In deze zaak heeft de kinderrechter op 15 september 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam kind]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige, de moeder en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) zijn gehoord. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. C.P. Timmers, heeft ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar verzet zich tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een jaar te verlengen, omdat [naam kind] recent weer thuis woont bij de moeder en er signalen zijn van zorgelijk gedrag.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] nog steeds in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, ondanks de positieve ontwikkelingen in de samenwerking tussen de moeder en [naam kind]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 23 september 2021, maar de machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen. De kinderrechter oordeelt dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing niet noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [naam kind], en dat een dergelijke maatregel demotiverend kan werken. De kinderrechter heeft benadrukt dat indien [naam kind] zich niet aan de afspraken houdt, de GI de mogelijkheid heeft om opnieuw een machtiging tot uithuisplaatsing aan te vragen.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. A.C. Enkelaar, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Ruijgrok als griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.