ECLI:NL:RBROT:2020:9261

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
8453687
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van transitievergoeding en diverse vergoedingen op basis van cao

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan in een verzoek van [verzoeker] tegen O&A Personeelsdiensten B.V. Het verzoek betreft de toewijzing van een transitievergoeding, een vergoeding wegens niet inachtneming van de kennisgevingstermijn, het ingehouden loon en een reistijdvergoeding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verzoeker] recht heeft op een transitievergoeding van € 249,04, een vergoeding van € 1.230,40 wegens niet inachtneming van de kennisgevingstermijn, en het ingehouden loon van € 445,00 netto. Daarnaast is O&A veroordeeld tot betaling van een reistijdvergoeding van € 1.464,41 bruto. De kantonrechter heeft geoordeeld dat O&A niet voldoende heeft onderbouwd dat de reistijdvergoeding in het salaris van [verzoeker] is inbegrepen. De wettelijke rente en een wettelijke verhoging van 10% zijn toegewezen over de vergoedingen. Tevens is O&A verplicht om deugdelijke bruto-netto specificaties te verstrekken aan [verzoeker], op straffe van een dwangsom. De proceskosten zijn voor O&A, die ook in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8453687 VZ VERZ 20-7323
uitspraak: 13 oktober 2020
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. F. Özer,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
O&A Personeelsdiensten B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verweerster,
gemachtigde: mr. M. Warmenhoven.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [verzoeker] ” en “O&A”.

1..Het verloop van de procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het op 14 april 2020 ter griffie ontvangen verzoekschrift ex artikel 7:673 jo 7:668 jo 7:686a BW, met producties;
- het aanvullend verzoek, ter griffie ontvangen op 20 juli 2020, met producties;
- het gewijzigd aanvullend verzoek d.d. 18 augustus 2020, met producties;
- het verweerschrift, ter griffie ontvangen op 10 september 2020, met producties;
- de aanvullende stukken d.d. 11 september 2020 van [verzoeker] , inhoudende wijziging verzoek.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 september 2020. [verzoeker] is in persoon verschenen, vergezeld van een tolk en bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens O&A is de heer [naam persoon] (algemeen directeur) verschenen, bijgestaan door de gemachtigde.
De uitspraak van de beschikking is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende vaststaande feiten.
2.1
O&A is actief op het gebied van detacheren van hoger- en middenkaderpersoneel op (electro)technisch en werktuigbouwkundig gebied, alsmede in de bouwnijverheid en op technische, industriële en overige vakgebieden.
2.2
[verzoeker] is met ingang van 24 mei 2019 op basis van een uitzendovereenkomst in dienst van Wiver Logistiek B.V., in de functie van elektromonteur. Hij werd uitgezonden aan bouwbedrijf BAM. Op advies van een medewerker van BAM heeft [verzoeker] vervolgens O&A benaderd.
2.3
Op 24 juni 2019 is [verzoeker] in dienst getreden bij O&A. Partijen hebben een uitzendovereenkomst met uitzendbeding ondertekend. Deze uitzendovereenkomst werd per 6 januari 2020 verlengd. Op de uitzendovereenkomst is de NBBU-cao voor uitzendkracht 1 juni 2014- 31 mei 2019 (hierna: oude NBBU cao), alsmede de NBBU-cao voor uitzendkracht 30 december 2019-31 mei 2020 (hierna: recente NBBU cao) van toepassing verklaard. Vanaf 24 juni 2019 werd [verzoeker] aan BAM ter beschikking gesteld in de functie van elektromonteur. Voor het verrichten van zijn werkzaamheden heeft O&A een auto aan [verzoeker] ter beschikking gesteld. [verzoeker] is bij BAM werkzaam, zodat ook de cao metaal en techniek van toepassing is.
2.4
In artikel 15 lid 2 van NBBU- cao staat het volgende: “
Als de terbeschikkingstelling meer dan 26 gewerkte weken heeft geduurd, is de uitzendonderneming bij beëindiging van de uitzendovereenkomst verplicht om dit te melden bij de uitzendkracht ten minste tien kalenderdagen voor de beëindiging van rechtswege. Dit geldt niet in geval van arbeidsongeschiktheid van de uitzendkracht. Als de uitzendonderneming zich niet of niet geheel aan deze kennisgevingstermijn houdt, moet zij een vergoeding aan de uitzendkracht betalen die gelijk is aan het feitelijk loon dat de uitzendkracht zou hebben verdiend in de periode van de niet in achtgenomen kennisgevingstermijn. Tenzij de uitzendonderneming de uitzendkracht in die periode passende arbeid aanbiedt, zoals omschreven in artikel 23”.
2.5
Betaling van reisuren staat in artikel 44 van de cao metaal en techniek dat als volgt luidt:
“1. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing indien de onderhavige vergoedingen zijn inbegrepen in het salaris. Dit moet blijken uit een schriftelijke verklaring van de werkgever die dient te worden verstrekt vóórdat de vergoeding in de beloning wordt inbegrepen.
2. Indien de werknemer voor het verrichten van karweiwerkzaamheden moet reizen, zal de werkgever hem de reistijd als volgt vergoeden:
a. Bij gebruikmaking van openbare middelen van vervoer: de noodzakelijke reistijd berekend volgens de dienstregeling van het openbaar vervoer.
b. Bij gebruikmaking van een eigen of van een door de werkgever ter beschikking gesteld vervoermiddel: de reistijd berekend in redelijke verhouding tot de reistijd volgens het openbaar vervoer over een vergelijkbare afstand.
3. De in lid 2 sub a en b genoemde reistijd komt alleen voor vergoeding in aanmerking voor zover de werknemer langer heeft moeten reizen dan hij normaal nodig heeft naar de plaats waarvoor de dienstbetrekking is aangegaan.
4. De reistijdenvergoeding wordt als volgt berekend:
a. Uren buiten het dienstrooster: 0,607% van het maandsalaris (0,658% van het salaris per vierwekenperiode) per volledig uur.
b. Uren op zondag en uren binnen en/of buiten het dienstrooster op een in artikel 19 lid 1 genoemde feestdag: 1,12% van het maandsalaris (1,21% van het salaris per vierwekenperiode) per volledig uur.
Aantekening: Bij gedeelten van uren geldt de regeling pro rato.
5. Voor de werknemer, voor wie krachtens gemaakte afspraken een werkweek geldt van minder dan gemiddeld 38 uren per week, berekend over een periode van maximaal één jaar, dient het salaris te worden herberekend naar een periodesalaris (maandsalaris, dan wel salaris over 4 weken) dat van toepassing zou zijn bij een gemiddeld 38-urige werkweek, alvorens de vergoeding wordt berekend.
Aantekening: Hierbij dient de volgende formule te worden gebruikt.
38 x periode salaris x betreffende percentage gedeeld door het aantal overeengekomen uren per week, dat wordt gewerkt.
1. Een voorbeeld van zo een berekening: werknemer X werkt 19 uur per week en verdient € 3000,00 per maand. Hij heeft een uur reistijd buiten het dienstrooster en de vergoeding hiervoor wordt als volgt berekend (het percentage uit de formule is in dit geval 0,607% aangezien het hier gaat om een uur als bedoeld in lid 4 sub a):
38 maal 3000,00 maal 0,607% is € 691,98. Gedeeld door 19 (uren per week werk) geeft een uitbetaling van € 36,42.
2. Zelfde werknemer alleen nu drie uren als bedoeld in lid 4 sub b (dus het percentage is nu 1,12%) 38 maal 3000,00 maal 1,12% is € 1276,80 . Gedeeld door 19 geeft een uitbetaling van € 67,20 per uur. Aangezien er sprake is geweest van drie uren is de totale vergoeding € 201,60.
Aantekening: Voor het begrip salaris: zie artikel 31 lid 1”.
2.6
Eind januari 2020 heeft [verzoeker] aan O&A om nadere informatie gevraagd over de cao en de beloning. Ook is er gecorrespondeerd over het krijgen van een tankpas.
2.7
Over de periode 24 juni 2019 tot 20 februari 2020 heeft [verzoeker] geen bevestiging ter beschikkingstelling ontvangen. Ondanks herhaalde verzoeken heeft [verzoeker] deze niet van O&A ontvangen.
2.8
Nadat [verzoeker] de bevestiging ter beschikkingstelling voor de opdracht vanaf 25 februari 2020 heeft ontvangen, heeft [verzoeker] aan O&A medegedeeld dat hij niet conform de cao is betaald.
2.9
Op 24 februari 2020 schrijft O&A aan [verzoeker] dat hij niet heeft hoeft te gaan en zijn auto mag komen inleveren. [verzoeker] heeft de auto en bedrijfskleding bij BAM ingeleverd.

3..Het (gewijzigd) verzoek en de grondslag daarvan

[verzoeker] heeft – na wijzigingen – verzocht, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
I. O&A te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verzoeker] te betalen een transitievergoeding van € 744,10 bruto, waarop in mindering strekt het reeds betaalde bedrag van € 471,96, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag;
II. O&A te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verzoeker] te betalen een vergoeding van € 1.230,40 bruto vanwege niet inachtneming van de kennisgevingstermijn, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag;
III. O&A te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verzoeker] te betalen het ingehouden loon van € 445,00 netto, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag;
IV. O&A te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 4.010,83 bruto aan reistijdvergoeding, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag;
V. O&A te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verzoeker] te betalen de volledige wettelijke verhoging wegens vertraging over het aan [verzoeker] toekomende loon, zoals bedoeld onder III en reistijdvergoeding;
VI. O&A te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verzoeker] te betalen de volledige wettelijke rente, berekend over de bedragen onder I t/m V, vanaf het opeisbaar worden van deze bedragen tot de dag van algehele voldoening;
VII. O&A te veroordelen deugdelijke bruto- netto specificaties van voornoemde betalingen te verstrekken aan [verzoeker] , op straffe van € 250,00 per dag voor elke dag of gedeelte daarvan dat O&A vanaf veertien dagen na betekening van deze beschikking in gebreke blijft die specificaties te verstrekken, met een maximum van € 5.000,00, althans een door de kantonrechter vast te stellen bedrag;
VIII. O&A te veroordelen in de kosten van onderhavige procedure, het salaris van de gemachtigde daaronder begrepen;
3.1
Aan zijn verzoek heeft [verzoeker] - kort en zakelijk weergeven - het volgende ten grondslag gelegd.
3.1.1
Het dienstverband van [verzoeker] is op 24 februari 2020 door O&A beëindigd. O&A is daarom aan [verzoeker] een transitievergoeding verschuldigd. Het voor de transitievergoeding maatgevend bruto maandsalaris bedraagt derhalve € 2.965,58. Gelet op het voorgaande heeft [verzoeker] recht op een transitievergoeding van € 744,10. [verzoeker] heeft reeds een bedrag van € 471,96 bruto ontvangen. Thans maakt [verzoeker] aanspraak op het verschil van € 272,14 bruto.
3.1.2
Aangezien de uitzendovereenkomst van rechtswege is beëindigd en deze meer dan 26 weken duurde, had O&A de beëindiging tenminste tien kalenderdagen voor 24 februari 2020 aan [verzoeker] moeten melden. Nu O&A dat niet heeft gedaan, is O&A op grond van artikel 15 lid 2 van de NBBU cao een vergoeding die gelijk is aan het feitelijk loon dat [verzoeker] zou hebben verdiend in de periode van de niet in achtgenomen kennisgevingstermijn aan [verzoeker] verschuldigd. Het bruto uurloon van [verzoeker] was € 15,38, zodat [verzoeker] aanspraak heeft op een vergoeding van € 1.230,40 bruto, hetgeen hij in 10 dagen zou hebben verdiend.
3.1.3
[verzoeker] heeft recht op een tegoed aan vakantie- en feestdagen en vakantiegeld. O&A heeft ten onrechte een bedrag van € 445,00 netto ingehouden op die tegoeden. De kosten voor de auto komen niet voor verrekening met het loon in aanmerking. [verzoeker] betwist dat hij met opzet schade aan de auto heeft toegebracht, dan wel dat er sprake zou zijn van bewuste roekeloosheid. [verzoeker] maakt derhalve aanspraak op het ingehouden bedrag van € 445,00 netto.
3.1.4
Op de uitzendovereenkomst van [verzoeker] is de NBBU-cao van toepassing. In de NBBU-cao is bepaald dat de uitzendkracht ( [verzoeker] ) recht heeft op de inlenersbeloning (waaronder de reistijdvergoeding) die gelijk is aan de beloning van de [verzoeker] , werkzaam bij de opdrachtgever (BAM). Op [verzoeker] , werkzaam bij BAM, is de cao metaal en techniek van toepassing. In de cao metaal en techniek is bepaald dat de [verzoeker] recht heeft op een reistijdvergoeding voor uren die buiten het dienstrooster vallen, hetgeen kortgezegd gelijk is aan het bruto uurloon per uur reistijd. [verzoeker] heeft gedurende de periode van 24 juni 2019 tot en met 20 februari 2020 op vier locaties van BAM gewerkt. Het betreft: Cabot Botlek, Rotterdamsebaan, Heineken Zoeterwoude en TATA Steel Velsen-Noord. Op grond van artikel 44 van de cao metaal en techniek is O&A gehouden om een reistijdvergoeding aan [verzoeker] te betalen. De reistijd dient in redelijke verhouding te staan tot de reistijd volgens het openbaar vervoer over een vergelijkbare afstand (artikel 44 lid 2 sub b cao).
3.1.5
Bij de berekening van de reistijd is [verzoeker] uitgegaan dat de reistijd in de avond, vanwege files, langer duurt dan in de ochtend. [verzoeker] heeft gebruik gemaakt van google maps is bij de berekening uitgegaan van het volgende:
- Botlek Rotterdam: gemiddeld 48 minuten
- Den Haag: gemiddeld 63 minuten
- Zoeterwoude: gemiddeld 88 minuten
- Velsen Noord: gemiddeld 153 minuten.
3.1.6
[verzoeker] maakt aanspraak op de reistijdvergoeding ten bedrage van € 4.010,83 bruto.
3.1.7
Voorts maakt [verzoeker] aanspraak op de volledige wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het ingehouden bedrag van € 445,00 netto en de reistijdvergoeding alsmede de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de verzochte vergoedingen.

4..Het verweer

O&A verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. [verzoeker] in zijn vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans hem deze te ontzeggen;
Subsidiair:
II. Voor zover [verzoeker] recht heeft op een transitievergoeding, te bepalen dat [verzoeker] recht heeft op ten hoogste een vergoeding ten bedrage van € 249,04 bruto;
III. Voor zover [verzoeker] recht heeft op een vergoeding voor het niet in acht nemen van de kennisgevingstermijn, te bepalen dat [verzoeker] recht heeft op ten hoogste een vergoeding ten bedrage van € 1.230,40 bruto, dan wel een door de kantonrechter te bepalen bedrag;
IV. De vordering van [verzoeker] van betaling van € 445,00 netto aan ingehouden loon af te wijzen;
V. De vordering van [verzoeker] van reistijdenvergoeding af te wijzen, dan wel te bepalen dat [verzoeker] recht heeft op ten hoogste een vergoeding ten bedrage van € 3.027,41, dan wel een door de kantonrechter te bepalen bedrag;
Zowel primair als subsidiair:
VI. [verzoeker] te veroordelen in de kosten van de procedure.
4.1
O&A heeft tegen de vordering het volgende – zakelijk en verkort weergegeven – het volgende aangevoerd.
4.1.1
O&A erkent dat zij de transitievergoeding aan [verzoeker] is verschuldigd. [verzoeker] heeft de hoogte van de transitievergoeding onjuist berekend. [verzoeker] heeft korter dan twaalf maanden voor O&A gewerkt, zodat de gehele duur van het dienstverband moet worden betrokken in de berekening van de transitievergoeding. Uitgaande van het loon van € 2.660,56 bruto exclusief vakantiegeld, komt de transitievergoeding uit op een bedrag van € 721,00 bruto. Er is reeds een bedrag van € 471,96 aan [verzoeker] betaald, zodat er nog een verschil is van € 249,04 bruto.
4.1.2
O&A betwist dat [verzoeker] recht op een vergoeding wegens niet in acht nemen van de kennisgevingstermijn. Het is aan [verzoeker] zelf te wijten dat hij niet langer kon worden ingezet bij de opdrachtgever. Indien en voor zover hij daar wel recht op heeft, dan conformeert O&A zich aan de hoogte zoals door [verzoeker] berekend.
4.1.3
Op de eindafrekening van [verzoeker] is door O&A terecht een bedrag van € 445,00 netto ingehouden. Dit bedrag heeft betrekking op een NEN3140 cursus en de auto (de wieldoppen, de antenne en schoonmaakkosten). Er is met [verzoeker] afgesproken dat deze kosten in mindering zouden worden gebracht op de eindafrekening.
4.1.4
O&A betwist dat [verzoeker] aanspraak maakt op een reistijdvergoeding. In de uitzendbranche is al sinds jaar en dag de gewoonte dat reistijd niet apart voor vergoeding in aanmerking komt. Hierover worden altijd afspraken gemaakt met de opdrachtgever. Met [verzoeker] is dan ook afgesproken dat zijn uurloon een “all-in” uurloon is, de reiskosten zijn daar inbegrepen. Ook werd [verzoeker] vaak eerder naar huis “gestuurd” om de file voor te zijn.
4.1.5
Op grond van de oude NBBU-cao heeft [verzoeker] over de periode 24 juni – 29 december 2019 geen recht op een reistijdvergoeding, omdat deze geen onderdeel uitmaakt van de opsomming van de posten genoemd in lid 2 van artikel 22 cao.
4.1.6
Over de periode 30 december 2019 tot en met 24 februari 2020 is de recente NBBU cao van toepassing. Ook de regeling genoemd in artikel 16 van deze cao (inlenersbeloning) is niet toepassing, omdat de reistijd van [verzoeker] werd aangemerkt als werktijd en hij deze uren al betaald heeft gekregen. Indien de reisuren niet als werktijd zijn aan te merken, dan is artikel 44 van de cao metaal en techniek hier van toepassing.
4.1.7
O&A heeft gebruik gemaakt van routenet routeplanner en is bij de berekening uitgegaan van het volgende:
- Cabot Botlek: 36 minuten
- Rotterdamsebaan: 54 minuten
- Heineken Zoeterwoude: 1 uur en 16 minuten
- TATA Steel Velsen Noord: 2 uur en 10 minuten
4.1.8
Uitgaande van de daadwerkelijke reistijd van [verzoeker] komt het totaal op 9121 minuten over 2019 en 2998 minuten over 2020. In uren gaat het om 152,01 uur over 2019 tegen een bruto uurloon van € 14,86 en 49,97 uur over 2020 tegen een bruto uurloon van € 15,38. Dit komt neer op een totaalbedrag van € 3.027,41 bruto.

5..De beoordeling van het verzoek

de transitievergoeding
5.1
Partijen zijn het erover eens dat [verzoeker] recht heeft op een transitievergoeding. Partijen verschillen alleen van mening over de hoogte van het bedrag. Voor het berekenen van de hoogte van het loon moet worden uitgegaan van het loonbegrip omschreven in artikel 2 lid 1 van het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding. Aangezien [verzoeker] korter dan twaalf maanden heeft gewerkt, dient de gehele duur van het dienstverband te worden betrokken in de berekening van de transitievergoeding. Dit betekent dat de berekening van O&A juist is en dat er moet worden uitgegaan van het brutoloon van € 2.660,56 exclusief vakantiegeld, zodat [verzoeker] aanspraak maakt op een transitievergoeding van € 721,00.
5.2
Ook zijn partijen het eens dat er reeds een bedrag van € 471,96 bruto aan [verzoeker] is betaald. Dit betekent dat [verzoeker] nog aanspraak maakt op het verschil van € 249,04 bruto. Tot betaling van dit bedrag zal O&A worden veroordeeld.
de vergoeding niet inachtneming kennisgevingstermijn
5.3
Op grond van artikel 15 van de NBBU-cao dient de uitzendonderneming bij beëindiging van de uitzendovereenkomst (van langer dan 26 weken) dit tenminste tien kalenderdagen voor de beëindiging van rechtswege bij de uitzendkracht te melden. Als er niet aan de kennisgevingstermijn is gehouden, heeft de uitzendkracht recht op een vergoeding die gelijk staat aan het feitelijk loon dat hij zou hebben verdiend in de periode van de niet in achtgenomen kennisgevingstermijn.
5.4
Op 24 februari 2020 is de uitzendovereenkomst van rechtswege beëindigd, doordat de opdrachtgever [verzoeker] niet langer wilde of kon inlenen. De uitzendovereenkomst duurde meer dan 26 weken. Niet is gebleken dat het aan [verzoeker] was te wijten dat hij niet meer kon worden ingezet. Dit betekent dat [verzoeker] aanspraak maakt op de aanzegvergoeding ten bedrage van € 1.230,40 bruto.
het ingehouden bedrag van € 445,00 netto
5.5
O&A heeft een bedrag van € 445,00 aan schadevergoeding ingehouden, omdat er volgens haar schade aan de auto door [verzoeker] is toegebracht. Van een afspraak tussen partijen dat het bedrag zou worden ingehouden is niet gebleken. Op grond van artikel 7:661 BW is de werknemer aansprakelijk voor de schade die hij heeft veroorzaakt. Er moet dan wel sprake zijn van opzet of bewuste roekeloosheid. Door O&A is onvoldoende onderbouwd dat [verzoeker] opzettelijk schade aan de auto heeft toegebracht dan wel dat er sprake zou zijn van bewuste roekeloosheid. Dit betekent dat O&A ten onrechte het bedrag van € 445,- netto heeft ingehouden. O&A dient derhalve tot betaling van dit bedrag over te gaan.
de reistijdvergoeding
5.6
Niet is gebleken dat de reistijdenvergoeding in het salaris van [verzoeker] is inbegrepen. Op grond van zowel de oude Nbbu cao als de recente cao én de cao metaal en techniek heeft [verzoeker] recht op een reistijdvergoeding. Dat [verzoeker] ( structureel) eerder naar huis zou zijn gestuurd in de periode dat hij bij Tata Steel werkte en die reistijd van [verzoeker] werd aangemerkt en uitbetaald als werktijd is op geen enkele manier onderbouwd en O&A heeft daarvan ook geen bewijs aangeboden. Dat betekent dat [verzoeker] recht heeft op een reistijdvergoeding op grond van de cao. [verzoeker] heeft uiteindelijk een brutobedrag van € 4.010,83 aan vergoeding voor reisuren gevorderd.
5.7
Ter zitting zijn partijen het erover eens dat [verzoeker] over de periode van 24 juni 2019 tot en met 20 februari 2020 aan BAM is uitgeleend en dat hij op de volgende vier locaties heeft gewerkt:
- Cabot Botlek
- Den Haag
- Tata Steel – Velsen Noord
- Heineken – Zoeterwoude
5.8
Bij de berekening van de vergoeding zal worden uitgegaan van de dagen die op de specificatie staan (overgelegd als productie 22) en van het brutosalaris van € 14,86 over 2019 en van het brutosalaris van € 15,38 over 2020 én artikel 44 van de cao metaal en techniek.
5.9
In lid 3 van artikel 44 van de cao metaal en techniek staat dat de reistijd alleen voor vergoeding in aanmerking komt voor zover de werknemer langer heeft moeten reizen dan hij normaal nodig heeft naar de plaats waarvoor de dienstbetrekking is aangegaan. Voor naar Botlek heeft [verzoeker] gemiddeld 48 minuten moeten reizen en voor Den Haag heeft hij gemiddeld 63 minuten moeten reizen. De kantonrechter is van oordeel dat de reistijd naar deze locaties niet voor vergoeding in aanmerking komt, omdat een uur reizen moet worden gezien als “normaal” wat hij nodig heeft. In dit verband wordt overwogen dat de cao uitgaat van een vast werkplek en dat reistijd alleen wordt vergoed als men “op karwei” is en de reistijd dan langer dan normaal is. Een reistijd van circa een half uur per enkele reis is een gebruikelijke reistijd.
5.1
Voor de locaties Velsen-Noord en Zoeterwoude heeft [verzoeker] wel recht op een reistijdvergoeding. [verzoeker] heeft in totaal 58 dagen in Velsen-Noord gewerkt. [verzoeker] heeft bij de berekening van de reistijd gebruik gemaakt van google maps en is uitgekomen op een gemiddelde reistijd van 153 minuten. O&A heeft bij de berekening van de reistijd gebruik gemaakt van routenet, zonder rekening te houden met een mogelijke file op de terugreis. O&A is uitgekomen op een reistijd van 130 minuten. Uitgaande van een normale reistijd van één uur, zal de kantonrechter het gemiddelde nemen van wat partijen hebben uitgerekend, zodat [verzoeker] recht heeft op een vergoeding van 81 minuten naar Velsen-Noord. Dit komt neer op een bedrag van € 1.177,57 bruto (in 2019: 51,3 uur x € 14,86 en in 2020: 27 uur x 15,38).
5.11
[verzoeker] heeft in totaal 52 dagen in Zoeterwoude gewerkt. Uitgegaan wordt van een normale reistijd van één uur, zodat [verzoeker] recht heeft op een vergoeding van 22 minuten reistijd. Dit komt neer op een bedrag van € 286,84 (in 2019: 12,1 uur x € 14,86 en in 2020: 6,96 uur x € 15,38).
5.12
O&A zal derhalve tot betaling van een totaalbedrag van € 1.464,41 bruto aan reistijdvergoeding worden veroordeeld.
5.13
De wettelijke rente zal conform het verzochte worden toegewezen.
5.14
Gelet op de omstandigheden zal de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW worden gematigd tot 10%, met dien verstande dat over de transitievergoeding en de aanzegvergoeding deze wettelijke verhoging niet zal worden toegewezen nu het hier niet betreft loon in de zin van 7:625 BW.
5.15
De verzochte salarisspecificaties zullen eveneens worden toegewezen, onder verbeurte van een dwangsom tot een maximumbedrag van € 2.500,00.
5.16
Als de in het ongelijk gestelde partij dient O&A te worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

6..De beslissing

De kantonrechter,
veroordeelt O&A om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verzoeker] te betalen een transitievergoeding van € 249,04, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt O&A om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verzoeker] te betalen een vergoeding van € 1.230,40 bruto wegens niet inachtneming van de kennisgevingstermijn, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt O&A om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verzoeker] te betalen het ingehouden loon van € 445,00 netto, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 10% ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente over het verhoogde bedrag vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt O&A om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verzoeker] te betalen de reistijdvergoeding van € 1.464,41 bruto, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 10% ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente over het verhoogde bedrag vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt O&A tot overlegging van deugdelijke bruto- netto specificaties van voornoemde betalingen aan [verzoeker] te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag voor elke dag of gedeelte daarvan dat O&A vanaf veertien dagen na betekening van deze beschikking in gebreke blijft, met een maximum van € 2.500,00;
veroordeelt O&A in de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verzoeker] vastgesteld op € 83,00 aan verschotten en € 721,00 aan salaris voor de gemachtigde, van welke bedragen het totaal rechtstreeks aan die gemachtigde dient te worden voldaan;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
821