ECLI:NL:RBROT:2020:9135

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2020
Publicatiedatum
13 oktober 2020
Zaaknummer
10/682261-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld gepleegd tegen een persoon in Dordrecht

Op 15 oktober 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van openlijk geweld gepleegd op 30 juli 2017 in Dordrecht. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.M. Veldman, ontkende aanwezig te zijn bij de vechtpartij, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat hij betrokken was. De rechtbank baseerde haar oordeel op verklaringen van getuigen en de aangever, die onafhankelijk van elkaar bevestigden dat de verdachte de aangever had geslagen en geschopt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage had geleverd aan de openlijke geweldpleging, wat wettig en overtuigend bewezen werd geacht.

De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 70 uren, met een vervangende hechtenis van 35 dagen indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. Daarnaast werd de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan de benadeelde partij, die € 885,- bedroeg, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn strafblad. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/682261-17
Datum uitspraak: 15 oktober 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
gemachtigd raadsvrouw mr. J.M. Veldman, advocaat te Breda.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 oktober 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Blanken heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 70 uren, subsidiair 35 dagen vervangende hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat er onvoldoende overtuigend bewijs is. De verdachte ontkent het hem ten laste gelegde feit. Hij heeft bij de politie verklaard dat hij op dat moment daar niet aanwezig was. De verklaringen van de aangever en getuigen zijn niet consequent en consistent. De verklaring van de broer van aangever is in strijd met de waarheid.
Beoordeling
Op 30 juli 2017 vindt aan de openbare weg in de [plaats delict] te Dordrecht een vechtpartij plaats. Hierbij zijn de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] vanuit een groep van meerdere personen als eerste op de aangever afgegaan, hebben hem beetgepakt, tegen de grond gewerkt en meermalen geslagen en geschopt. De aangever heeft daarbij letsel opgelopen, namelijk een breuk van het sleutelbeen en een zwelling achter het oor.
De verdachte heeft ontkend dat hij bij dit voorval aanwezig was, maar die ontkenning vindt de rechtbank niet geloofwaardig. Verschillende getuigen en de aangever hebben immers onafhankelijk van elkaar verklaard over de rol van de verdachte bij het ten laste gelegde. Daarmee staat vast dat de verdachte aanwezig was. Voorts is de rechtbank, anders dan de verdediging, van oordeel dat de verdachte door zijn handelen en gedrag een significante bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging. De verklaringen van de aangever over de betrokkenheid en rol van de verdachte worden ondersteund door de verklaringen van andere getuigen. Die verklaringen komen er in de kern op neer dat de verdachte de aangever heeft geschopt en geslagen. Dat de verklaring van de broer van de aangever niet geheel overeenkomt met die van aangever zelf, maakt deze verklaringen niet onbetrouwbaar. De verklaringen van de aangever en zijn broer worden immers op het specifieke punt van de rol van de verdachte juist ondersteund door de verklaringen van andere getuigen. De verweren worden verworpen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte samen met een ander op de openbare weg geweld heeft gepleegd tegen de aangever. De verdachte heeft een voldoende significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld, door de aangever te slaan en te schoppen. Een en ander betekent dat het ten laste gelegde openlijk in vereniging plegen van geweld wettig en overtuigend is bewezen.
4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 30 juli 2017 te Dordrecht, op de openbare weg, de [plaats delict] , openlijk in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
- beetpakken en tegen de grond werken van die [naam slachtoffer] en
- meermalen, telkens slaan en/of stompen en trappen en/of schoppen in het gezicht, althans tegen het hoofd, en tegen een schouder,
van die [naam slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft, samen met de medeverdachte [naam medeverdachte] , openlijk geweld gepleegd tegen het slachtoffer. De exacte aanleiding van het geweld is onduidelijk gebleven. Wat wel is komen vast te staan is dat er grof geweld op het slachtoffer is toegepast door hem meerdere malen te schoppen en te slaan tegen onder zijn hoofd. Kennelijk is dat met zoveel kracht gebeurd dat het slachtoffer hierdoor zijn sleutelbeen heeft gebroken en een zwelling achter zijn oor heeft opgelopen. Het hoofd is een kwetsbare plek, waardoor bij dergelijk toegepast geweld veel ernstiger letsel had kunnen ontstaan. Het geweld is pas gestopt na ingrijpen door derden. De verdachte heeft op geen enkele manier verantwoordelijkheid voor zijn daden genomen. Dergelijke ervaringen kunnen nog lange tijd gevoelens van angst en onveiligheid bij slachtoffers veroorzaken. Daarnaast roept dit soort geweld gevoelens van onveiligheid in de samenleving op, vooral omdat de vechtpartij overdag op een drukke plek in het centrum van Dordrecht plaatsvond.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
15 september 2020.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht die strafrechters in Nederland hanteren met betrekking tot openlijke geweldpleging. Aan een first offender van een openlijke geweldpleging begaan tegen personen, waarbij aan de slachtoffers geen letsel is toegebracht, wordt in beginsel een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 120 uren opgelegd.
De redelijke termijn van twee jaar voor de berechting van een zaak is in dit geval met bijna een jaar overschreden sinds de aanhouding van de verdachte op 24 oktober 2017, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.
Gezien de ernst van het feit en het bovenstaande zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen. Anders dan door de verdediging is bepleit, is er juist vanwege de ernst van het feit geen aanleiding deze (geheel) in voorwaardelijke vorm op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 385,- aan materiële schade en een vergoeding van € 800,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering materiële schade en gedeeltelijke toewijzing van de immateriële schade gevorderd tot een bedrag van € 500,- vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijke aansprakelijkheid.
8.2.
Standpunt verdediging
Gezien de bepleite vrijspraak dient de vordering benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
In het geval van een veroordeling wordt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met de kanttekening dat er geen hoofdelijke veroordeling uitgesproken moet worden, maar alle verdachten een gelijk aandeel dienen te vergoeden van de totale vordering.
8.3.
Beoordeling
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is genoegzaam onderbouwd en de hoogte daarvan is niet betwist, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde
strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Voor een verdeling naar rato is geen aanleiding. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 juli 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 885,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
70 (zeventig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
68 (achtenzestig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
34 dagen;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 885,- (zegge: achthonderdenvijfentachtig euro),bestaande uit € 385,- aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 885,-(hoofdsom,
zegge: achthonderdenvijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 885,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
17 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van Dort, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en T. van den Akker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. van den Bosch, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter, jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 30 juli 2017 te Dordrecht, op of aan de openbare weg, de
[plaats delict] , in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging
geweld hoeft gepleegd tegen [naam slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
- beetpakken en/of tegen de grond werken van die [naam slachtoffer] en/of
- meermalen, althans eenmaal, (telkens) slaan en/of stompenn en/of trappen en/of
schoppen in het gezicht, althans tegen het hoofd, en/of tegen een schouder,
althans tegen het lichaam, van die [naam slachtoffer] ;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks, 30 juli 2017 te Dordrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door het
- beetpakken en/of tegen de grond werken van die [naam slachtoffer] en/of
- meermalen, althans eenmaal, (telkens) slaan en/of stompen en/of trappen en/of
schoppen in het gezicht, althans tegen het hoofd, en/of tegen een schouder,
althans tegen het lichaam, van die [naam slachtoffer] .