken met die van nummer [nummer 2] en de overige caravanplaatsen uit zijn rij. De groenstrook achter de rij met standplaatsen waarvan de standplaats van [eiser] deel uit maakt is in 2017 en 2018 namelijk over een breedte van 1,5 meter verwijderd. Alle bewoners in de rij hebben deze vrijgekomen strook in gebruik genomen.
De toestemmingsaanvraag en de situatieschets van [eiser] zijn in lijn met het Huishoudelijk Reglement. Er is dan ook geen grond om de toestemming in te trekken, zodat [eiser] deze toestemming alsnog dient te krijgen. Te meer omdat (bijna) alle andere bewoners in de rij niet om toestemming hebben gevraagd en hiertegen niet is opgetreden.
3.3.
Schreiershaven heeft de vordering betwist en daartoe (samengevat) het volgende aangevoerd. [eiser] heeft door middel van zijn mail van 10 mei 2018 slechts om toestemming gevraagd voor het vervangen van zijn caravan. Schreiershaven heeft geconstateerd dat hij de groenstrook achter zijn standplaats, zonder toestemming, heeft gerooid. De toestemmingsaanvraag betrof dus een verkapte poging om zijn standplaats naar achteren uit te breiden in de groenstrook. Om deze reden is de toestemming ingetrokken. De groenstrook betreft een natuurlijk erfafscheiding. Indien Schreiershaven toestaat dat huurders deze groenstrook zelf rooien en hun standplaats op die manier uitbreiden wordt handhaving van het Huishoudelijk Reglement onmogelijk.
3.4.
Omdat Schreiershaven zich op het standpunt stelt dat [eiser] zonder toestemming, in strijd met artikel 5.3. van het Huishoudelijk Reglement, de groenstrook gerooid heeft, vordert zij
in reconventiedat [eiser] wordt veroordeeld tot het herplaatsen van beplanting/struiken en/of bomen in overeenstemming met de situatie en in overleg met het bestuur.
3.5.
[eiser] betwist deze reconventionele vordering en voert aan dat hij de groenstrook niet heeft gerooid of heeft laten rooien. [eiser] heeft slechts het verzoek gedaan om een boom, die ontsproot uit dezelfde wortelstam als een andere boom te kappen, waarna de kap met toestemming van de beheerder door de hovenier is gebeurd. [eiser] is hier nooit op aangesproken. Bovendien is de vordering vaag en onduidelijk en daarom niet toewijsbaar.
3.6.
Op hetgeen partijen verder hebben aangevoerd zal de kantonrechter, voor zover van belang, hierna ingaan.

4..De beoordeling

In conventie
4.1.
Voorop stelt de kantonrechter dat Schreiershaven aan [eiser] reeds toestemming heeft gegeven om zijn schuur te draaien, zoals blijkt uit haar brief van 24 september 2018; in zoverre heeft [eiser] dus geen belang bij zijn vordering onder sub a. De beoordeling van de vorderingen van [eiser] komt daarom neer op de vraag of hij de houten schutting aan de achterzijde van zijn standplaats met 1,5 meter naar achteren mag verplaatsen en zo zijn perceel met 1,5 meter mag uitbreiden.
4.2.
In dat kader overweegt de kantonrechter dat partijen een huurovereenkomst met elkaar hebben gesloten met betrekking tot een onbebouwde caravanstaanplaats, te weten campingplaats [nummer 1]. Gesteld noch gebleken is dat partijen bij het aangaan van de huurovereenkomst hebben bedoeld dat de 1,5 meter grond aan de achterzijde van de standplaats onderdeel uitmaakt van campingplaats [nummer 1], aangezien dit stuk grond destijds een groenstrook betrof. Feitelijk wil [eiser] dus de zaak waarop de huurovereenkomst ziet uitbreiden. Weliswaar is in het Huishoudelijk Reglement niet expliciet vastgelegd dat vrijgekomen terrein niet in gebruik mag worden genomen door de huurders, echter betekent dit niet dat huurders het recht hebben om de zaak die zij niet huren in gebruik te nemen. Schreiershaven is slechts gehouden om de zaak waarover partijen overeenstemming hebben bereikt ter beschikking te stellen, zoals bedoeld in artikel 7:201 lid 1 BW. Aangezien partijen over de groenstrook achter standplaats [nummer 1] geen overeenstemming hebben bereikt, kan [eiser] niet zonder meer aanspraak maken op het gebruik van deze grond.
4.3.
[eiser] heeft voorts aangevoerd dat Schreiershaven haar recht om op te treden tegen de uitbreiding heeft verwerkt, omdat zij niet opgetreden heeft tegen zijn buren die een soortgelijke uitbreiding zonder toestemming hebben gemaakt. Van rechtsverwerking kan slechts sprake zijn indien de schuldeiser zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van het betrokken recht (ECLI:NL:HR:1991:ZC0271, r.o. 3.3.1.). Een beroep op rechtsverwerking komt neer op een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 lid 2 BW) en wordt slechts in uitzonderlijke omstandigheden aangenomen. Hiervoor dienen door degene die zich op rechtsverwerking beroept, concrete feiten en omstandigheden te worden aangevoerd (ECLI:NL:HR:2005:AS4406, r.o. 5.). Vaste rechtspraak van de Hoge Raad is dat enkel tijdsverloop of enkel stilzitten van de wederpartij onvoldoende is om rechtsverwerking aan te nemen. Vereist is de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan hetzij bij de wederpartij het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de gerechtigde zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de wederpartij in zijn positie onredelijk zou worden benadeeld in geval de gerechtigde zijn aanspraak alsnog geldend zou maken (ECLI:NL:PHR:1998:ZC2635 r.o. 3.4.).
4.4.
Gesteld noch gebleken is dat Schreiershaven zich ten opzichte van [eiser] heeft gedragen op een wijze die onverenigbaar is met het weigeren van de toestemming om zijn perceel uit te breiden. Immers Schreiershaven heeft slechts toestemming gegeven voor het vervangen van de stacaravan. Uit niets blijkt dat Schreiershaven de indruk heeft gewekt dat zij instemt met de uitbreiding van de standplaats van [eiser]. Voor zover [eiser] heeft willen stellen dat hij toestemming heeft gekregen door het bericht van het bestuur van 11 mei 2018, overweegt de kantonrechter als volgt. Door de tekst van zijn mail van 10 mei 2018 en het achterwege laten van maatvoeringen in de daarbij gevoegde schets 2 heeft [eiser] de indruk gewekt dat hij slechts toestemming vroeg voor het vervangen van de caravan. De door hem ontvangen toestemming ziet ook slechts op het plaatsen van een nieuwe stacaravan. [eiser] kan zich dan ook niet op het standpunt stellen dat hij van Schreiershaven toestemming heeft gekregen voor uitbreiding van zijn campingplaats.
4.5.
Voor zover [eiser] zijn beroep op rechtsverwerking baseert op zijn stelling dat Schreiershaven tegen andere huurders niet heeft opgetreden is het volgende van belang. Schreiershaven voert, onder overlegging van brieven, aan dat zij wel degelijk vaker toestemming heeft geweigerd aan andere huurders. In reactie hierop heeft [eiser] bij conclusie van repliek verschillende foto’s met toelichting in het geding gebracht, maar uit deze foto’s blijkt niet dat daadwerkelijk sprake is van uitbreidingen van de betreffende caravanplaatsen, laat staan dat hiervoor geen toestemming is gevraagd. Zelfs als wel vast zou staan dat Schreiershaven de uitbreiding van percelen van andere huurders gedoogd heeft, dan kan dit ten hoogste leiden tot rechtsverwerking ten aanzien van die huurders, maar niet ten aanzien van [eiser]. Schreiershaven heeft immers zelf de bevoegdheid om te bepalen op welke wijze zij met iedere huurder (in zijn afzonderlijke situatie) omgaat. Op grond van het voorgaande oordeelt de kantonrechter dat van rechtsverwerking geen sprake is.
4.6.
Op grond van het voorgaande heeft te gelden dat [eiser] slechts zijn caravanstandplaats naar achteren kan uitbreiden indien hij dat overeenkomt met, c.q. hij daar toestemming voor krijgt van, Schreiershaven. Hiervan is geen sprake.
4.7.
Schreiershaven heeft er in deze procedure verder blijk van gegeven dat zij niet voornemens is om [eiser] (alsnog) toestemming te geven voor het uitbreiden van zijn perceel en het verplaatsen van zijn schutting. Ook in zoverre is de vordering van [eiser] dus niet toewijsbaar.
4.8.
De slotsom van het voorgaande is dat er geen gronden zijn op basis waarvan de vordering van [eiser], ziende op uitbreiding van zijn perceel, kan worden toegewezen, zodat de kantonrechter die vorderingen zal afwijzen. Zoals overwogen in 4.1. heeft [eiser] reeds toestemming om zijn schuur te draaien, zodat die vordering bij gebrek aan belang ook wordt afgewezen.
4.9.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [eiser] veroordeeld in de kosten van deze procedure in conventie, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Schreiershaven vastgesteld op € 360,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten à € 180,-).
In reconventie
4.10.
Aan de reconventionele vordering ligt de stelling van Schreiershaven ten grondslag dat [eiser] de groenstrook aan de achterzijde van campingplaats [nummer 1] zelf heeft gerooid. [eiser] betwist dat hiervan sprake is. Schreiershaven heeft daarop bewijs aangeboden van haar stelling. Echter zelfs indien deze stelling zou komen vast te staan dan leidt dit nog niet tot toewijzing van de vordering. Artikel 23 Rv bepaalt dat de rechter beslist over al hetgeen partijen hebben gevorderd of verzocht. Verder bepaalt artikel 111 lid 2 sub d Rv dat de dagvaarding de eis en de gronden daarvan bevat. De reconventionele vordering om “
te veroordelen tot het herplaatsen van beplanting/struiken en/of bomen in overeenstemming met de situatie en in overleg met het bestuur” betreft een dermate ongespecificeerde, open en onduidelijke vordering dat de kantonrechter deze niet kan toewijzen. In haar conclusies heeft Schreiershaven evenmin onderbouwd op welke wijze hieraan uitvoering zou moeten worden gegeven door [eiser]. De reconventionele vordering van Schreiershaven wordt daarom afgewezen.
4.11.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt Schreiershaven veroordeeld in de kosten van de procedure in reconventie, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 360,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten à € 180,-).

5..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
wijst de vorderingen van [eiser] af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Schreiershaven vastgesteld op € 360,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
wijst de vorderingen van Schreiershaven af;
veroordeelt Schreiershaven in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 360,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
33394