Op 15 oktober 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. R. van den Hemel. De zaak betreft een beschuldiging van mishandeling, waarbij de officier van justitie mr. E.M. Blanken had geëist dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een geldboete van € 750,- of, bij niet betaling, 15 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de terechtzitting van 1 oktober 2020, waar de tenlastelegging is besproken. De verdachte werd beschuldigd van het mishandelen van een aangeefster op 16 oktober 2018 in Dordrecht.
De officier van justitie stelde dat de verklaring van de aangeefster werd ondersteund door getuigenverklaringen en medisch bewijs. De aangeefster had verklaard dat de verdachte haar had geslagen en geschopt, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster onvoldoende steun vond in de overige bewijsmiddelen. De medische verklaring gaf aan dat de blauwe plekken ouder leken dan het incident en de getuige bevestigde niet ondubbelzinnig dat de verdachte de aangeefster had mishandeld.
Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank geconcludeerd dat de tenlastegelegde mishandeling niet wettig en overtuigend was bewezen. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van mishandeling. Het vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. J. van Dort als voorzitter en mrs. W.M. Stolk en T. van den Akker als rechters.