Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 17 december 2019, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis d.d. 27 februari 2020, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de conclusie van repliek tevens houdende vermeerdering van eis, met producties;
- de conclusie van dupliek met productie.
2..De vaststaande feiten
3..De vordering
4..De beoordeling
na bezorgingis gegund om alsnog aan de vordering te voldoen. Het betreft een totaalbedrag van € 1.560,34, te weten de aanmaningen van 28 november 2018 (hoofdsom € 891,36), 20 december 2018 (hoofdsom
€ 476,00) en 21 december 2018 (hoofdsom € 192,98). Alle overige aanmaningen blijven buiten beschouwing, omdat deze niet voldoen aan de door de Hoge Raad ontwikkelde eisen, nu daarin slechts een kosteloze 14-dagen termijn na dagtekening of twee dagen na dagtekening aan [gedaagde] wordt gegund. Nu Menzis meer dan één vordering op [gedaagde] heeft, dienen conform artikel 6:96 lid 7 BW de hoofdsommen van de vorderingen bij elkaar te worden opgeteld voor de vaststelling van de hoogte van het tarief. Dit betekent dat een bedrag van € 283,20 (inclusief btw) aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen.