In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 oktober 2020 een tussenvonnis gewezen in een geschil tussen het CAK, een publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan, en een gedaagde. De zaak betreft de betalingsverplichting van de gedaagde voor een eigen bijdrage in de zorg, zoals vastgesteld door het CAK op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. De gedaagde heeft de facturen van het CAK, die in totaal € 105,00 bedragen, onbetaald gelaten en heeft betwist dat zij de zorg heeft ontvangen waarvoor deze facturen zijn opgesteld. De kantonrechter heeft de gedaagde de gelegenheid geboden om aan te tonen of zij bezwaar heeft gemaakt tegen de beschikkingen van het CAK, aangezien dit van invloed kan zijn op de rechtskracht van de vorderingen van het CAK. De zaak is aangehouden voor verdere schriftelijke uitwisseling van standpunten tussen partijen, waarbij de kantonrechter heeft benadrukt dat er geen verder uitstel zal worden verleend zonder schriftelijke instemming van de wederpartij. De beslissing om de zaak aan te houden is genomen om ervoor te zorgen dat beide partijen hun standpunten kunnen verduidelijken en om te voorkomen dat de procedure onterecht wordt vertraagd. De kantonrechter heeft tevens aangegeven dat de verdere beoordeling van de zaak afhankelijk is van de uitkomsten van deze schriftelijke uitwisseling.