ECLI:NL:RBROT:2020:9763

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 september 2020
Publicatiedatum
31 oktober 2020
Zaaknummer
8433855 CV EXPL 20-10481
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Relatieve bevoegdheid van de rechter in een civiele procedure over een betalingsvordering

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, heeft eiseres een vordering ingesteld tegen gedaagde met betrekking tot een betalingskwestie voortvloeiend uit een overeenkomst voor de reparatie van een auto. Eiseres vordert een bedrag van € 494,79, waarvan € 100,- aan hoofdsom, te vermeerderen met wettelijke rente en veroordeling van gedaagde in de proceskosten. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat zij aan haar betalingsverplichtingen heeft voldaan en dat de overeenkomst niet rechtsgeldig is gesloten omdat de vertegenwoordiger niet bevoegd was.

De kantonrechter heeft in deze procedure ambtshalve de relatieve bevoegdheid van de rechtbank getoetst. De woonplaats van gedaagde, een rechtspersoon, is vastgesteld in Den Haag, wat in beginsel betekent dat de rechtbank Den Haag bevoegd zou zijn. Echter, de kantonrechter heeft eiseres in de gelegenheid gesteld om toe te lichten waarom de rechtbank Rotterdam ook bevoegd zou zijn. De partijen zijn ook gevraagd of zij willen dat de zaak naar de rechtbank Den Haag wordt verwezen.

De kantonrechter heeft de zaak aangehouden en een rolzitting gepland, waarbij eiseres de gelegenheid krijgt om haar standpunt verder toe te lichten. De beslissing van de kantonrechter is genomen op 20 oktober 2020, waarbij eiseres is gewezen op de procedurele vereisten voor het indienen van stukken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8433855 CV EXPL 20-10481
uitspraak: 18 september 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[eiseres]
,
gevestigd te [plaats 1] ,
eiseres,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarders R.A.M. Vismans en W.H.A. van Rijckevorsel,
tegen
[gedaagde]
,
gevestigd te [plaats 2] ,
gedaagde,
vertegenwoordigd door [naam gemachtigde] .
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 24 maart 2020, met bijlagen;
de conclusie van antwoord, met bijlagen;
de conclusie van repliek tevens vermindering van eis, met bijlagen;
de conclusie van dupliek, met bijlagen;
de akte van [eiseres] .
Het vonnis is bepaald op heden.

2..Het geschil

2.1
[eiseres] vordert – na vermindering van eis - dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van € 494,79, waarvan € 100,- aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2
[eiseres] heeft het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd. Zij heeft met [gedaagde] een overeenkomst gesloten inzake de reparatie van een auto met bijlevering van materialen en vervangend vervoer. [gedaagde] heeft niet volledig voldaan aan haar betalingsverplichting op grond van deze overeenkomst.
2.3
[gedaagde] is het niet eens met de vordering. Zij voert daartegen – kort gezegd – het volgende aan. Partijen hebben een regeling met elkaar getroffen. [gedaagde] heeft voldaan aan haar betalingsverplichting en is niets meer verschuldigd aan [eiseres] . Bovendien is de overeenkomst gesloten door iemand die niet bevoegd was [gedaagde] te vertegenwoordigen.

3..De beoordeling

3.1
[gedaagde] is een rechtspersoon die statutair gevestigd is in Den Haag. De kantonrechter dient ambtshalve te toetsen of hij relatief, oftewel geografisch gezien, bevoegd is om op de vordering te beslissen (artikel 110 lid 1 Rv).
3.2
In beginsel is de rechter van de woonplaats van gedaagde daartoe bevoegd (artikel 99 lid 1 Rv). De woonplaats van gedaagde wordt bepaald aan de hand van de artikelen 1:10 tot en met 1:15 BW. Op grond van artikel 1:10 lid 2 BW heeft een rechtspersoon zijn woonplaats ter plaatse waar hij volgens wettelijk voorschrift of volgens zijn statuten of reglementen zijn zetel heeft. Dat is in dit geval Den Haag, zodat de rechtbank Den Haag bevoegd zou zijn om van het geschil kennis te nemen. Artikel 1:14 BW bepaalt echter dat een persoon die een kantoor of een filiaal houdt, ten aanzien van aangelegenheden die dit kantoor of filiaal betreffen mede aldaar woonplaats kan hebben. Een rechtspersoon kan dus meer dan één woonplaats hebben.
3.Artikel 108 lid 1 Rv biedt partijen de mogelijkheid om bij overeenkomst zelf een relatief bevoegde rechter aan te wijzen. Een dergelijke afspraak is in dit geval echter alleen geldig wanneer partijen deze afspraak hebben gemaakt na het ontstaan van het geschil (artikel 108 lid 2 Rv).
3. De kantonrechter stelt [eiseres] in de gelegenheid om toe te lichten waarom de rechtbank Rotterdam volgens haar relatief bevoegd is om op onderhavige vordering te beslissen. Hierop mag [gedaagde] vervolgens reageren. Partijen dienen zich ook erover uit te laten of zij willen dat de zaak naar de rechtbank Den Haag wordt verwezen. Indien beide partijen willen dat de rechtbank Rotterdam de zaak verder behandelt, zal daarna vonnis worden gewezen.
3. Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium aangehouden.

4..De beslissing

De kantonrechter
:
verwijst de zaak naar de rolzitting van
20 oktober 2020 om 13:30 uurop welke zitting [eiseres] zich kan uitlaten over het voorgaande;
wijst [eiseres] erop dat de akte in tweevoud ingestuurd moet worden en uiterlijk de dag vóór de rolzitting om 12.00 uur door de rechtbank ontvangen moet zijn;
wijst [eiseres] erop dat zij ook op grond van een tijdelijke regeling een e-mailbericht mag sturen aan kantondagvaarding.rtm@rechtspraak.nl.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. van de Ven en uitgesproken door mr. R. Kruisdijk, rolrechter, ter openbare terechtzitting.
43416