Op 15 oktober 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], met parketnummer 10/682259-17. De zaak betreft openlijk geweld in vereniging en mishandeling, gepleegd op 30 juli 2017 in Dordrecht. De officier van justitie, mr. E.M. Blanken, eiste bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde en veroordeling tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na onderzoek op de terechtzitting van 1 oktober 2020.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangever, de broer van de verdachte, letsel heeft opgelopen tijdens een vechtpartij waarbij meerdere personen betrokken waren. De verdachte ontkende betrokkenheid en stelde dat hij zijn broer probeerde te helpen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen onvoldoende steun bieden voor de belastende verklaring van de aangever. De rechtbank benadrukte dat de aanwezigheid van de verdachte in de groep niet automatisch betekent dat hij ook geweld heeft gepleegd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor de tenlastelegging van openlijk geweld in vereniging en mishandeling. De verdachte werd vrijgesproken van beide feiten. De benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partij op nihil begroot.