3.1Aan het verzoek heeft GCS naast de bovenstaande vaststaande feiten - kort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag.
3.1.1De primaire grondslag voor het verzoek is dat [verweerder] als gevolg van ziekte of gebreken bij regelmaat de bedongen arbeid niet kan verrichten met voor de bedrijfsvoering onaanvaardbare gevolgen. Ook is niet te verwachten dat er structureel herstel zal optreden (de c-grond).
3.1.2Al sinds 2015 bestaat er een buitensporig ziekteverzuim van [verweerder] en dit heeft inmiddels voor de bedrijfsvoering van GCS onaanvaardbare gevolgen. [verweerder] is gemiddeld 35,03% afwezig geweest wegens ziekte gedurende de afgelopen 5,5 jaar van zijn dienstverband, terwijl het gemiddelde ziekteverzuim van zijn afdeling 3,54% betreft (inclusief [verweerder] ).
3.1.3Vanwege de bijna structurele afwezigheid van [verweerder] en het onvoorspelbare verloop van zijn verzuim, kon er geen structurele oplossing gevonden worden voor opvang van de bezetting. De re-integratie verliep ook niet soepel en duurde elke keer erg lang met aangepast werk.
3.1.4De werkzaamheden die [verweerder] uitvoert vereisen een behoorlijke kennis en deze is bij tijdelijke of nieuwe krachten niet aanwezig. De afwezigheid van [verweerder] heeft voor veel bezettingsproblemen in de vestigingen van Holland Casino gezorgd. Voor GCS was in juli 2020 de maat vol, hetgeen voor haar aanleiding was om aan [verweerder] het hiervoor bedoelde beëindigingsvoorstel te doen.
3.1.5[verweerder] is momenteel volledig hersteld, zodat de vraag of er herstel binnen 26 weken zal plaatsvinden niet relevant is. [verweerder] verwacht dat er nog een operatie moet volgen en GCS moet dus rekening houden met wederom kostbare afwezigheid in de tijd dat de economische vooruitzichten buitengewoon duister zijn.
3.1.6GCS heeft geen deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd, omdat zij vindt dat een dergelijk oordeel niet nuttig en onnodig is. Het overleggen daarvan kan in redelijkheid niet van GCS worden verlangd. [verweerder] kan immers zijn eigen functie nu volledig vervullen. De uitzondering genoemd in artikel 7:671 b lid 4 BW is volgens GCS hier van toepassing. Het is alleen de vraag – die ook niet door het UWV kan worden beantwoord – wanneer er weer een operatie komt en hoe significant de impact daarvan zal zijn. Feit is dat – zeker in tijden van corona – de belasting van de afwezigheid van [verweerder] onevenredig zwaar zal zijn, hetgeen voor de bedrijfsvoering voor onaanvaardbare problemen heeft geleid in het verleden en zal leiden in de toekomst.
3.1.7Er is wel degelijk met [verweerder] gesproken over zijn ziekteverzuim en de gevolgen voor de bedrijfsvoering, maar dit werd kennelijk met argwaan en verontwaardiging door [verweerder] ervaren. Gezien de toonzetting van het verweerschrift, is er inmiddels ook sprake van een verstoring van de verstandhouding, zodanig dat deze dient te leiden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de g-grond.
3.1.8Voor zover geen sprake is van een c-grond, is er volgens GCS sprake van andere dan de hiervoor genoemde omstandigheden die zodanig zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren ex artikel 7:669 lid 3 sub h BW. [verweerder] heeft al sinds 2018 aangegeven bij GCS weg te willen en wilde graag een beëindigingsvoorstel. Tijdens een gesprek heeft [verweerder] te kennen gegeven dat hij ontevreden was over het lage salaris en dat hij wel bij familie in de schoonmaakbranche kan werken. In ieder geval is wat GCS betreft de muziek uit de relatie en zij is ervan overtuigd dat dit voor [verweerder] ook geldt. Hiermee is de arbeidsrelatie een lege huls geworden en heeft zij om die reden aan [verweerder] een passend beëindigingsvoorstel gedaan.
3.1.9Voor zover de individuele gronden niet voldragen zijn, verzoekt GCS de arbeidsovereenkomst te ontbinden op de i-grond.
3.1.10Ten aanzien van de ontbindingsdatum en transitievergoeding, dient vastgehouden te worden aan hetgeen in de beëindigingsovereenkomst staat.
3.1.11GCS refereert zich aan het oordeel van de kantonrechter ten aanzien van de nevenverzoeken van [verweerder] .
3.1.12Op de verdere stellingen van GCS wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.