ECLI:NL:RBROT:2020:8451

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 augustus 2020
Publicatiedatum
27 september 2020
Zaaknummer
8653200 VV EXPL 20-279
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning wegens structurele overlast door huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 augustus 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonstad Rotterdam (eiseres) en De Maas Dienstverlening B.V. (gedaagde), die optreedt als bewindvoerder over de goederen van een huurder, aangeduid als [naam 1]. De eiseres vorderde ontruiming van de door [naam 1] gehuurde woning, gelegen aan [adres], en betaling van buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde is niet verschenen in de procedure, ondanks eerdere aankondigingen. De mondelinge behandeling vond plaats op 6 augustus 2020, waarbij de sociaal beheerder van Woonstad, mevrouw [naam 2], aanwezig was.

De rechtbank oordeelde dat Woonstad voldoende aannemelijk had gemaakt dat [naam 1] structurele en ernstige overlast veroorzaakte, ondanks een eerder ondertekende gedragsaanwijzing. Dit leidde tot de conclusie dat Woonstad een spoedeisend belang had bij de gevorderde ontruiming. De kantonrechter oordeelde dat de ernst van de tekortkoming van [naam 1] zodanig was dat de huurovereenkomst naar verwachting in een bodemprocedure zou worden ontbonden. Daarom werd de ontruiming toegewezen, met een termijn van 14 dagen na betekening van het vonnis.

Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 462,50 aan buitengerechtelijke kosten en de proceskosten. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8653200 VV EXPL 20-279
uitspraak: 13 augustus 2020
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Woonstad Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. R. van der Hoeff te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
De Maas Dienstverlening B.V.,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[naam 1],
kantoorhoudende te Spijkenisse,
gedaagde,
die niet is verschenen.
Partijen worden hierna aangeduid als “Woonstad”, “De Maas Dienstverlening q.q.” en “ [naam 1] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Woonstad heeft overeenkomstig de dagvaarding van 29 juli 2020, onder overlegging van stukken gevorderd, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, (kort gezegd) De Maas Dienstverlening q.q. te veroordelen tot ontruiming van de door [naam 1] gehuurde woning gelegen aan de [adres] binnen acht dagen na de betekening van dit vonnis en tot betaling aan Woonstad van een bedrag van € 462,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van De Maas Dienstverlening q.q. in de proces- en nakosten.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2020. Aan de zijde van Woonstad is verschenen mevrouw [naam 2] , sociaal beheerder, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. De Maas Dienstverlening q.q. is niet in de procedure verschenen, zoals door haar reeds bij brief van 31 juli 2020 was aangekondigd. Van hetgeen ter mondelinge behandeling is verhandeld heeft de griffier aantekening gehouden. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling is van de zijde van Woonstad nog een (fax)brief van
5 augustus 2020, met producties 18 tot en met 20, overgelegd.
1.3
De datum van de uitspraak van het vonnis is door de kantonrechter bepaald op heden.

2..De beoordeling van de vordering

2.1
De Maas Dienstverlening q.q. is in overeenstemming met haar voormelde brief van
31 juli 2020 niet ter zitting verschenen. Woonstad heeft het exploot van de op 29 juli 2020 betekende dagvaarding overgelegd. Nu de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen, is verstek verleend tegen De Maas Dienstverlening q.q.
2.2
Gelet op de onderbouwde stelling van Woonstad dat [naam 1] structurele en ernstige overlast veroorzaakt aan buren en omwonenden, is het aannemelijk dat Woonstad een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorlopige voorziening. Derhalve is Woonstad ontvankelijk in haar vordering.
2.3
Bij gebreke van verweer daartegen, moet in rechte worden uitgegaan van de juistheid van de stellingen van Woonstad. Op grond van deze stellingen is voldoende aannemelijk geworden dat [naam 1] , ondanks een door hem op 31 oktober 2018 ondertekende gedragsaanwijzing, structurele en ernstige overlast veroorzaakt en dat hij hierdoor tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst.
2.4
De kantonrechter is voorshands van oordeel dat de ernst van de tekortkoming van dien aard is, dat de huurovereenkomst naar verwachting op die grond in een door Woonstad aanhangig te maken bodemprocedure zal worden ontbonden en dat, vooruitlopend hierop, ontruiming van de woning gerechtvaardigd is. De hierop gerichte vordering zal daarom worden toegewezen. De ontruimingstermijn zal worden gesteld op 14 dagen na de betekening van dit vonnis.
2.5
Voor de door Woonstad gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten geldt als uitgangspunt dat deze kosten moeten voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets. Die toets houdt in dat buitengerechtelijke werkzaamheden slechts voor vergoeding in aanmerking komen indien de verrichte werkzaamheden in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs noodzakelijk waren en de gemaakte kosten naar hun omvang redelijk zijn. Nu geen verweer gevoerd is tegen deze vordering wordt in rechte uitgegaan van de juistheid van de stellingen van Woonstad op dit punt. Dit leidt tot het oordeel dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 462,50 worden toegewezen.
2.6
De Maas Dienstverlening q.q. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld, nu gelet op het arrest van de Hoge Raad van 14 februari 2014 (ECLI:NL:HR:2014:335) de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich ook vooraf laten begroten.

3..De beslissing

De kantonrechter,
rechtdoende in kort geding:
veroordeelt De Maas Dienstverlening q.q. om de woning aan de [adres] binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen met alle zich daarin bevindende personen en/of zaken en de woning onder overgave van de sleutels in lege staat ter vrije beschikking van Woonstad te stellen;
veroordeelt De Maas Dienstverlening q.q. om aan Woonstad te betalen het bedrag van
€ 462,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt De Maas Dienstverlening q.q. in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Woonstad vastgesteld op € 224,89 aan verschotten en € 480,00 aan salaris voor de gemachtigde, en tevens, indien De Maas Dienstverlening q.q. niet binnen 14 dagen na de datum van het onderhavige vonnis (vrijwillig) aan dit vonnis heeft voldaan, een bedrag van € 120,00 aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
764