Op 15 oktober 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging van twee medewerkers van de Raad voor de Kinderbescherming. De zaak vond plaats in het kader van een uithuisplaatsing van de kinderen van de verdachte, wat leidde tot een emotionele uitbarsting. Tijdens de zitting op 1 oktober 2020 werd vastgesteld dat de verdachte op 7 juni 2018 in Rotterdam de medewerkers had bedreigd met de woorden: 'vuile kankerhoer, als je mijn kind weghaalt dan vermoord ik je'. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging wettig en overtuigend was bewezen, ondanks het verweer van de verdediging dat de verdachte geen intentie had om zijn woorden daadwerkelijk uit te voeren. De rechtbank benadrukte dat de objectieve redelijke vrees van de aangeefsters voor de uitvoering van de bedreiging leidend was in de beoordeling.
De rechtbank legde de verdachte een geldboete op van € 150,-, met een voorwaardelijke straf van 3 dagen hechtenis, onder de voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd van 2 jaar niet aan een strafbaar feit zou schuldig maken. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen. De rechtbank concludeerde dat zorgverleners hun werk onder veilige omstandigheden moeten kunnen uitvoeren en dat het gedrag van de verdachte niet gerechtvaardigd kon worden door zijn onvrede over de gang van zaken rond de uithuisplaatsing.