3..Het bewijs
Feit 1
Inleiding
De verdachte wordt verweten dat hij zich in zijn functie als manager Vastgoed en Techniek bij het [naam ziekenhuis] (hierna: [naam ziekenhuis] ) te Nieuwegein heeft laten omkopen door medeverdachte [naam medeverdachte 1] , destijds directeur bij bouwbedrijf [naam bouwbedrijf] (hierna: [naam bouwbedrijf] ), en door medeverdachte [naam medeverdachte 2] , voormalig eigenaar van bouwbedrijf [naam aannemersbedrijf] . (hierna: [naam aannemersbedrijf] ) samen met [naam aannemersbedrijf] . De verdachte zou van hen giften hebben ontvangen, in ruil waarvoor hij opdrachten voor onderhoud- en/of verbouwingswerkzaamheden aan het [naam ziekenhuis] aan deze bouwbedrijven heeft gegund. De van [naam bouwbedrijf] ontvangen giften zouden hebben bestaan uit een verbouwing van zijn privéwoning, contant geld, etentjes, telefoons, voetbalkaartjes, een iPad en een teambuildingactiviteit. De van [naam aannemersbedrijf] ontvangen giften zouden hebben bestaan uit een drietal zeilreizen naar Griekenland.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van het ontvangen van de giften is door de verdediging het volgende standpunt ingenomen.
- De verdachte wist niet dat de werkelijke prijs van de keuken hoger was dan het bedrag dat hij ervoor had betaald, hij ging uit van een korting.
- De verdachte heeft slechts eenmaal € 2.000,- contant ontvangen van [naam medeverdachte 1] .
- [naam bouwbedrijf] heeft etentjes gesponsord, met uitzondering van het etentje op 29 oktober 2011 bij [naam horecagelegenheid] in Delft.
- Van [naam medeverdachte 1] heeft de verdachte een iPhone ontvangen als kerstgeschenk; de ontvangst van een HTC telefoon ontkent hij en daarvoor ontbreekt bewijs.
- De verdachte heeft, voor zakelijke doeleinden, een iPad ontvangen van [naam medeverdachte 1] , maar dit was slechts in bruikleen en die heeft hij later teruggegeven.
Ten aanzien van het contante geld (€ 2.000), de etentjes en de teambuildingactiviteit is aangevoerd dat deze niet aan de verdachte privé, maar zakelijk (aan het [naam ziekenhuis] ) ten goede zijn gekomen. Bovendien is ten aanzien van de etentjes en het contante geld aangevoerd dat niet specifiek is gemaakt dat voor deze giften door de verdachte een wederprestatie is verricht.
-
De door de verdachte ontvangen giften
De rechtbank komt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen tot de volgende vaststellingen ten aanzien van die giften.
De verdachte heeft op de zitting verklaard dat de door hem en zijn vrouw uitgezochte keuken eigenlijk € 25.000,- kostte, maar dat de prijs na onderhandeling uitkwam op
€ 15.000,-. De rechtbank acht een ‘korting’ van degelijke grootte echter niet aannemelijk en is van oordeel – ook in het licht van het gehele dossier – dat de verdachte heeft geweten dat een deel van de keuken door [naam bouwbedrijf] werd betaald. Voor het overige deel van de verbouwing heeft de verdachte bekend dat hij slechts een deel van de kosten heeft betaald. Vast staat daarmee dat [naam bouwbedrijf] en [naam aannemersbedrijf] een substantieel deel van de verbouwing van de woning van de verdachte hebben gefinancierd.
Door [naam medeverdachte 1] is een rekening-courant verhouding bijgehouden tussen de verdachte en [naam bouwbedrijf] . Deze rekening-courant werd gevoed doordat [naam bouwbedrijf] facturen stuurde voor meerwerk en/of werkzaamheden aan het ziekenhuis, terwijl de omschreven werkzaamheden niet of slechts voor een deel waren uitgevoerd. De opbrengst van deze facturen kwam vervolgens niet ten goede aan het op de factuur omschreven project van het ziekenhuis maar aan het rekening-courant tegoed voor de verdachte. Op basis van het rekening-courant tegoed werden vervolgens via een zwarte kas contante gelden aan de verdachte verstrekt. De zwarte kas werd onder meer gevoed door gepinde bedragen die boekhoudkundig niet ˗ zoals gebruikelijk ˗ in de reguliere kas van [naam bouwbedrijf] zijn geboekt, maar werden geboekt ten laste van lopende projecten bij het ziekenhuis. Het verloop van de rekening-courant werd handmatig op een zogeheten staffel bijgehouden. De omschrijvingen op de staffel “zakje” of “zakkie” hebben betrekking op contant aan de verdachte verstrekte geldbedragen. Volgens de staffel gaat het in totaal om een bedrag van € 7.900,-. Vast staat daarmee dat de verdachte deze contante gelden heeft ontvangen van [naam medeverdachte 1] .
Gelet op de verklaring van de verdachte dat de diners en etentjes door [naam bouwbedrijf] zijn ‘gesponsord’ staat deze gift vast.
Gelet op de verklaring van de verdachte met betrekking tot de iPhone staat ook deze gift vast. Gelet op het feit dat direct bewijs ontbreekt dat de telefoon van het merk HTC door [naam medeverdachte 1] aan de verdachte is gegeven, wordt de verdachte van deze ‘gift’ vrijgesproken.
e) kaartjes Feyenoord – FC Utrecht
Gelet op de verklaring van de verdachte dat hij van [naam medeverdachte 1] vijf voetbalkaartjes heeft ontvangen staat ook deze gift vast.
Omdat niet op voorhand onaannemelijk is dat de iPad met toebehoren is aangeschaft door [naam medeverdachte 1] en verstrekt aan de verdachte om te onderzoeken of daarmee de besturingssystemen van allerlei apparaten en machines in het ziekenhuis konden worden bediend en gecontroleerd kan dit feit niet worden bewezen.
g) Teambuildingactiviteit
Gelet op de verklaring van de verdachte dat hij voor deze teambuildingsactiviteit geld van [naam medeverdachte 1] heeft gevraagd en ontvangen staat ook deze gift vast.
De verdachte heeft verklaard dat hij de zeilreizen (in elk geval de huur van de boot, de vliegreizen en een deel van het eten en drinken) cadeau heeft gekregen, zodat ook deze giften vast staan.
Privé of zakelijk
Het feit ten slotte dat de door [naam bouwbedrijf] betaalde etentjes en de teambuildingactiviteit, zoals door de verdachte gesteld, geen privé etentjes of privé uitjes waren maar betrekking hadden op bedrijfsuitjes en/of etentjes met projectcoördinatoren na oplevering van grote projecten of in verband met de start van nieuw project om de samenwerking tussen de deelnemende personen te bevorderen, doet aan het voorgaande ook niet af. Immers, ook dat leidt tot een bevoordeling van de verdachte om zo de contractuele relatie tussen het ziekenhuis en [naam bouwbedrijf] te onderhouden, gericht op het binnenhalen van toekomstig werk voor [naam bouwbedrijf] .
Tegenprestatie
De vraag is of deze giften ook in relatie gebracht kunnen worden met een doen of nalaten van de verdachte in de uitoefening van zijn functie, meer concreet of hij door die giften opdrachten/projecten van het [naam ziekenhuis] aan [naam bouwbedrijf] heeft gegund of laten gunnen. Op basis van het dossier kan dat niet voor concrete opdrachten worden vastgesteld. Voor een bewezenverklaring van omkoping is echter ook niet vereist dat de omkoping daadwerkelijk heeft geleid tot een doen of nalaten door degene die is omgekocht (zie HR 27 november 1990, NJ 1991, 318 en ECLI:NL:GHAMS:2017:2018). Voldoende is dat de bevoordeling van de verdachte is gedaan met het oog op het onderhouden van de contractuele relatie tussen het ziekenhuis en [naam bouwbedrijf] , gericht op het binnenhalen van toekomstig werk voor [naam bouwbedrijf] . Dat (onder andere) van dat oogmerk sprake was, volgt uit de uiterlijke verschijningsvorm en bovendien ook uit de verklaring van de verdachte. Conclusie
De verdachte heeft een groot deel van de verbouwingskosten cadeau gekregen van [naam bouwbedrijf] en de [naam aannemersbedrijf] , ontving de verdachte van [naam bouwbedrijf] zakjes met geld, een iPhone en voetbalkaartjes en etentjes en liet hij een teambuildingsactiviteit betalen door [naam bouwbedrijf] . Van [naam aannemersbedrijf] ontving de verdachte drie zeilreizen in Griekenland. De verdachte heeft zich laten omkopen en de verweren worden verworpen.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft de offertes van [naam bouwbedrijf] en [naam aannemersbedrijf] geaccordeerd, de werkzaamheden zijn verricht en de bijbehorende facturen zijn betaald. Deze documenten zijn dus niet vals. Bovendien ontbreekt het oogmerk tot misleiding. De verdachte wist niet dat de daadwerkelijke kosten hoger waren dan aan hem geoffreerd en gefactureerd. De verdachte moet dus worden vrijgesproken van valsheid in geschrift.
Beoordeling
De verdachte heeft op de zitting verklaard dat een deel van de verbouwing van zijn woning niet door hemzelf is betaald, maar door [naam bouwbedrijf] . De rechtbank beschouwt dit als omkoping (feit 1). Bij feit 2 gaat het om de vraag of de offertes en facturen die [naam bouwbedrijf] en [naam aannemersbedrijf] voor deze verbouwing aan de verdachte hebben uitgebracht, vals zijn opgemaakt met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Op zichzelf is het juist dat de werkzaamheden op de offertes daadwerkelijk in de woning van de verdachte zijn uitgevoerd en de bijbehorende facturen door hem zijn betaald. Deze kosten bedragen echter slechts een deel van de werkelijke kosten. Deze offertes en facturen staan dan ook niet op zichzelf, maar zijn naar het oordeel van de rechtbank onlosmakelijk verbonden met de omkoping. Ze vormen de ‘afdekking’ daarvan en zijn met dat doel vals opgemaakt.
Dit blijkt voor de offertes van [naam bouwbedrijf] (DOC-042 en -052) en de bijbehorende facturen (DOC-043 en -053) uit het feit dat de medeverdachte [naam medeverdachte 1] namens [naam bouwbedrijf] de offertes op 2 en 28 april 2009 ondertekende, terwijl toen al bekend was dat de verbouwingswerkzaamheden veel omvangrijker zouden zijn. Op 2 april 2009 beschikte [naam medeverdachte 1] namelijk al over een aangepast (en dus al eerder opgemaakt) overzicht van de geplande werkzaamheden aan de woning van de verdachte, waarin veel meer werkzaamheden zijn opgenomen dan in de offerte vermeld. Dat dit een document zou zijn met ‘mogelijke werkzaamheden’ en dat er aanvankelijk voor was gekozen slechts een deel van de werkzaamheden uit te voeren en later toch weer alles, zoals de verdachte ter zitting heeft betoogd, vindt de rechtbank gelet op de gedetailleerdheid ongeloofwaardig.
Dat de verdachte het opzet had om met deze stukken anderen te misleiden, staat ook vast. De rechtbank gaat ervan uit dat hij de stukken in de toekomst wilde gebruiken om te verbloemen dat anderen de verbouwing grotendeels hadden betaald. Dit wordt onderstreept door het feit dat hij de offertes en facturen tijdens het interne onderzoek binnen het [naam ziekenhuis] in 2013 aan Ernst & Young (hierna: EY) ook daadwerkelijk heeft verstrekt, om daarmee aan te tonen dat hij de verbouwing zelf had betaald. Hij verklaarde daarbij expliciet dat de werkzaamheden op de offertes en facturen de enige werkzaamheden waren die door [naam bouwbedrijf] aan zijn woning waren uitgevoerd.
Ook de offerte (DOC-145) die [naam aannemersbedrijf] voor de afbouw van de woning van de verdachte heeft uitgebracht, is vals opgemaakt. Ook voor deze offerte geldt dat de rechtbank de verklaring van de verdachte op de zitting, dat aanvankelijk slechts deze werkzaamheden waren overeengekomen en later is besloten om de verbouwing grootser aan te pakken, ongeloofwaardig vindt.
Daarbij is allereerst van belang dat bepaalde werkzaamheden of producten van leveranciers die in de offerte aan de verdachte worden doorberekend, tegen veel lagere prijzen zijn geoffreerd dan de prijzen in de offertes van deze leveranciers. De leveranciersoffertes waren al eerder uitgebracht en dus op de offertedatum bekend bij [naam aannemersbedrijf] .
Bovendien is – naast het overzicht waarover [naam medeverdachte 1] op 2 april 2009 al beschikte – in de administratie van [naam aannemersbedrijf] een overzicht aangetroffen van de werkzaamheden die zij uitvoerden in de woning van de verdachte, waarin veel omvangrijker werkzaamheden zijn opgenomen dan geoffreerd. In dit overzicht wordt opgemerkt ‘start 15 april’, waaruit de rechtbank afleidt dat dit overzicht op de offertedatum al beschikbaar was.
Het opzet op de valsheid van de offerte wordt tot slot verder ingekleurd door de mailwisseling tussen de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 2] van 30 maart 2009, waarin zij overleggen hoe zij de verschillende prijzen en omschrijvingen op de offerte meer in overeenstemming met de werkelijkheid kunnen laten lijken. De mededeling van de verdachte dat de e-mail moet worden verwijderd, ook uit de prullenbak, is daarbij veelzeggend.
Het oogmerk op het als echt en onvervalst gebruiken van deze offerte leidt de rechtbank eveneens af uit het feit de verdachte de bijbehorende facturen aan EY heeft verstrekt tijdens het interne onderzoek van het [naam ziekenhuis] , om aan te tonen dat de [naam aannemersbedrijf] slechts deze werkzaamheden had verricht en deze door hem waren betaald.
Conclusie
De rechtbank vindt bewezen dat de verdachte samen met anderen de offertes en facturen zoals vermeld in de tenlastelegging vals heeft opgemaakt dan wel heeft laten opmaken met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken. De verweren van de verdediging worden dan ook verworpen.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van het opzettelijk gebruik maken van de twee ten laste gelegde valse facturen, omdat hij niet wist dat deze facturen vals waren.
Beoordeling
EY heeft in 2013 op verzoek van het [naam ziekenhuis] een intern onderzoek uitgevoerd naar mogelijke onregelmatigheden met betrekking tot onder meer de verbouwing van het woonhuis van de verdachte in 2009. In het kader van dat onderzoek heeft de verdachte twee facturen van het bedrijf [naam bedrijf] , gericht aan “Fam. [naam verdachte] ”, met betrekking tot een geleverde houten vloer en een hoeveelheid natuursteen, aan EY overhandigd. De facturen dienden – kort gezegd – om het vermoeden van onregelmatigheden (in die zin dat de verbouwing in feite was bekostigd door derden waarmee de verdachte ook een zakelijke relatie had; zie ook feit 1) te bestrijden.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de eigenaar van [naam bedrijf] de facturen heeft laten opstellen en dat de spullen die op de facturen vermeld staan niet zijn geleverd. De vraag is of de verdachte daar ook van op de hoogte was. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Uit de bewijsmiddelen volgt namelijk ook dat de verdachte in 2013 op de eigenaar van [naam bedrijf] is afgestapt omdat hij ‘iets nodig had om zich in te dekken’ en dat de eigenaar van [naam bedrijf] daarom de twee valse facturen heeft laten opmaken.
De verdachte heeft dus kennis gehad van de valsheid van die facturen, die hij vervolgens heeft overhandigd aan EY met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van twee valse facturen. De verweren worden verworpen.
Feit 4
De verdachte en zijn vrouw hebben in augustus 2005 een (tweedehands) boot gekocht voor een bedrag van € 70.000. In 2006 heeft [naam aannemersbedrijf] opknapwerkzaamheden aan de boot verricht. Dit betrof onder meer schilderwerkzaamheden, revisie van de motor, reparatie/vervanging van de ramen, leveren en aanbrengen van een naambordje en stoffering. Uit de bewijsmiddelen volgt dat deze werkzaamheden ongeveer tussen de
€ 35.000 en € 45.000 hebben gekost en dat [naam aannemersbedrijf] de opbrengsten van andere projecten heeft aangewend om de kosten van deze werkzaamheden te dekken. De verdachte heeft zelf niets betaald. In september 2010 heeft de verdachte de boot vervolgens verkocht voor een bedrag van € 64.500. Dat bedrag is bijgeschreven op de gezamenlijke bankrekening van de verdachte en zijn vrouw.
Hoewel in deze zaak niet aan de verdachte ten laste gelegd, is naar het oordeel van de rechtbank ook – op dezelfde wijze en met dezelfde onderbouwing als de giften zoals die onder feit 1 bewezen zijn verklaard – door het gratis opknappen van de boot van de verdachte door [naam aannemersbedrijf] sprake geweest van niet-ambtelijke omkoping van de verdachte door [naam aannemersbedrijf] . Dat is een misdrijf.
Door dat opknapwerk is, zo mag – zeker gelet op de hoogte van de kosten van die werkzaamheden – aangenomen worden, de boot substantieel in waarde gestegen. Die waardestijging is aan te merken als zijnde afkomstig uit een misdrijf, te weten de genoemde omkoping. Hoe groot die waardestijging exact is geweest, is op basis van het dossier niet vast te stellen.
De verdachte heeft, vier jaar na het opknappen, een bedrag van € 64.500 ontvangen uit de verkoop van de boot. Dat bedrag is deels legaal, want uit normale verkoop verkregen, maar bestaat ook voor een deel uit de uit misdrijf afkomstige waardestijging. Dat maakt dat de ten laste gelegde € 64.500 gedeeltelijk (en middellijk) uit enig misdrijf afkomstig is. De omstandigheden van dit geval – zoals hiervoor uiteen is gezet – rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank de conclusie om het gehele bedrag – door vermenging – aan te merken als zijnde afkomstig uit enig misdrijf.
De verdachte heeft zelf verklaard over de opknapwerkzaamheden en het feit dat hij daar niets aan heeft betaald. Hij was er dus van op de hoogte dat een deel van de waarde van zijn boot uit misdrijf afkomstig was.
Desondanks heeft hij deze boot verkocht, het bedrag op zijn bankrekening laten bijschrijven en van dat geld gebruik gemaakt (het geld wordt direct overgeboekt naar de ‘profijtrekening’). Daarmee heeft de verdachte dat geldbedrag witgewassen.
De rechtbank vindt, anders dan de officier van justitie, dat geen sprake is van het verbergen of verhullen van de werkelijke aard en herkomst van het geld. De verkoop van de boot, die ook op geheel transparante wijze is verlopen, was immers niet als zodanig gericht op het bemoeilijken van het zicht op de deels illegale herkomst ervan.
Conclusie
De verdachte heeft gebruik gemaakt van een eerst door hem omgezet geldbedrag van
€ 64.500, dat gedeeltelijk afkomstig was uit een misdrijf, en dat geld daarmee witgewassen.
Bewezenverklaring
De rechtbank vindt wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde heeft begaan, en vindt bewezen dat:
1.
hij in de periode van 2 april 2009 tot en met 1 november 2013 in Nederland, anders dan als ambtenaar, namelijk als manager Vastgoed en Techniek werkzaam zijnde in dienstbetrekking bij [naam ziekenhuis] , naar aanleiding van hetgeen hij, verdachte, in zijn betrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zou doen of nalaten, giften heeft aangenomen van [naam medeverdachte 1] en/of [naam bouwbedrijf] en (een) ander(en), te weten:
a. a) een verbouwing van de woning aan de [adres verdachte] te [woonplaats verdachte] , bestaande uit:
- arbeid en materialen ten behoeve van de ruwbouw van deze verbouwing en- arbeid en materialen ten behoeve van de afbouw en stoffering van deze verbouwing en
- arbeid en materialen ten behoeve van een keuken en
zakjes contant geld ter waarde van in totaal euro 7.900,
etentjes,
een iPhone 4S en
kaartjes voor Feyenoord - FC Utrecht en
g) teambuildingactiviteit,
en giften heeft aangenomen van [naam aannemersbedrijf] en [naam medeverdachte 2] te weten: zeilreizen naar Griekenland in de jaren 2010 en 2011 en 2012, en dit aannemen (telkens) in strijd met de goede trouw heeft verzwegen tegenover zijn, verdachtes, werkgever bovengenoemd;
2.
hij in de periode van 30 maart 2009 tot en met 22 juni 2009 in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
een offerte van [naam bouwbedrijf] gedateerd 2 april 2009 gericht aan de heer [naam verdachte] en
een factuur van [naam bouwbedrijf] gedateerd 18 mei 2009 gericht aan de heer [naam verdachte] en
een offerte van [naam bouwbedrijf] gedateerd 2
8april 2009 gericht aan de heer [naam verdachte] en
een factuur van [naam bouwbedrijf] gedateerd 22 juni 2009 gericht aan de heer [naam verdachte] en
en offerte van [naam aannemersbedrijf] gericht aan dhr. [naam verdachte] d.d. 7 april 2009
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, telkensvalselijk heeft opgemaakt en/of doen (laten) opmaken, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededaders, telkens valselijk en in strijd met de waarheid, ad a en c en e: op deze offertes werkzaamheden enbedragen opgenomen en/of laten opnemen die niet overeenkomstig de werkelijkheid waren, en ad b en d: werkzaamheden en bedragen op deze facturen opgevoerd en/of (doen) laten opvoeren die niet overeenkomen met de werkelijkheid, en zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
3.
hij in de periode van 8 maart 2013 tot en met 20 maart 2013 in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften te weten
- een factuur van [naam bedrijf] gericht aan Fam. [naam verdachte] d.d. 17 april 2009 en
- een factuur van [naam bedrijf] gericht aan Fam. [naam verdachte] d.d. 22 mei 2009
als waren die geschriften echt en onvervalst, elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande de valsheid hierin dat de data van deze facturen geantedateerd waren en valselijk en in strijd met de waarheid geleverde goederen op deze facturen staan, terwijl deze in werkelijkheid niet zijn geleverd, bestaande dat gebruikmaken telkens hierin dat verdachte deze heeft verstrekt aan Ernst & Young;
4.
hij in de periode van 10 september 2010 tot en met 4 juli 2016 in Nederland, een geldbedrag van euro 64.500 heeft omgezet, en van dat geldbedrag gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat voorwerp - middellijk - (mede) afkomstig was uit enig misdrijf.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen die hieronder zijn uitgewerkt en de daarop gebaseerde bewijsoverwegingen die hiervoor zijn uiteengezet.