ECLI:NL:HR:2008:BE7201
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Vernietiging en verwijzing in cassatie van een eerdere uitspraak over schadevergoeding in een huurgeschil tussen Baros A.G. en het COA
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en de vennootschap Baros A.G. De zaak betreft een huurgeschil dat voortvloeit uit een eerdere procedure tussen Baros en Embrica Maritim Hotelschiffe GmbH. Embrica had Baros gedagvaard voor de rechtbank Breda, waarbij Baros werd veroordeeld tot schadevergoeding aan Embrica. Baros heeft vervolgens het COA in vrijwaring gedagvaard, omdat zij meende dat het COA ook aansprakelijk was voor de schade die zij aan Embrica moest vergoeden. De kantonrechter heeft de vordering van Baros afgewezen, wat leidde tot hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de kantonrechter vernietigd en het COA veroordeeld tot schadevergoeding aan Baros. Het COA heeft cassatie ingesteld tegen dit arrest van het hof.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat het hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd van partijen is getreden door te oordelen dat de vordering van Baros op het COA overeenstemde met de vordering van Embrica. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de partij die stellingen en feiten wil inroepen, dit op een duidelijke wijze moet doen, zodat het voor de rechter en de wederpartij helder is. De afspraak die partijen tijdens de comparitie hebben gemaakt, dat alle gedingstukken in beide procedures geacht kunnen worden herhaald en ingelast te zijn, betekent niet dat stellingen en weren uit de ene procedure automatisch ook in de andere procedure kunnen worden ingeroepen.
De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens is Baros in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke procesvoering en de grenzen van de rechtsstrijd in civiele procedures.