Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het vonnis in incident (ex art. 843a Rv.) en de daarin genoemde processtukken,
- de conclusie van antwoord tevens voorwaardelijke eis in reconventie,
- de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie, tevens houdende vermindering van eis tevens houdende aanvulling van de gronden,
- de rolbeslissing van de rechtbank van 31 januari 2020, luidende dat de vrouw haar vordering opnieuw moest instellen en onderbouwen wegens substantiële wijziging in stellingname,
- de ‘
- de antwoordconclusie van de man, roldatum 25 maart 2020,
- de ‘antwoord conclusie incident’ van de man, roldatum 25 maart 2020,
- de conclusie van repliek van de vrouw, tevens houdende voorwaardelijk incident ex artikel 843a Rv, roldatum 6 mei 2020,
2..De feiten
de Beoordelingvan deze beschikking:
3..De vorderingen in conventie en voorwaardelijke reconventie
€ 75.000 te voldoen, de vrouw te veroordelen tot voldoening van de vordering van de man op haar ter hoogte van de helft van het tekort.
4..De beoordeling
in conventie
€ 25.266,94 = ) € 20.990, ook hier te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 december 2016.
mag(niet:
moet) volgens de wet de proceskosten compenseren in het geval het gaat om een procedure tussen ex-echtelieden. In dit geval wordt niet gecompenseerd. Het verweer van de man dat partijen samen een kind hebben en nog verder moeten met elkaar acht de rechtbank daartoe in de gegeven omstandigheden niet voldoende.
volledigeproceskosten van de vrouw. Daarbij is van belang dat de vrouw oorspronkelijk een veelheid aan andere vorderingen had ingesteld, die zij echter later heeft ingetrokken en waarvan zij heeft erkend dat ze vrij kansloos waren. Dan kan niet worden geoordeeld dat het verweer van de man (volledig) als onrechtmatig handelen of misbruik van recht kwalificeert.