ECLI:NL:RBROT:2020:8892

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2020
Publicatiedatum
6 oktober 2020
Zaaknummer
8318018 CV EXPL 20-5128
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens lekkages tussen appartementsrecht eigenaren

In deze zaak vordert eiseres schadevergoeding van gedaagde wegens lekkages die zij stelt te hebben geleden als gevolg van gebreken aan de doucheruimte van gedaagde. Eiseres, eigenaar van een souterrainwoning, heeft in april 2016 waterschade ervaren door een lekkage van de douchebak van gedaagde, die op de eerste etage woont. Eiseres heeft gedaagde herhaaldelijk op de hoogte gesteld van de waterschade en heeft hem aansprakelijk gesteld voor de schade aan haar plafond. Gedaagde betwist echter dat hij verantwoordelijk is voor de schade en stelt dat de lekkage niet recent is en dat hij tijdig heeft gehandeld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde niet verwijtbaar heeft gehandeld, maar kan toch aansprakelijk zijn op basis van artikel 6:174 BW, dat de bezitter van een opstal aansprakelijk stelt voor gebreken die gevaar voor zaken opleveren. De rechter heeft besloten dat er een deskundigenonderzoek moet komen om de oorzaak van de vochtplek in de woonkamer van eiseres vast te stellen. De vorderingen van eiseres tot het schriftelijk informeren van de opstalverzekeraar en het overleggen van documenten door gedaagde zijn afgewezen. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering en het nemen van akten door beide partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8318018 CV EXPL 20-5128
uitspraak: 9 oktober 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres],
wonende in [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
procederend in persoon,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. P.A. Beekman.
Partijen worden hierna “ [eiseres] ” en “ [gedaagde] ” genoemd.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • de dagvaarding van 7 februari 2020;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, met producties;
  • de conclusie van repliek in conventie, tevens antwoord in reconventie, met producties;
  • de conclusie van dupliek in conventie, tevens vermindering van eis in reconventie tot nihil.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op vandaag.

2..De vaststaande feiten

2.1.
[eiseres] is eigenaresse van het appartementsrecht, omvattende het uitsluitend gebruik van de woning in het souterrain en op de begane grond met tuin aan de [adres 1] .
2.2.
[gedaagde] is (sinds begin 2016) eigenaar van het appartementsrecht, omvattende het uitsluitend gebruik van de woning op de eerste etage van het pand aan de [adres 2] .
2.3.
[eiseres] , [gedaagde] en de eigenaar van het appartementsrecht van de [adres 3] vormen samen de [VvE] .
2.4.
In april 2016 is waterschade ontstaan in de toiletruimte van [eiseres] door een lekkage van de douchebak van [gedaagde] . [eiseres] heeft [gedaagde] in een e-mail van 16 april 2016 geschreven:
“ [gedaagde] , ik zie het - weliswaar tergend langzaam - uitbreiden.
En zo kan het plotsklaps ineens over de lengte gaan druppelen.
Heb je nog tegels kunnen wegtikken? Iets gezien?
Ga je iets doen?
Ik wil de schade hier voor deze ene keer;) beperken.
[…]”
2.5.
[gedaagde] heeft de lekkage verholpen. [eiseres] heeft hem in een e-mail van 18 april 2016 gevraagd: “
En wat gebeurt er nu met mijn plafond?”. Op 28 april 2016 heeft [gedaagde] [eiseres] gemaild:
“[…] Laten we even afwachten of het echt weg is en er na nog eventueel kijken naar het plafond!”.
2.6.
[eiseres] heeft [gedaagde] op 8 juli 2019 per e-mail gemeld dat er waterschade aan het plafond in haar woonkamer is ontstaan. [gedaagde] heeft [eiseres] op 8 juli 2019 gevraagd waar de waterschade zich bevindt en of deze ‘actief’ is. [eiseres] heeft hierop dezelfde dag geantwoord dat zij niet van dichtbij heeft gekeken maar dat de plek niet actief is.
2.7.
Op 3 augustus 2019 schrijft [gedaagde] in een e-mail aan [eiseres] het volgende:

Ik heb j.l. alle vloeren daar eruit gehaald om toch maar te kijken, maar er lekt niets. Helemaal tussen de vloeren wel nog gekeken door gaatje te boren, zit wel een hele oude opgedroogde vochtvlek, maar dat is niet iets recent.
Neem aan dat het ook niet actief is geworden toch?
2.8.
[eiseres] heeft [gedaagde] hierop per e-mail van 3 augustus 2019 geantwoord dat hij de schade moet laten herstellen en dat zij [gedaagde] aansprakelijk stelt voor de schade aan haar plafond.
2.9.
[gedaagde] heeft hier op 6 augustus 2019 op gereageerd dat hij, na het openmaken van zijn vloer, niets heeft gevonden dat lekt, zodat het een oude lekkage moet zijn. [gedaagde] heeft aangeboden de plek te isoleren, maar dat als [eiseres] het hele plafond gelatext wil hebben vanwege kleurverschil, de opstalverzekering van de VvE ingeschakeld zal moeten worden.
2.10.
[eiseres] antwoordt hierop in haar e-mail van 7 augustus 2019 dat de lekkageplek niet “heel oud” is en dat zij in de loop der jaren al talloze lekkages van buren heeft meegemaakt, zodat zij haar plafonds goed in de gaten houdt. [eiseres] merkt in haar e-mail ook op dat [gedaagde] geen vloeren mag openbreken zonder toestemming van de VvE.
2.11.
De verzekeraar van [gedaagde] heeft [eiseres] voor vergoeding van haar schade verwezen naar de opstalverzekeraar van de VvE, Interpolis. Interpolis is niet tot uitkering overgegaan, omdat de oorzaak van de lekkage niet duidelijk is.
2.12.
[eiseres] heeft [gedaagde] op 27 augustus 2019 per e-mail bericht dat zij haar plafond hersteld wil hebben en dat [gedaagde] uiterlijk 28 augustus 2019 haar moet laten weten hoe en wanneer.
2.13.
Per brief van 10 september 2019 heeft [eiseres] [gedaagde] in gebreke gesteld.
3. Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert (samengevat) om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van:
- A. voor het oversauzen van het plafond € 735,75, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf van 8 juli tot en met 12 oktober en vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
- B. de schade voor het repareren en oversauzen van het plafond in het toilet ten bedrage van € 150,- incl. btw, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
C. de proceskosten, inclusief de nakosten;
II. [gedaagde] te bevelen binnen redelijke termijn de opstalverzekeraar Interpolis schriftelijk te informeren over de werkelijke oorzaak van de vochtschade, waarbij hij expliciet vermeldt dat hij ten onrechte [eiseres] ervan heeft beticht een "hele oude lekkage" te melden;
III. [gedaagde] te bevelen nota’s te overleggen waaruit blijkt dat de doucheruimte is gebouwd door erkende vakmensen (i.c. loodgieter, tegelaar, kitter) met een verklaring waaruit de "verhoogde vloer” van de doucheruimte bestaat;
IV. [gedaagde] te bevelen een tekening aan te leveren van het appartement met daarin nauwkeurig aangegeven de doucheruimte en de (huidige) route van de leidingen (met verbindingen) naar de standleiding.
3.2.
[eiseres] baseert haar vordering op onrechtmatig handelen van [gedaagde] (artikel 6:162 BW) en op aansprakelijkheid van [gedaagde] als opstalbezitter (artikel 6:174 BW). Zij stelt dat zij waterschade aan het plafond van haar toilet heeft als gevolg van een lekkage van de (oude) douche van [gedaagde] en dat zij waterschade aan het plafond van haar woonkamer heeft als gevolg van gebreken aan de nieuwe doucheruimte/badkamer van [gedaagde] . In verband met de mogelijkheid van toekomstige lekkages heeft [eiseres] er belang bij om te weten waar de leidingen lopen en of de badkamer door ter zake kundige vakmensen is gebouwd. Zij baseert haar vordering tot het overleggen van de gevorderde gegevens op artikel 5:119 lid 1 en 2 BW. [eiseres] stelt ook dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door aan Interpolis mee te delen dat de waterschade van [eiseres] een hele oude lekkage betreft, waardoor zij in diskrediet is gebracht bij Interpolis.
3.3.
[gedaagde] betwist dat hij de vochtplek in het plafond van de woonkamer van [eiseres] heeft veroorzaakt/doen veroorzaken. De badkamer die volgens [eiseres] de oorzaak is van de vochtplek is aangelegd door vakbekwame aannemers en voldoet aan de hiervoor geldende eisen. De badkamer bevindt zich bovendien niet in de buurt van de vochtplek. Over de lekkage in de toiletruimte van [eiseres] voert [gedaagde] aan dat hij tijdig en adequaat heeft gehandeld en dat [eiseres] heeft aangegeven dat zij afziet van een aanspraak op schadevergoeding. Ook betwist [gedaagde] dat [eiseres] schade heeft geleden door deze lekkage. [gedaagde] betwist dat hij gehouden is nota’s dan wel tekeningen met betrekking tot de doucheruimte te overleggen en Interpolis schriftelijk te informeren over de werkelijke oorzaak van de vochtschade.

4..De beoordeling

Plafond toilet
4.1.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld waardoor zij schade heeft aan het plafond in haar toilet. Tussen partijen staat vast dat er in april 2016 vanuit de (toenmalige) doucheruimte van [gedaagde] water door het plafond van de toiletruimte van [eiseres] is gedruppeld en dat de oorzaak hiervan was dat de poten van de douchebak waren gezakt, waardoor de kitnaad van zijn douchebak is gaan lekken. [eiseres] betwist niet dat [gedaagde] van de lekkage geen verwijt valt te maken, maar zij stelt dat [gedaagde] niet voortvarend genoeg heeft gehandeld nadat zij de lekkage aan hem had gemeld. Niet betwist is dat [gedaagde] de tegels van zijn badkamervloer eruit heeft moeten hakken, de douchebak opnieuw heeft moeten stellen en het geheel weer heeft moeten afkitten. Gelet op de aard en de omvang van deze werkzaamheden heeft [gedaagde] na de melding van [eiseres] dat het lekte in haar toiletruimte voldoende voortvarend gehandeld door de lekkage binnen zes dagen te verhelpen. Dat [gedaagde] de schade heeft verergerd door de douche te blijven gebruiken, heeft zij onvoldoende onderbouwd.
4.2.
Ook nu is vastgesteld dat [gedaagde] voldoende voortvarend te werk is gegaan en hij niet verwijtbaar heeft gehandeld, kan hij toch aansprakelijk zijn voor de schade die [eiseres] lijdt door de lekkage. Op grond van artikel 6:174 BW is een bezitter van een opstal die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen en daardoor gevaar voor zaken oplevert, namelijk aansprakelijk wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt. Een niet goed aansluitende kitrand is aan te merken als een gebrek in de zin van artikel 6:174 BW. [gedaagde] is aansprakelijk voor de schade als gevolg van dit gebrek, ook als hem geen verwijt van het gebrek valt te maken.
4.3.
[eiseres] stelt dat zij schade aan het plafond van haar toiletruimte heeft als gevolg van de lekkage. [gedaagde] heeft hiertegen aangevoerd dat slechts sprake is van “minuscule, althans verwaarloosbare plekjes in het plafond”. Op de door [eiseres] als productie 4b bij de dagvaarding overgelegde foto van het plafond is te zien dat er een aantal oneffenheden en/of vlekken op het plafond zitten. [gedaagde] heeft niet betwist dat dit het gevolg is van de lekkage in 2016, maar heeft een beroep gedaan op rechtsverwerking, onder verwijzing naar de e-mail van [eiseres] van 16 april 2016. Dit beroep gaat niet op. [eiseres] schrijft in deze e-mail dat zij de schade voor deze ene keer wil beperken, maar gelet op wat hiervoor in de e-mail staat, te weten de vraag aan [gedaagde] wat hij aan de lekkage gaat doen, lijkt de opmerking van [eiseres] eerder te slaan op het voorkomen van verdere schade door de lekkage dan op het niet claimen van de schade bij [gedaagde] . Bovendien vraagt [eiseres] in haar e-mail van 18 april 2016 nog wat er met haar plafond gaat gebeuren, waarop [gedaagde] voorstelt nog even af te wachten of de lekkage is verhopen en dat daarna eventueel nog naar het plafond kan worden gekeken. Hieruit volgt dat [eiseres] wilde dat de schade aan haar plafond zou worden verholpen en dat dit voor [gedaagde] duidelijk was. Het enkele feit dat [eiseres] vervolgens pas drie jaar later terugkwam op deze schade naar aanleiding van de correspondentie over de vochtplek in het plafond van de woonkamer, is onvoldoende om aan te nemen dat [gedaagde] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [eiseres] geen aanspraak meer zou maken op schadevergoeding.
4.4.
Uit het verweer van [gedaagde] wordt afgeleid dat hij de hoogte van de gevorderde schadevergoeding betwist. [eiseres] heeft de kosten voor het repareren en oversauzen van het plafond in het toilet nog niet onderbouwd, bijvoorbeeld met een factuur of een offerte. Zij zal hiertoe alsnog in de gelegenheid worden gesteld.
Plafond woonkamer
4.5.
Tussen partijen staat vast dat in het plafond van de woonkamer van [eiseres] een (droge) vochtplek zit. [eiseres] stelt dat deze vochtplek is veroorzaakt door een lekkage van leidingen, althans vanuit de nieuwe badkamer van [gedaagde] . Op haar rust de stelplicht en de bewijslast van deze stelling. [gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat de vochtplek is veroorzaakt door een (recente) lekkage vanuit zijn appartement. Op basis van de stukken die nu in de procedure zijn overgelegd, kan niet worden vastgesteld wat de oorzaak is van de vochtplek en wanneer deze is ontstaan. [eiseres] heeft weliswaar gesteld dat de nieuwe badkamer van [gedaagde] de oorzaak is van de lekkage en dat het leidingwerk daarvoor ondeskundig is aangelegd, maar heeft deze stelling niet nader onderbouwd. Dat er in het verleden ook lekkages zijn geweest, is hiervoor in ieder geval onvoldoende, aangezien de oude lekkages die [eiseres] aanhaalt andere oorzaken hadden, te weten een losgeschoten afvoerslang van een droger en de losse kitrand van de oude douche. Bovendien heeft [gedaagde] betwist dat de vochtplek in de buurt van zijn badkamer zit. Omdat nog niet vaststaat wat de oorzaak is van de vochtplek in de woonkamer, staat ook (nog) niet vast dat [gedaagde] hiervoor verantwoordelijk is uit hoofde van onrechtmatig handelen of als bezitter van het bovengelegen appartement.
4.6.
De kantonrechter is van plan om zich over de oorzaak van de vochtplek te laten voorlichten door een deskundige. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenonderzoek en de aan de te benoemen deskundige te stellen vragen. Het verdient de voorkeur dat partijen met elkaar overleggen over de persoon van de deskundige en de te stellen vragen en dat zij hierover overeenstemming bereiken. Vooralsnog wordt geoordeeld dat de volgende vragen in ieder geval aan de deskundige zullen moeten worden gesteld:
  • Wat is volgens u de oorzaak van de vochtplek in het plafond van de woonkamer van het appartement aan de [adres 1] ?
  • Kunt u (bij benadering) aangeven hoe oud de hiervoor genoemde vochtplek is?
  • Heeft u nog andere op-/aanmerkingen die mogelijk van belang zijn voor de beoordeling van deze zaak?
4.7.
[eiseres] zal volgens de hoofdregel van artikel 195 Rv het voorschot van het deskundigenonderzoek moeten betalen. Partijen zullen zich nog mogen uitlaten over het voorschot dat de te benoemen deskundige zal begroten.
4.8.
Partijen wordt verder in overweging gegeven met elkaar in overleg te treden om te kijken of zij alsnog tot overeenstemming kunnen komen, gelet op de uitvoerige processuele handelingen die nog zullen moeten volgen bij de benoeming van een deskundige en de kosten die hierbij zullen komen kijken.
Berichten opstalverzekeraar
4.9.
[eiseres] heeft gevorderd [gedaagde] te bevelen Interpolis schriftelijk te informeren over de werkelijke oorzaak van de vochtschade en te vermelden dat hij [eiseres] ten onrechte ervan heeft beticht een "hele oude lekkage" te melden. [eiseres] heeft onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door bewust onjuiste uitlatingen jegens Interpolis te doen over de oorzaak en het ontstaansmoment van de vochtplek en de suggestie te wekken dat [eiseres] niet te goeder trouw is. Dit deel van de vordering wordt daarom afgewezen.
Overleggen stukken
4.10.
Een appartementseigenaar moet op grond van artikel 5:119 lid 2 BW de VvE onverwijld kennis geven van een verandering in zijn appartement. Dit betekent echter niet dat [gedaagde] verplicht is de nota’s van zijn verbouwing of tekeningen van de leidingen aan [eiseres] te overleggen. [gedaagde] heeft desalniettemin een tekening overgelegd van de locatie van zijn nieuwe badkamer en de afvoerleidingen in zijn appartement. Voor het geval de deskundige nog nadere informatie en/of stukken van partijen nodig heeft voor zijn onderzoek, kan de deskundige deze bij hen opvragen. Partijen zijn op grond van artikel 198 lid 3 Rv verplicht tot medewerking aan het deskundigenonderzoek en dus ook tot het aanleveren van stukken waar de deskundige om vraagt.
4.11.
Gelet op het voorgaande zal de vordering tot het overleggen van nota’s van de badkamer en tekeningen worden afgewezen.
4.12.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5..De beslissing

De kantonrechter:
wijst af de vorderingen tot het schriftelijk informeren van Interpolis (vordering II) en tot het overleggen van nota’s van de badkamer (vordering III) en tekeningen van de leidingen (vordering IV);
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 27 oktober 2020 voor het nemen van een akte na tussenvonnis door beide partijen waarin zij zich uitlaten als bedoeld in rechtsoverweging 4.6;
en voorts
laat [eiseres] toe bewijs te leveren van de kosten van herstel van het plafond van het toilet als bedoeld in rechtsoverweging 4.4;
verwijst de zaak naar de
rolzitting van 27 oktober 2020 om 13:30 uurvoor het
schriftelijkmeedelen door [eiseres] of en, zo ja, op welke wijze van de bewijsmogelijkheid gebruik zal worden gemaakt;
bepaalt dat [eiseres] bewijs wil leveren door het overleggen van
schriftelijke bewijsstukken, zij die dan direct in het geding moet brengen;
wijst partijen erop dat de schriftelijke reactie
in tweevouddient te worden ingestuurd en dat deze
uiterlijk de dag vóór de rolzitting van 27 oktober 2020 om 12.00 uurdoor de griffie ontvangen moet zijn;
bepaalt dat [eiseres] , als zij getuigen wenst te horen, dan het aantal en de namen van eventueel te horen getuigen dient op te geven, in welk geval zij tevens opgave dient te doen van de verhinderdata van partijen en de getuigen voor de maanden november en december 2020 en januari 2021;
wijst [eiseres] erop dat namen en woonplaatsen van eventueel voor te brengen getuigen ten minste zeven dagen vóór het te houden getuigenverhoor schriftelijk aan de kantonrechter en de wederpartij moeten worden aangezegd;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
424