In deze zaak vordert de besloten vennootschap RIVIUM BEHEER B.V. (hierna: Rivium) dat de rechtbank de gedaagde, die als borg heeft opgetreden voor een lening aan J&R Services B.V., veroordeelt tot betaling van de hoofdsom van € 265.000,00, alsook tot betaling van contractuele rente en buitengerechtelijke kosten. Rivium heeft op 12 september 2012 een lening verstrekt aan J&R Services B.V. en de gedaagde is middellijk bestuurder en aandeelhouder van deze vennootschap. De leningsovereenkomst bevatte een borgstelling door de gedaagde. Rivium heeft beslag gelegd op de woning van de gedaagde, maar deze heeft de leningsovereenkomst ontbonden voor zover het de borgstelling betreft. De rechtbank oordeelt dat de ontbinding niet rechtsgeldig is, omdat de borgtocht een eenzijdige overeenkomst is en de gedaagde niet heeft aangetoond dat er sprake is van een tekortkoming die ontbinding rechtvaardigt. De rechtbank wijst de vordering van Rivium toe, inclusief de gevorderde rente en kosten, en veroordeelt de gedaagde in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 21 oktober 2020.