ECLI:NL:RBROT:2020:9169

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2020
Publicatiedatum
13 oktober 2020
Zaaknummer
10/702018-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van medewerkers van de Raad voor de Kinderbescherming door verdachte

Op 15 oktober 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging van twee medewerkers van de Raad voor de Kinderbescherming. De zaak vond plaats in het kader van een uithuisplaatsing van de kinderen van de verdachte, wat leidde tot een emotionele uitbarsting. Tijdens de zitting op 1 oktober 2020 werd vastgesteld dat de verdachte op 7 juni 2018 in Rotterdam de medewerkers had bedreigd met de woorden: 'vuile kankerhoer, als je mijn kind weghaalt dan vermoord ik je'. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging wettig en overtuigend was bewezen, ondanks het verweer van de verdediging dat de verdachte geen intentie had om zijn woorden daadwerkelijk uit te voeren. De rechtbank benadrukte dat de objectieve redelijke vrees van de aangeefsters voor de uitvoering van de bedreiging leidend was in de beoordeling.

De rechtbank legde de verdachte een geldboete op van € 150,-, met een voorwaardelijke straf van 3 dagen hechtenis, onder de voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd van 2 jaar niet aan een strafbaar feit zou schuldig maken. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen. De rechtbank concludeerde dat zorgverleners hun werk onder veilige omstandigheden moeten kunnen uitvoeren en dat het gedrag van de verdachte niet gerechtvaardigd kon worden door zijn onvrede over de gang van zaken rond de uithuisplaatsing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/702018-20
Datum uitspraak: 15 oktober 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. J.H. Weermeijer, advocaat te Leiden.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 oktober 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Blanken heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een geldboete van € 250,-, subsidiair 5 dagen vervangende hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

Standpunt verdediging
De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en er ligt een aangifte die wordt ondersteund door de getuigenverklaring.
Hoewel de verdachte klare taal heeft geuit, heeft hij op geen enkele wijze de intentie gehad zijn woorden met daden kracht bij te zetten. De verdachte was hevig geëmotioneerd en heeft die opmerkingen geuit in een opwelling die eerder voortvloeit uit frustratie en onmacht dan uit kwade wil. Gegeven deze omstandigheden is het de vraag in hoeverre de aangeefsters dan ook hebben mogen concluderen dat de verdachte daadwerkelijk zijn woorden tot uitvoer zou brengen.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen in het dossier blijkt dat de verdachte tegen twee medewerkers van de raad van de kinderbescherming heeft gezegd “vuile kankerhoer, als je mijn kind weghaalt dan vermoord ik je”. Dit deed hij terwijl hij deze medewerkers achterna liep. Op het moment dat een van de medewerkers zich omdraaide om de verdachte te vragen te stoppen, is de verdachte met zijn gezicht zeer dicht bij dat van haar gaan staan. Onder deze omstandigheden kon bij aangeefsters de objectieve redelijke vrees ontstaan dat het misdrijf waarmee is gedreigd ook zou worden gepleegd. Dat is een bedreiging tegen het leven gericht. Het verweer van de advocaat dat aangeefsters niet hoefden te verwachten dat de verdachte zijn bedreiging daadwerkelijk zou uitvoeren wordt verworpen, omdat dit een subjectieve maatstaf als uitgangspunt neemt en niet de wettelijk vereiste objectieve maatstaf. Een en ander betekent dat de ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend is bewezen.
4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 07 juni 2018 te Rotterdam
[naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen
"Vuile kankerhoer, als je mijn kind weghaalt dan vermoord ik je" en"Ik ga jullie vermoorden als je mijn kind weghaalt", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft twee medewerksters van de raad voor de kinderbescherming ernstig bedreigd. Hij was het niet eens met de gang van zaken rond de uithuisplaatsing van zijn kinderen. Wat daar verder ook van zij, dit is hoe dan ook geen rechtvaardiging voor het gedrag van de verdachte. Zorgverleners dienen hun werk onbelemmerd en onder veilige omstandigheden te kunnen doen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
15 september 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Ook blijkt dat aan de verdachte na het bewezen verklaarde feit nog straf is opgelegd. De rechtbank zal daarmee op grond van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening houden.
De redelijke termijn van twee jaar voor de berechting van een zaak is overschreden. De verdachte is op 7 juni 2018 aangehouden, terwijl geen sprake is van bijzondere omstandigheden. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht die strafrechters in Nederland hanteren met betrekking tot bedreiging. In beginsel wordt er een geldboete van € 250,-. opgelegd. Gelet op het voorgaande zal daarvan in het voordeel van de verdachte worden afgeweken en zal een geldboete van € 150,- worden opgelegd. De rechtbank zal de voorgenomen straf geheel voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarde die hierna wordt genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23, 24c, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 150,- (honderdvijftig euro),bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
3 dagen hechtenis;
bepaalt dat deze geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van Dort, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en T. van den Akker,
in tegenwoordigheid van mr. A. van den Bosch, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter, jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 07 juni 2018 te Rotterdam
[naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen
"Vuile kankerhoer, als je mijn kind weghaalt dan vermoord ik je" en/of
"Ik ga jullie vermoorden als je mijn kind weghaalt",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.