Op 25 september 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt met dementie. Het verzoek tot machtiging werd ingediend door het CIZ, naar aanleiding van de psychogeriatrische aandoening van de cliënt, die lijdt aan de ziekte van Alzheimer en daarnaast somatisch lijdt aan ernstig perifeer vaatlijden. De cliënt vertoont gedrag dat leidt tot ernstig nadeel, waaronder nachtelijke onrust, roepgedrag, verbale agressie en achterdocht. De zorg voor de cliënt door haar echtgenoot en dochter is niet langer vol te houden, waardoor opname noodzakelijk is.
De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde dag, waarbij de cliënt, haar advocaat, en betrokken zorgverleners werden gehoord. De rechtbank concludeerde dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen en dat de opname en verblijf noodzakelijk zijn. De cliënt verzet zich tegen de opname, maar de rechtbank oordeelde dat de criteria voor een rechterlijke machtiging zijn vervuld. De machtiging werd verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 25 maart 2021.
Deze beschikking is mondeling gegeven door rechter H.J. Wieman-Bart en schriftelijk uitgewerkt op 6 oktober 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.