ECLI:NL:RBROT:2020:8288

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 september 2020
Publicatiedatum
21 september 2020
Zaaknummer
8676881
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens frequent ziekteverzuim en verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 september 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Gaming Casino Services B.V. (GCS) en [verweerder]. GCS verzocht de ontbinding op basis van frequent ziekteverzuim (c-grond) en verstoorde arbeidsverhouding (g-grond), alsook andere omstandigheden (h-grond) en een cumulatiegrond (i-grond). De kantonrechter heeft vastgesteld dat GCS niet over een deskundigenverklaring beschikte, wat noodzakelijk is voor de beoordeling van de c-grond. De rechter oordeelde dat het verzoek tot ontbinding op deze grond moest worden afgewezen, omdat GCS niet had aangetoond dat het ziekteverzuim van [verweerder] onaanvaardbare gevolgen voor de bedrijfsvoering had. Daarnaast was er onvoldoende bewijs voor een verstoorde arbeidsverhouding en de andere aangevoerde gronden. De kantonrechter concludeerde dat er geen redelijke grond was voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst en dat [verweerder] weer moest worden opgeroepen voor zijn werkzaamheden. GCS werd veroordeeld in de proceskosten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8676881 VZ VERZ 20-15474
uitspraak: 22 september 2020
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in het verzoek van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Gaming Casino Services B.V.,
gevestigd althans kantoorhoudende te Rotterdam,
verzoekster,
gemachtigde: mr. H. Moltmaker,
tegen
[verweerder]
wonende te [woonplaats verweerder] ,
verweerder,
gemachtigde: mr. G. Sarier.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘GCS’ en ‘ [verweerder] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift, binnengekomen ter griffie op 31 juli 2020, met bijlagen;
  • het verweerschrift, binnengekomen ter griffie op 24 augustus 2020, met bijlagen;
  • de aanvullende producties van GCS van 27 augustus 2020;
  • de pleitnotities van GCS;
  • de pleitaantekeningen van [verweerder] .
De mondelinge behandeling van het verzoek is gehouden op 1 september 2020. Namens GCS is verschenen de heer [naam 1] (manager buitendienst), vergezeld van de gemachtigde. [verweerder] is in persoon verschenen, eveneens vergezeld van de gemachtigde.
Van het ter zitting verhandelde heeft de griffier aantekening gehouden.
De uitspraak van de beschikking is bepaald op heden.

2..De feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende vaststaande feiten.
2.1
GCS is een onderneming die zich bezig houdt met het ondersteunen van onderneming in de gaming industrie. In Nederland bedient zij met name de 14 vestigingen van Holland Casino.
2.2
[verweerder] , geboren op [geboortedatum verweerder] , is met ingang van 1 juni 2007 in dienst bij (een rechtsvoorganger van) GCS, laatstelijk in de functie van Field Engineering Professional voor 40 uur per week op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Het laatstverdiende bruto maandsalaris van [verweerder] bedraagt € 2.544,- exclusief emolumenten.
2.3
De werkzaamheden van [verweerder] bestaan onder andere uit onderhoud en reparatiewerkzaamheden binnen de vestigingen van Holland Casino. De werkzaamheden werden verricht op locatie Holland Casino te Amsterdam. Ook is [verweerder] ingezet op de locaties van Holland Casino in Zandvoort en Scheveningen. Omstreeks 2010 is [verweerder] overgeplaatst naar de locatie Holland Casino te Rotterdam. Dat is uiteindelijk de hoofdlocatie van [verweerder] geworden.
2.4
Medio 2015 werd [verweerder] geconfronteerd met medische problemen die hem zowel in de privésfeer als in de arbeidssfeer hebben geraakt. Er werden tijdens een
kijkoperatie in het Albert Schweitzerziekenhuis in Dordrecht bij [verweerder] ernstige aandoeningen geconstateerd aan zijn plasbuis. [verweerder] werd hiervoor doorverwezen naar het Erasmus MC.
2.5
[verweerder] heeft in de periode 2015 tot en met 2019 zes medische ingrepen en (na)behandelingen ondergaan. Na elke medische ingreep heeft [verweerder] gewerkt aan zijn herstel en zich gehouden aan zijn re-integratie verplichtingen en zijn werkzaamheden hervat. Na de zesde operatie op 28 oktober 2019 is [verweerder] conform het advies van de bedrijfsarts en in overleg met GCS zijn werkzaamheden gaan opbouwen per 20 januari 2020. Het is thans nog niet bekend of er nog een nieuwe operatie moet volgen.
2.6
Als gevolg van de coronamaatregelen zijn de locaties van Holland Casino per 15 maart 2020 gesloten en heeft [verweerder] van 28 maart 2020 tot 20 april 2020 niet kunnen werken.
2.7
Er heeft op 30 maart 2020 een telefonisch consult met de bedrijfsarts plaatsgevonden. [verweerder] is vervolgens aangepast werk gaan verrichten.
2.8
Nadat [verweerder] zijn volle uren had bereikt en zijn opbouwschema had voltooid heeft [verweerder] tot 17 juni 2020 niet gewerkt. Per die datum is hij hersteld gemeld en heeft hij zijn werkzaamheden weer hervat.
2.9
Op 1 juli 2020 zijn de casino’s weer voor het publiek open gegaan.
2.1
Op 9 juli 2020 is [verweerder] tijdens werktijd uitgenodigd voor een gesprek. Aan hem is medegedeeld dat GCS afscheid van hem wilde nemen, dat hij vrijgesteld werd van het verrichten van werkzaamheden en dat hij zijn bedrijfsspullen diende in te leveren. Deze beslissing is bij brief van 9 juli 2020 aan [verweerder] bevestigd met een beëindigingsvoorstel, inhoudende beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 31 oktober 2020 met een beëindigingsvergoeding van € 11.000,- bruto.
2.11
De gemachtigde van [verweerder] heeft bij emailbericht van 22 juli 2020 het voorstel van GCS afgewezen, waarbij [verweerder] zich bereid en beschikbaar heeft verklaard voor het verrichten van zijn werkzaamheden.

3..Het verzoek van GCS en de grondslag daarvan

GCS heeft verzocht de arbeidsovereenkomst met [verweerder] wegens het bestaan van een redelijke grond te ontbinden, met inachtneming van de regelmatige opzegtermijn minus de tijd van deze procedure, onder toekenning van de door GCS reeds aangeboden transitievergoeding, kosten rechtens.
3.1
Aan het verzoek heeft GCS naast de bovenstaande vaststaande feiten - kort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag.
3.1.1
De primaire grondslag voor het verzoek is dat [verweerder] als gevolg van ziekte of gebreken bij regelmaat de bedongen arbeid niet kan verrichten met voor de bedrijfsvoering onaanvaardbare gevolgen. Ook is niet te verwachten dat er structureel herstel zal optreden (de c-grond).
3.1.2
Al sinds 2015 bestaat er een buitensporig ziekteverzuim van [verweerder] en dit heeft inmiddels voor de bedrijfsvoering van GCS onaanvaardbare gevolgen. [verweerder] is gemiddeld 35,03% afwezig geweest wegens ziekte gedurende de afgelopen 5,5 jaar van zijn dienstverband, terwijl het gemiddelde ziekteverzuim van zijn afdeling 3,54% betreft (inclusief [verweerder] ).
3.1.3
Vanwege de bijna structurele afwezigheid van [verweerder] en het onvoorspelbare verloop van zijn verzuim, kon er geen structurele oplossing gevonden worden voor opvang van de bezetting. De re-integratie verliep ook niet soepel en duurde elke keer erg lang met aangepast werk.
3.1.4
De werkzaamheden die [verweerder] uitvoert vereisen een behoorlijke kennis en deze is bij tijdelijke of nieuwe krachten niet aanwezig. De afwezigheid van [verweerder] heeft voor veel bezettingsproblemen in de vestigingen van Holland Casino gezorgd. Voor GCS was in juli 2020 de maat vol, hetgeen voor haar aanleiding was om aan [verweerder] het hiervoor bedoelde beëindigingsvoorstel te doen.
3.1.5
[verweerder] is momenteel volledig hersteld, zodat de vraag of er herstel binnen 26 weken zal plaatsvinden niet relevant is. [verweerder] verwacht dat er nog een operatie moet volgen en GCS moet dus rekening houden met wederom kostbare afwezigheid in de tijd dat de economische vooruitzichten buitengewoon duister zijn.
3.1.6
GCS heeft geen deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd, omdat zij vindt dat een dergelijk oordeel niet nuttig en onnodig is. Het overleggen daarvan kan in redelijkheid niet van GCS worden verlangd. [verweerder] kan immers zijn eigen functie nu volledig vervullen. De uitzondering genoemd in artikel 7:671 b lid 4 BW is volgens GCS hier van toepassing. Het is alleen de vraag – die ook niet door het UWV kan worden beantwoord – wanneer er weer een operatie komt en hoe significant de impact daarvan zal zijn. Feit is dat – zeker in tijden van corona – de belasting van de afwezigheid van [verweerder] onevenredig zwaar zal zijn, hetgeen voor de bedrijfsvoering voor onaanvaardbare problemen heeft geleid in het verleden en zal leiden in de toekomst.
3.1.7
Er is wel degelijk met [verweerder] gesproken over zijn ziekteverzuim en de gevolgen voor de bedrijfsvoering, maar dit werd kennelijk met argwaan en verontwaardiging door [verweerder] ervaren. Gezien de toonzetting van het verweerschrift, is er inmiddels ook sprake van een verstoring van de verstandhouding, zodanig dat deze dient te leiden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de g-grond.
3.1.8
Voor zover geen sprake is van een c-grond, is er volgens GCS sprake van andere dan de hiervoor genoemde omstandigheden die zodanig zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren ex artikel 7:669 lid 3 sub h BW. [verweerder] heeft al sinds 2018 aangegeven bij GCS weg te willen en wilde graag een beëindigingsvoorstel. Tijdens een gesprek heeft [verweerder] te kennen gegeven dat hij ontevreden was over het lage salaris en dat hij wel bij familie in de schoonmaakbranche kan werken. In ieder geval is wat GCS betreft de muziek uit de relatie en zij is ervan overtuigd dat dit voor [verweerder] ook geldt. Hiermee is de arbeidsrelatie een lege huls geworden en heeft zij om die reden aan [verweerder] een passend beëindigingsvoorstel gedaan.
3.1.9
Voor zover de individuele gronden niet voldragen zijn, verzoekt GCS de arbeidsovereenkomst te ontbinden op de i-grond.
3.1.10
Ten aanzien van de ontbindingsdatum en transitievergoeding, dient vastgehouden te worden aan hetgeen in de beëindigingsovereenkomst staat.
3.1.11
GCS refereert zich aan het oordeel van de kantonrechter ten aanzien van de nevenverzoeken van [verweerder] .
3.1.12
Op de verdere stellingen van GCS wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..Het verweer

[verweerder] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
om het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af te wijzen en te bepalen dat [verweerder] weer opgeroepen en toegelaten wordt tot zijn bedongen werkzaamheden;
Subsidiair:
zo de arbeidsovereenkomst wel moet worden ontbonden;
GCS te veroordelen tot betaling aan [verweerder] van de transitievergoeding ten bedrage van € 11.982,24 bruto althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag;
GCS te veroordelen tot betaling aan [verweerder] van een billijke vergoeding van € 17.500,- bruto, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag;
bij het bepalen van de datum van ontbinding van de arbeidsovereenkomst rekening te houden met de voor [verweerder] geldende opzegtermijn zonder aftrek van de periode die is gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de datum van dagtekening van de ontbindingsbeschikking;
het in de arbeidsovereenkomst overeengekomen concurrentiebeding algeheel dan wel gedeeltelijk te vernietigen, onder toekenning van een door de kantonrechter te bepalen vergoeding ex artikel 7:653 lid 5 BW ten laste van GCS.
Primair en subsidiair:
GCS te veroordelen tot betaling aan [verweerder] van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde vergoedingen tot aan de dag der algehele voldoening;
GCS te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure.
4.1
Daartoe heeft [verweerder] – zakelijk en verkort weergegeven – het volgende aangevoerd.
4.1.1
Zowel de c-grond – frequent ziekteverzuim - alsmede ontbinding op grond van andere omstandigheden (h en i – gronden), waarop GCS het verzoekschrift baseert, worden door [verweerder] nadrukkelijk betwist.
4.1.2
Het overzicht van 2015 tot en met 2020 geeft een vertekend beeld. Er is geen sprake van een buitensporig ziekteverzuim. Er is evenmin sprake van onaanvaardbare gevolgen voor de bedrijfsvoering. Vanaf het begin heeft [verweerder] zijn werkgever, meer in het bijzonder zijn regiomanager, de heer [naam 2] over zijn medische situatie verteld en geïnformeerd over een mogelijke reeks van medische ingrepen. GCS laat na om duidelijke en specifieke informatie te verstrekken over de activiteiten en de omvang van de onderneming, de afdeling van [verweerder] , onderdeel waar [verweerder] werkt, de personeelsbezetting, aantal collega’s. Er ontbreekt een concrete beschrijving van de wijze waarop het bedrijfsproces wordt verstoord. [verweerder] heeft – zonder enige verplichting daartoe – zijn regiomanager telkens op de hoogte gehouden van zijn medische ingrepen en de status daarvan. Als er daadwerkelijk sprake zou zijn van structurele opvang en bezettingsproblemen, dan had GCS al in een vroegtijdig stadium daarmee rekening kunnen houden.
4.1.3
Voorts heeft GCS verzuimd om aannemelijk te maken dat geen herstel van [verweerder] binnen 26 weken plaatsvindt in eigen werk of zijn werk aangepaste vorm. Dat GCS geen deugdelijk onderzoek heeft gedaan om tot een minder radicale oplossing dan ontslag te komen blijkt ook uit het feit dat zij heeft nagelaten om een deskundigenoordeel bij het UWV aan te vragen. Nu een dergelijke verklaring ontbreekt, dient het verzoek alleen al op die grond te worden afgewezen.
4.1.4
Ook heeft GCS verzuimd de gronden h en i BW nader te onderbouwen, laat staan toe te lichten. Het verzoek dient ook op die gronden te worden afgewezen.
4.1.5
Pas ter zitting heeft GCS de g-grond aan haar verzoek ten grondslag gelegd. GCS heeft deze grond niet nader onderbouwd. [verweerder] betwist uitdrukkelijk dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding.
4.1.6
Voorts betwist [verweerder] dat hij aan GCS eerder te kenen heeft gegeven te willen vertrekken. [verweerder] heeft slechts in gesprekken gezegd dat hij loonsverhoging wilde. [verweerder] wil zijn baan niet kwijt.
4.1.7
Door GCS is niet gesteld dat herplaatsing in een passende functie niet mogelijk is, terwijl GCS op grond van artikel 7:669 lid 1 BW dit dient te onderzoeken, voordat een redelijke grond voor ontbinding kan worden aangenomen.
4.1.8
Indien er wel een grond zou zijn voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, verzoekt [verweerder] om GCS te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding ten bedrage van € 11.982,24 bruto.
4.1.9
Ook maakt [verweerder] aanspraak op een billijke vergoeding ten bedrage van € 17.500,-- bruto. Het optreden van GCS kan volgens [verweerder] niet anders worden gezien dan ernstig verwijtbaar handelen, dat niet strookt met goed werkgeverschap.
4.1.10
Tevens verzoekt [verweerder] om het concurrentiebeding dat in zijn arbeidsovereenkomst is opgenomen in artikel 9 te vernietigen althans aanzienlijk te matigen. [verweerder] wordt door het concurrentiebeding aanzienlijk beperkt om elders in Nederland te werken.
4.1.11
Op het verdere verweer van [verweerder] wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling

5.1
De kantonrechter stelt allereerst vast dat er geen sprake is van een opzegverbod.
5.2
Allereerst zal worden beoordeeld of de arbeidsovereenkomst tussen partijen dient te worden ontbonden.
5.3
Vooropgesteld wordt dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereen-komst op verzoek van de werkgever alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt, waarbij in lid 3 van dat wetsartikel nader is omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan.
Primair: artikel 7:669 lid 3 sub c BW frequent ziekteverzuim
5.4
Het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst is primair gebaseerd op de c-grond van artikel 7:669 lid 3 BW. Volgens artikel 7:671b lid 4 dient een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op die grond afgewezen te worden indien de werkgever niet beschikt over een deskundigenverklaring als bedoeld in artikel 7:629a BW, tenzij het overleggen van die verklaring in redelijkheid niet van de werkgever gevergd kan worden. GCS heeft een beroep gedaan op die uitzonderingsbepaling, waarbij zij heeft gesteld dat [verweerder] inmiddels weer arbeidsgeschikt is en zijn eigen functie volledig vervult. Volgens GCS is een dergelijk deskundigenoordeel in dit geval “niet nuttig en niet nodig”.
5.5
De kantonrechter gaat niet mee in de redenering van GCS. Het is niet aan GCS om te bepalen of de UWV-deskundigenverklaring al dan niet nuttig of nodig is. Aan de hand van het deskundigenoordeel kan allereerst beoordeeld worden in hoeverre het ziekteverzuim van [verweerder] heeft geleid tot voor de bedrijfsvoering van GCS onaanvaardbare gevolgen, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub c BW. Tevens kan met een dergelijk deskundigenoordeel getoetst worden of het ontbindingsverzoek niet in strijd komt met het opzegverbod van artikel 7:670 lid 1 BW (opzegverbod bij ziekte) en of het frequente ziekteverzuim niet het gevolg is van onvoldoende zorg van de werkgever voor de arbeidsomstandigheden van de werknemer. Bovendien kan aan de hand van het deskundigenoordeel mogelijk beoordeeld worden of in de toekomst nog frequent ziekteverzuim van [verweerder] te verwachten valt, waarbij van belang is of [verweerder] nog een volgende operatie dient te ondergaan. Denkbaar is dat de deskundige daarover overleg voert met de behandelend sector, zodat mogelijk ook meer informatie verstrekt kan worden over de vraag in hoeverre toekomstig ziekteverzuim te verwachten is in verband met de huidige klachten van [verweerder] . De enkele omstandigheid dat [verweerder] op dit moment volledig arbeidsgeschikt is, rechtvaardigt naar het oordeel van de kantonrechter niet de conclusie dat van GCS in redelijkheid niet gevergd kan worden dat zij een deskundigenverklaring overlegt.
5.6
De kantonrechter begrijpt dat het voor GCS – zeker in deze corona tijd – vervelend is (geweest) dat het frequente ziekteverzuim van [verweerder] in de afgelopen 5,5 jaar voor bezettingsproblemen in haar vestigingen heeft geleid, maar van werkgever mag worden gevergd dat zij dit probleem anders oplost dan door ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Dat geldt in dit geval temeer nu sprake is van langdurige periodes van arbeidsongeschiktheid, waarbij van belang is dat bij aanvang van de arbeidsongeschiktheid al te voorzien was dat [verweerder] als gevolg daarvan gedurende langere tijd niet in staat zou zijn om zijn werkzaamheden te verrichten. De arbeidsongeschiktheid was immers steeds een gevolg van de operaties die [verweerder] diende te ondergaan en de daarop volgende revalidatie-inspanningen. Daardoor was het voor GCS derhalve makkelijker om een vervanger voor [verweerder] aan te trekken. Bovendien is in dit verband van belang dat GCS 30 personeelsleden in dienst heeft die belast zijn met het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden bij de verschillende vestigingen van Holland Casino. Het moet voor GCS derhalve mogelijk zijn om te schuiven met de personeelsbezetting per vestiging om op die wijze afwezigheid als gevolg van ziekte op te vangen, zeker nu GCS zelf stelt dat het gemiddelde ziekteverzuim van de afdeling van [verweerder] (inclusief het hoge ziekteverzuim van [verweerder] zelf) slechts 3,54% bedraagt.
5.7
Nu een verklaring van een deskundige als bedoeld in artikel 7:629a BW ontbreekt, moet het verzoek op de c-grond met toepassing van artikel 7:671b lid 4 BW worden afgewezen.
Subsidiair: artikel 7:669 lid 3 sub g BW verstoorde arbeidsverhouding
5.8
Deze grond heeft GCS niet in haar verzoekschrift genoemd, maar pas in haar pleitnotitie. Volgens artikel 7:669 lid 3 sub g BW kan de kantonrechter de arbeidsovereenkomst slechts ontbinden als er sprake is van een zodanig verstoorde arbeidsverhouding, dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voorduren. Door GCS zijn geen dan wel onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat er sprake is van een duurzaam en onomkeerbaar verstoorde arbeidsverhouding, zodat de g-grond niet kan leiden tot toewijzing van het ontbindingsverzoek.
Meer subsidiair: artikel 7:669 lid 3 sub h BW andere omstandigheden
5.9
Meer subsidiair is het verzoek gebaseerd op de h-grond van artikel 7:669 lid 3 BW. Deze ontslaggrond geldt als een zogenoemde 'vangnetbepaling' voor omstandigheden die niet vallen onder de andere ontslaggronden maar wel van dien aard zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
5.1
Door [verweerder] is betwist dat hij bij GCS weg wil dan wel om een beëindigingsvoorstel heeft gevraagd. GCS heeft onvoldoende onderbouwd dat de arbeidsrelatie tussen partijen een lege huls is geworden. Nu er door GCS geen andere feiten en omstandigheden zijn aangevoerd dan die hierboven al zijn besproken, kan ook de h-grond niet tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst leiden.
Nog meer subsidiair: artikel 7:669 lid 3 sub i BW combinatie van omstandigheden
5.11
De kantonrechter stelt voorop dat met deze zogenoemde "cumulatiegrond" wordt beoogd het ontslagstelsel te verruimen, zonder te breken met het huidige stelsel van gesloten ontslaggronden (Kamerstukken I, 2018-2019, 35 074, nr. 9, p. 59). De cumulatiegrond is voor die gevallen bedoeld waarin voortzetting van het dienstverband in redelijkheid niet meer van de werkgever gevergd kan worden, waarbij de werkgever dat niet kan baseren op omstandigheden uit één enkele ontslaggrond, maar dit wel kan motiveren en onderbouwen met omstandigheden uit meerdere ontslaggronden samen (Kamerstukken I, 2018-2019, 35 074, F, p. 26). Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om verwijtbaar handelen van de werknemer gecombineerd met onvoldoende functioneren en/of een verstoorde arbeidsverhouding (Kamerstukken I, 2018-2019, 35 074, nr. 3, p. 52).
5.12
Het combineren van meerdere gronden is slechts mogelijk als die gronden op zichzelf nagenoeg voldragen zijn. De kantonrechter heeft reeds geoordeeld dat geen van de aan het verzoek ten grondslag gelegde afzonderlijke ontslaggronden voldragen is. Om die reden kan ook de door GCS gestelde i-grond niet leiden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
5.13
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst geen aanleiding bestaat, zodat de kantonrechter niet toekomt aan een beoordeling van de door [verweerder] verzochte transitievergoeding en billijke vergoeding. Evenmin wordt toegekomen aan de door [verweerder] verzochte nevenverzoeken.
5.14
GCS zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
5.15
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking
meer, nu dit, in het licht van hetgeen in deze beschikking is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.

6..De beslissing

De kantonrechter:
wijst af het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst;
bepaalt dat [verweerder] weer wordt opgeroepen en toegelaten tot het verrichten van zijn bedongen werkzaamheden;
veroordeelt GCS in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] vastgesteld op € 721,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels uitgesproken ter openbare terechtzitting.
821/710