ECLI:NL:RBROT:2020:9643

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 september 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
KTN-8438233_25092020
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van collegegeld door Hogeschool Rotterdam na betwiste uitschrijving van student

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Hogeschool Rotterdam en een gedaagde student. De eiser, Hogeschool Rotterdam, vorderde betaling van collegegeld van de gedaagde, die zich had ingeschreven voor de opleiding Logistiek Management. De gedaagde had op 2 september 2019 per e-mail aangegeven niet met de opleiding te willen beginnen, maar had zich pas op 6 september 2019 via Studielink officieel uitgeschreven. De Hogeschool stelde dat de gedaagde zich tijdig had moeten uitschrijven om geen collegegeld over de maand september 2019 verschuldigd te zijn.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet tijdig had opgezegd, aangezien de uitschrijving pas na de deadline van 1 september 2019 was ingediend. De rechter oordeelde dat Hogeschool Rotterdam de inschrijving terecht had beëindigd per 30 september 2019 en dat de gedaagde het collegegeld over september 2019 verschuldigd was. Daarnaast heeft de Hogeschool aanspraak gemaakt op buitengerechtelijke incassokosten, welke door de rechter zijn toegewezen, evenals de wettelijke rente over het verschuldigde bedrag.

De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van in totaal € 135,86, inclusief rente en kosten, en werd ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 8438233 \ CV EXPL 20-10945
uitspraak: 25 september 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van
de stichting
STICHTING HOGESCHOOL ROTTERDAM,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “Hogeschool Rotterdam” en “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit het volgende:
  • het exploot van dagvaarding van 25 maart 2020, met één productie;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie van repliek, met producties.
[gedaagde] heeft, hoewel hiertoe voldoende in de gelegenheid gesteld, niet meer gereageerd op de conclusie van repliek.
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
Tussen Hogeschool Rotterdam en [gedaagde] is een overeenkomst tot stand gekomen, waarbij [gedaagde] zich heeft ingeschreven voor het volgen van lessen ten behoeve van de opleiding Logistiek Management (HBO Associate Degree) voor de periode 1 september 2019 tot en met 31 augustus 2020.
Terzake de termijnen voor uitschrijven van opleidingen staat op de website van Hogeschool Rotterdam (https://www.hogeschoolrotterdam.nl/voorlichting/
inschrijving/uitschrijven/) het volgende vermeld:
Als je wilt stoppen met je opleiding moet jij je uitschrijven via Studielink. Je verzoek tot uitschrijving
wordt doorgegeven aan Hogeschool Rotterdam, waarna wij je verzoek in behandeling nemen. Ben je afgestudeerd? Dan hoef jij je niet zelf uit te schrijven via Studielink, je uitschrijving wordt in dit geval automatisch geregeld door Hogeschool Rotterdam.
Onder de kop ‘uitschrijven ná 1 september’ is het volgende vermeld:
Uitschrijfdatum: je wordt uitgeschreven aan het einde van de maand waarin je het verzoek tot uitschrijving via Studielink hebt ingediend.
Per e-mailbericht van 2 september 2019 heeft [gedaagde] Hogeschool Rotterdam het volgende bericht:
Door middel van deze mail wil ik graag doorgeven dat ik niet met de opleiding ga beginnen.
Wat voor handelingen moet ik verrichten om dit door te geven ?
Per e-mailbericht van 2 september heeft Hogeschool Rotterdam [gedaagde] bij automatisch antwoord op zijn e-mail (onder meer) het volgende bericht:
Afmelden
Heb je besloten om niet met de door jou gekozen opleiding te beginnen, dan dien je je inschrijvingsverzoek in te trekken via www.studielink.nl.
5. Op 24 september 2019 heeft Studielink [gedaagde] een bevestiging gestuurd van zijn uitschrijving.

3..De vordering, de grondslag en het verweer

3.1
Hogeschool Rotterdam heeft gevorderd om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan haar van in totaal € 135,86 – zijnde € 86,75 aan hoofdsom, € 0,71 aan tot aan de datum van dagvaarding verschenen rente en € 48,40 aan buitengerechtelijke kosten inclusief btw – te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Hogeschool Rotterdam aan haar eis het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde] is uit hoofde van de tussen hen gesloten overeenkomst gehouden tot betaling van het overeengekomen les-/cursus-/collegegeld en/of andere bijdrage(n). Nu hij zich pas op 6 september 2019 via het voorgeschreven kanaal Studielink heeft uitgeschreven van de opleiding, is hij collegegeld over de maand september 2019 – zijnde 1/12e van het bedrag van € 1.041,- over het collegejaar 2019/2020 – verschuldigd.
3.3
[gedaagde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Op hetgeen hij in dit kader heeft aangevoerd, zal – voor zover van belang – bij de beoordeling van het geschil worden ingegaan.

4..De beoordeling van het geschil

4.1
Partijen verschillen van mening over de vraag of [gedaagde] zich tijdig heeft uitgeschreven voor de opleiding Logistiek Management om geen collegegeld over de maand september 2019 verschuldigd te zijn.
4.2
Hogeschool Rotterdam heeft gesteld dat [gedaagde] uit hoofde van de overeenkomst maandelijks vóór de eerste van de maand had moeten opzeggen, hetgeen ook blijkt uit het door Hogeschool Rotterdam gestelde en door [gedaagde] niet weersproken informatie op haar website. Voorts heeft [gedaagde] niet weersproken dat hij zich via Studielink diende uit te schrijven. [gedaagde] heeft weliswaar gesteld tijdig te hebben opgezegd, maar uit de door hem overgelegde producties blijkt dat hij eerst op 2 september 2019 per e-mail aan Hogeschool Rotterdam heeft bericht dat hij zijn inschrijving wenste te beëindigen en uit de door Hogeschool Rotterdam overgelegde en door [gedaagde] niet weersproken schermafdruk van de uitschrijving van [gedaagde] via Studielink volgt dat de datum van het verzoek tot uitschrijving dateert van 6 september 2019. Gelet hierop is voldoende komen vast te staan dat [gedaagde] zich (eerst) na 1 september 2019 heeft uitgeschreven, zodat Hogeschool Rotterdam de inschrijving terecht heeft beëindigd per 30 september 2019 en [gedaagde] het overeengekomen collegegeld over de maand september 2019 verschuldigd is. Het gevorderde bedrag van € 86,75 zal dan ook worden toegewezen.
4.3
Hogeschool Rotterdam maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. De gevorderde vergoeding komt voor toewijzing in aanmerking, nu gebleken is dat een kosteloze aanmaning conform de eisen van het zesde lid van artikel 6:96 BW is verzonden en ook overigens aan de wettelijke vereisten voor toewijzing van buitengerechtelijke incassokosten is voldaan.
4.4
De onweersproken gebleven rente zal, als op de wet gegrond, worden toegewezen.
4.5
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure (griffierecht €124,00 en kosten dagvaarding € 105,09 tezamen € 229,09 te verhogen met het salaris van de gemachtigde)

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Hogeschool Rotterdam te betalen € 135,86 aan hoofdsom, verschenen rente en buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 86,75 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Hogeschool Rotterdam vastgesteld op € 229,09 aan verschotten en € 72,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
590