Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[gedaagde] ,
1..Het verloop van de procedure
2..Het geschil
3..De beoordeling
4..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 28 augustus 2020, vorderde Coty Netherlands B.V. een bedrag van € 1.399,23 van Moyzo Uitzendbureau B.V. en een derde partij, aangeduid als [gedaagde]. Coty stelde dat Moyzo en [gedaagde] op basis van verschillende overeenkomsten, waaronder koopovereenkomsten en een borgtocht, bedragen aan haar verschuldigd waren. Moyzo, die niet de oorspronkelijke eigenaar van de onderneming was, betwistte de vordering en stelde dat de overeenkomsten waren aangegaan door de vorige eigenaar, [gedaagde]. Deze laatste was niet verschenen in de procedure, waardoor verstek tegen hem werd verleend.
De kantonrechter oordeelde dat Moyzo niet als partij op de overeenkomst was vermeld en Coty niet had uitgelegd waarom Moyzo zou moeten betalen. De vordering werd afgewezen, mede omdat Coty aanspraak maakte op buitengerechtelijke kosten die hoger waren dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter concludeerde dat Moyzo al meer had betaald dan wat zij mogelijk aan Coty verschuldigd was. Coty werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die voor Moyzo en [gedaagde] op nihil werden vastgesteld.
Het vonnis benadrukt de noodzaak voor eiser om voldoende bewijs te leveren van de contractuele verplichtingen van de gedaagden, vooral wanneer er sprake is van meerdere partijen en eigendomsoverdrachten.