“Hi [verzoeker] ,
Je ontslag is aangezegd per afgelopen vrijdag (20 december jl.) en daarmee valt deze ruimschoots
binnen de overeengekomen proeftijd van twee (2) maanden. Ik kan mij in het geheel niet vinden in
jouw vooronderstelling dat het ontslag vernietigbaar is noch dat het ontslag geen rechtsgevolg zou
hebben. Ik blijf dan ook bij het besluit om het dienstverband per 20 december jl. te beëindigen.
Zo er al sprake zou zijn van een eerder aangevangen proeftijd (quod non), dan toch in geen geval
eerder dan per donderdag 24 oktober jl. (de dag waarop je vrijwillig hebt mogen aanschuiven bij de
departementale (functie-overstijgende) presentatie/update van de CFO en aansluitend de sociale
activiteit met borrel & hapjes) of vrijdag 25 oktober jl. (de dag waarop jij mij vergezeld hebt naar het Siemens Leuven kantoor waar ik een presentatie aangaande [verweerster] voor mijn rekening heb
genomen en jij kortstondig hebt mogen uitweiden over algemene verschillen tussen traditionele
software en software in de cloud). Beide dagen kunnen niet als aanvang van je dienstverband
gelden; jouw functie betrof die van legal counsel, standplaats Rotterdam, en de voor de
werkzaamheden benodigde toegangen/rechten, devices, etc. zijn je ook niet eerder ter hand gesteld
dan bij indiensttreding op 1 november jl.
Zoals jij al begreep en uit jouw inmiddels beëindigde arbeidsovereenkomst valt te lezen, was ik in
mijn e-mail van 20 december jl. abuis waar ik “1 oktober jl.” schreef — uiteraard bedoelde ik daar
jouw indiensttreding per 1 november jl. mee. (…)
Ter afsluiting voeg ik je graag toe dat het salaris over de periode 21 t/m 31 december 2019 reeds op
20 december jl. is uitbetaald door [verweerster] , en dat zij er voor kiest om dat onverschuldigd betaalde
salaris niet terug te vorderen of te verrekenen heeft een praktische oorzaak maar siert haar vooral
als werkgever en houdt geen enkele erkenning van enige aanspraak aan jouw zijde in.(…)”