In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Vestia en twee gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], die een woning huren van Vestia. De gedaagden hebben een huurachterstand laten ontstaan van € 4.314,24, wat heeft geleid tot de vordering van Vestia om de huurovereenkomst te ontbinden en de gedaagden te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde. De huurachterstand is verder opgelopen tot € 6.201,94, en ondanks de argumenten van [gedaagde 1] over overmacht door de coronacrisis, heeft de kantonrechter geoordeeld dat de huurachterstand een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst vormt. De kantonrechter heeft de vordering van Vestia toegewezen, inclusief de betaling van achterstallige huur, rente en buitengerechtelijke kosten. Tevens is er een betalingsregeling getroffen, waarbij [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een bedrag van € 1.500,- direct moeten betalen, gevolgd door maandelijkse betalingen van € 1.000,-. De huurovereenkomst is ontbonden en de gedaagden zijn veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na verzuim van de betalingsverplichtingen.