ECLI:NL:RBROT:2020:8066

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2020
Publicatiedatum
14 september 2020
Zaaknummer
8379836 CV EXPL 20-7990
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning toegewezen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Waterweg Wonen en een gedaagde, die in persoon procedeerde. De stichting vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning die aan de gedaagde was verhuurd, vanwege een huurachterstand. De gedaagde was maandelijks een huurprijs van € 557,28 verschuldigd, maar had een betalingsachterstand opgebouwd van € 3.996,33 tot en met maart 2020. De stichting heeft de gedaagde in gebreke gesteld en uiteindelijk een gerechtelijke procedure gestart om de huurachterstand te incasseren.

Tijdens de mondelinge behandeling op 23 juli 2020 was de gedaagde niet aanwezig, terwijl de gemachtigde van de stichting wel aanwezig was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand inmiddels was opgelopen tot € 6.174,95, wat door de gedaagde niet was betwist. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van de huurovereenkomst, wat de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning rechtvaardigde. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op 14 dagen na betekening van het vonnis.

De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Tevens werd de gedaagde verplicht om de woning binnen de gestelde termijn te ontruimen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de gedaagde werd in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis benadrukt de gevolgen van wanbetaling in huurrelaties en de mogelijkheden voor verhuurders om juridische stappen te ondernemen bij betalingsachterstanden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8379836 CV EXPL 20-7990
uitspraak: 14 augustus 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Waterweg Wonen,
gevestigd en kantoorhoudende te Vlaardingen,
eiseres,
gemachtigde: J. Vermeulen , werkzaam bij GGN Mastering Credit B.V. te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde]
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “de stichting” en “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 5 maart 2020, met producties;
  • drie e-mails van [gedaagde] d.d. 6 mei 2020, 4 juni 2020 en 25 juni 2020, zonder producties;
  • het tussenvonnis van de kantonrechter d.d. 25 juni 2020, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de nadere productie van de stichting.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 juli 2020 te 11:00 uur. Van de zijde van de stichting is verschenen de gemachtigde voornoemd. [gedaagde] is niet verschenen. Van hetgeen ter zitting is besproken heeft de griffier aantekening gehouden.
1.3
De kantonrechter heeft de datum van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.
2.1
De stichting heeft middels een huurovereenkomst aan [gedaagde] verhuurd de woning, gelegen aan het adres [adres] te Vlaardingen (hierna: het gehuurde).
2.2
[gedaagde] is aan de stichting op basis van deze huurovereenkomst maandelijks bij vooruitbetaling een huurprijs van laatstelijk € 557,28 verschuldigd.

3..Het geschil

3.1
De stichting heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
bovengenoemde huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot het gehuurde te ontbinden;
[gedaagde] te veroordelen om het gehuurde te ontruimen en te verlaten met al het zijne/hare en de zijnen/haren en het gehuurde onder afgifte van de sleutels geheel ontruimd ter vrije beschikking van de stichting te stellen en te laten;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 4.565,60, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 3.996,33 vanaf de dag van de dagvaarding tot en met de dag der algehele voldoening;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van de nog te vervallen huurpenningen vanaf april 2020 per maand (of gedeelte daarvan) tot aan de datum van de ontbinding van de huurovereenkomst;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 557,28, of zoveel hoger als bij wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten, voor iedere maand (of gedeelte daarvan) dat [gedaagde] het gehuurde na ontbinding van de huurovereenkomst het gehuurde in gebruik houdt;
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering heeft de stichting – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – ten grondslag gelegd dat [gedaagde] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de huurovereenkomst door een huurachterstand te laten ontstaan die berekend tot en met maart 2020 € 3.996,33 bedraagt. Het vorenstaande leidt ertoe dat ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd is. Daarnaast maakt de stichting op grond van artikel 6:119 BW aanspraak op vergoeding van de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag der algehele voldoening. De reeds verschenen rente bedraagt € 1,89. Door de wanbetaling van de zijde van [gedaagde] zag de stichting zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven en een gerechtelijke procedure te starten. Deze buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 567,38 (inclusief btw) dienen voor rekening van [gedaagde] te komen.
3.2
[gedaagde] heeft inhoudelijk geen verweer gevoerd.

4..De beoordeling

2.1
De stichting heeft in haar laatste productie een recente specificatie van de huurachterstand overgelegd. Uit deze specificatie blijkt dat de betalingsachterstand berekend tot en met juli 2020 € 6.174,95 bedraagt. [gedaagde] heeft de hoogte van die achterstand niet betwist, zodat in rechte van de juistheid daarvan wordt uitgegaan. Aan hoofdsom wordt een bedrag van € 6.174,95 toegewezen.
2.2
De hoogte van de huurachterstand rechtvaardigt de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Deze vorderingen worden daarom toegewezen. De kantonrechter stelt de ontruimingstermijn vast op 14 dagen na betekening van dit vonnis.
2.3
De gevorderde toekomstige huurtermijnen c.q. gebruiksvergoedingen worden – als niet separaat weersproken – eveneens toegewezen.
2.4
De verschenen wettelijke rente ten bedrage van € 1,89 is – als op de wet gegrond en als niet separaat weersproken – toewijsbaar. De wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding wordt toegewezen op de wijze zoals hierna vermeld.
2.5
Op 5 februari 2020 heeft de stichting een aanmaning naar [gedaagde] verstuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW in verbinding met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Daardoor is de gevorderde vergoeding van € 567,38 (inclusief btw) voor een aangezegde hoofdsom van € 3.439,05 eveneens toewijsbaar.
2.6
[gedaagde] wordt als de in het (grotendeels) ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan de stichting te betalen een bedrag van € 6.744,22 aan huurachterstand tot en met juli 2020, verschenen wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het saldo vanaf de dag van de dagvaarding dat aan huurachterstand, exclusief kosten, telkens, na elke credit- en debetmutatie, heeft uitgestaan, tot de dag van algehele voldoening;
ontbindt de bovengenoemde huurovereenkomst tussen de stichting en [gedaagde] ter zake van het gehuurde gelegen aan het adres [adres] te Vlaardingen en veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege [gedaagde] daar bevinden en het gehuurde geheel ontruimd onder overgave van de sleutels ter vrije beschikking van de stichting te stellen en te laten;
veroordeelt [gedaagde] om aan de stichting maandelijks een bedrag van € 557,28 te voldoen, of zoveel hoger als bij wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten met ingang van 1 augustus 2020 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt, ook die laatste maand voor een gehele te rekenen;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de stichting vastgesteld op € 601,96 aan verschotten en € 240,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44240