ECLI:NL:RBROT:2020:8769

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 september 2020
Publicatiedatum
1 oktober 2020
Zaaknummer
C/10/602155 / JE RK 20-2280
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en afwijzing machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 15 september 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam kind]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige, de moeder en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) zijn gehoord. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. C.P. Timmers, heeft ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar verzet zich tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een jaar te verlengen, omdat [naam kind] recent weer thuis woont bij de moeder en er signalen zijn van zorgelijk gedrag.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] nog steeds in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, ondanks de positieve ontwikkelingen in de samenwerking tussen de moeder en [naam kind]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 23 september 2021, maar de machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen. De kinderrechter oordeelt dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing niet noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [naam kind], en dat een dergelijke maatregel demotiverend kan werken. De kinderrechter heeft benadrukt dat indien [naam kind] zich niet aan de afspraken houdt, de GI de mogelijkheid heeft om opnieuw een machtiging tot uithuisplaatsing aan te vragen.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. A.C. Enkelaar, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Ruijgrok als griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/602155 / JE RK 20-2280
datum uitspraak: 15 september 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde jeugdinstelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2005 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 3 augustus 2020, ingekomen bij de griffie op 11 augustus 2020.
Op 15 september 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [naam kind] , die apart is gehoord,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. C.P. Timmers,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam vertegenwoordigster] .

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 23 september 2019 is [naam kind] onder toezicht gesteld tot
23 september 2020. De kinderrechter heeft bij beschikking van 15 mei 2020 de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verlengd tot
23 september 2020.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van een jaar.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [naam kind] woont sinds twee maanden weer thuis bij de moeder, omdat dit een vereiste is voor het MST-traject. De samenwerking met de moeder verloopt positief. De moeder en [naam kind] zijn beiden gemotiveerd om de thuisplaatsing te laten slagen. Er heeft nog geen evaluatie plaatsgevonden met de MST-medewerker. De GI vindt de positieve ontwikkeling nog te pril en geeft aan twee wegen te willen bewandelen, zodat [naam kind] direct aangemeld kan worden voor een driemilieusvoorziening indien het MST-traject niet slaagt. Er bestaan signalen dat [naam kind] zelfbepalend gedrag vertoont en de moeder hem soms een hand boven het hoofd houdt. De GI maakt zich zorgen over een eventuele terugval van [naam kind] . Er wordt gezocht naar passende dagbesteding voor [naam kind] . Hij is ingeschreven bij het Discovery College en bij een traject van Timon voor jongeren die voor een lange periode geen onderwijs hebben gevolgd.

Het standpunt van de moeder

De moeder is het eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar verzet zich tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Er is sprake van een positieve ontwikkeling. Een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing zal demotiverend werken voor [naam kind] . De moeder ziet wel het belang van voldoende begeleiding voor zichzelf en [naam kind] . [naam kind] is verdienstelijk in de muziek en brengt een aantal uren per dag door in de muziekstudio. Hij komt gemaakte afspraken na.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] nog onveranderd in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [naam kind] is gediagnosticeerd met PTSS en ADHD. [naam kind] heeft lange tijd op een open groep bij Stichting Jeugdformaat verbleven en liet daar zorgelijk gedrag zien. [naam kind] en de moeder zijn in juli 2020 gestart met een MST-traject. Om deze therapie intensief in te kunnen zetten is [naam kind] vier weken na de start van het traject thuisgeplaatst bij de moeder. De moeder en [naam kind] zijn gemotiveerd om het MST-traject positief af te ronden. De dagbesteding van [naam kind] bestaat uit het maken van muziek, maar het is gezien zijn leeftijd noodzakelijk dat hij onderwijs gaat volgen. De inzet van een jeugdbeschermer is noodzakelijk om de resultaten van het MST-traject te monitoren, dagbesteding voor [naam kind] te regelen en zicht te houden op de ontwikkeling van [naam kind] .
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengen voor de duur van een jaar.
Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] niet noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265c, tweede lid, BW. [naam kind] woont sinds twee maanden weer bij de moeder en laat een prille positieve ontwikkeling zien. De kinderrechter is met de moeder en haar advocaat van oordeel dat een machtiging tot uithuisplaatsing demotiverend kan werken voor [naam kind] . Het is belangrijk dat de betrokkenen vertrouwen in [naam kind] krijgen. De kinderrechter zal daarom het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing afwijzen. Indien [naam kind] zich niet houdt aan de afspraken, dan wel terugvalt in oud gedrag, heeft de GI de mogelijkheid om met spoed een machtiging tot uithuisplaatsing aan de kinderrechter te verzoeken.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 23 september 2021;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af .
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2020 door mr. A.C. Enkelaar, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.