Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[eiser 1/gedaagde 1 in verzet] ,
[eiser2/gedaagde 2 in verzet] ,
1..Het verloop van de procedure
- de oorspronkelijke dagvaarding van 23 december 2019, met producties;
- het verstekvonnis van 22 januari 2020;
- de verzetdagvaarding van 24 februari 2020, met producties;
- het tussenvonnis van 9 maart 2020 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de brief van mr. Roepel van 28 april 2020, met producties 7 en 8;
- de conclusie van antwoord in oppositie, met producties;
- de conclusie van repliek in oppositie, met producties.
2..De vaststaande feiten
Hierbij komen [eiseres] en [naam persoon 1] (privé) overeen, dat de huur van het pand
3..Het geschil
€ 14.000,- per jaar is overeengekomen.
4..De beoordeling
1 januari 2012 € 14.000,- per jaar bedraagt, gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .
€ 10.757,87 inclusief btw per kwartaal bedraagt, zoals [gedaagde 1] en [gedaagde 2] stellen.
5..De beslissing
rolzittingvan de kantonrechter van deze rechtbank van
6 oktober 2020 om 13:30 uurvoor het
schriftelijkmeedelen door [eiseres] of en, zo ja, op welke wijze van de bewijsmogelijkheid gebruik zal worden gemaakt;
in tweevouddient te worden ingestuurd en dat deze
uiterlijk de dag vóór genoemde rolzitting om 12.00 uurter griffie ontvangen moet zijn;
november 2020 en december 2020– en/of op het bewijsthema betrekking hebbende stukken in het geding mag brengen;
schriftelijkaan de kantonrechter en de wederpartij moeten worden aangezegd;