ECLI:NL:RBROT:2020:801

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2020
Publicatiedatum
3 februari 2020
Zaaknummer
8005966 CV EXPL 19-37496
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burgemeesterssluiting en buitengerechtelijke ontbinding van huurovereenkomst in verband met drugshandel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Maasdelta Groep en een huurder, aangeduid als [naam gedaagde]. De zaak betreft de buitengerechtelijke ontbinding van een huurovereenkomst door Maasdelta, die was gebaseerd op een burgemeesterssluiting van de woning van de huurder wegens drugshandel. De huurder had bezwaar gemaakt tegen de sluiting, die door de voorzieningenrechter was geschorst en later door de burgemeester was ingetrokken. De kantonrechter oordeelde dat de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst geen deugdelijke grondslag had, omdat de sluiting was ingetrokken. Maasdelta had ook een subsidiaire vordering tot ontbinding ingediend wegens een toerekenbare tekortkoming van de huurder, maar de kantonrechter oordeelde dat de tekortkomingen van de huurder de ontbinding niet rechtvaardigden. De kantonrechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor drugshandel vanuit de woning en dat de huurder geen overlast had veroorzaakt. De vorderingen van Maasdelta werden afgewezen en de kosten van het geding werden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8005966 / CV EXPL 19-37496
uitspraak: 31 januari 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Maasdelta Groep,
gevestigd te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
eiseres,
gemachtigde: mr. R.W.F. Heijmeriks, advocaat te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R. Scheltes, advocaat te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Maasdelta’ en ‘ [naam gedaagde] ’.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 23 augustus 2019, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 5 december 2019, waarin een comparitie van partijen is bepaald op 10 januari 2020;
  • de aanvullende bestuurlijke rapportage van de politie-eenheid Rotterdam van 23 september 2019, zoals door Maasdelta overgelegd tijdens de comparitie van partijen.
Ter zitting van 10 januari 2020 is Maasdelta verschenen bij haar senior woonconsulente mw. [naam] , bijgestaan door de gemachtigde mr. R.W.F. Heijmeriks, terwijl [naam gedaagde] in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. R. Scheltes.
Van het ter zitting verhandelde heeft de griffier aantekening gehouden.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Maasdelta heeft met ingang van 29 april 2013 aan [naam gedaagde] verhuurd de woning gelegen aan de [adres] (hierna: het gehuurde) voor een huurprijs van laatstelijk € 497,01 per maand.
2.2.
Op deze huurovereenkomst zijn de Algemene Huurvoorwaarden (versie 1 januari 2012) van toepassing.
In artikel 6.2 van de huurovereenkomst en in artikel 8.11 van de Algemene Huurvoorwaarden is bepaald dat het de huurder niet toegestaan is in het gehuurde hennep te kweken, van welke omvang dan ook, dan wel andere activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld.
2.3.
Gebleken is dat één dan wel meerdere derden bij de politie, via ‘Meld Misdaad Anoniem’ een melding hebben gemaakt van overlast met betrekking tot het vervaardigen en/of verhandelen van hennep en/of andere verdovende middelen. Op 19 juli 2019 heeft de politie een inval in het gehuurde gedaan. Daarbij zijn de volgende spullen in het gehuurde aangetroffen:
  • 39,7 gram amfetaminen;
  • 3 zakken en 1 pot hennep;
  • 5 hennepplanten;
  • goederen, die kennelijk bestemd zijn voor het vervaardigen van hennep, te weten
  • een weegschaal;
  • een boksbeugel;
  • een busje CS-gas.
2.4.
Op 1 augustus 2019 heeft de burgemeester besloten op grond van artikel 174 Gemeentewet jo. artikel 13b Opiumwet een last onder bestuursdwang op te leggen en de woning tijdelijk te sluiten voor de duur van twee maanden van 6 augustus 2019 tot en met 6 oktober 2019
2.5.
Maasdelta heeft vervolgens, gezien de burgemeesterssluiting bij brief van 7 augustus 2019 op grond van artikel 7:231 lid 2 BW in samenhang met artikel 7:267 BW de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden.
2.6.
[naam gedaagde] heeft tegen het besluit van de burgemeester van 1 augustus 2019 bezwaar gemaakt. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening hieromtrent te treffen. De voorzieningenrechter heeft in haar uitspraak van 12 september 2019 het verzoek van [naam gedaagde] toegewezen, waarbij voor zover thans van belang het volgende is overwogen:
“(…)
Verzoeker heeft aangevoerd dat er geen verband bestaat tussen de woning en de aangetroffen harddrugs. Hij is gebruiker van harddrugs, is op 19 juli 2019 zijn hond gaan uitlaten en heeft toen de drugs aangeschaft. Verzoeker was van plan deze drugs, zoals hij altijd doet als hij een hoeveelheid drugs heeft gehaald, in zijn auto te bewaren. De drugs, die in zijn trainingsjack zaten, zijn alleen in de woning terecht gekomen omdat hij van de politie naar binnen moest op het moment dat hij zijn hond weer in de woning wilde toelaten. Verweerder heeft weliswaar verzoekers verhaal ter zitting weersproken en heeft aangegeven dit ook bij de politie te hebben nagevraagd. Verweerder heeft dit echter niet met stukken onderbouwd. Ook is onduidelijk wat verweerder precies bij de politie heeft nagevraagd en met wie er is gesproken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter moet dan ook op dit moment worden vastgesteld dat de lezing – die niet op voorhand volstrekt onaannemelijk is – van verzoeker niet wordt weerlegd door de bestuurlijke rapportage of andere stukken.
Op basis van het huidige dossier valt dus niet uit te sluiten dat de lezing van verzoeker klopt. Dat betekent dat verweerder, zolang het onduidelijk is op welke manier de harddrugs de woning zijn binnengekomen, naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen gebruik mag maken van de hem toekomende bevoegdheid om de woning te sluiten. Daarbij acht de voorzieningenrechter mede van belang de mededeling van verweerder ter zitting, dat indien er geen 39,7 gram harddrugs in de woning was aangetroffen er niet tot sluiting zou zijn overgegaan. Aan de overige aangevoerde gronden die zien op de vraag of verweerder gebruik mag maken van zijn bevoegdheid komt de voorzieningenrechter gelet op het voorgaande niet toe.
(…)”
2.7.
Aan de door de politie opgestelde ‘Bestuurlijke rapportage Aantreffen harddrugs [adres] aanvullend’ van 23 september 2019 wordt het volgende ontleend:
“(…)
Buiten de aangetroffen drugs die ten grondslag liggen aan het voornemen tot sluiten van het bewuste pand zijn meerdere redenen en strafbare zaken aangetroffen en duidelijk geworden tijden het onderzoek. Deze alleen al vormen voldoende grond voor de burgemeester om verregaande bestuurlijke maatregelen te nemen met betrekking tot dit pand.
(…)
Overigens werden buiten de, zoals de betrokkene verklaarde en hierboven weerlegde verklaring, op de verdachte aangetroffen drugs, meer drugs en drugsgerelateerde zaken aangetroffen die duidelijk hebben gemaakt dat deze woning een belangrijke rol heeft gespeeld met betrekking tot de handel, preparatie, c.q. bewerken van drugs.
Hieronder voor u opgesomd:
In de woonkamer werden de volgende goederen aangetroffen en in beslag genomen:
  • een prepaidtelefoon
  • 2 ponypacks met een bruine substantie, vermoedelijk harddrugs van de salontafel
  • 3 zakjes en 1 potje hennep van de bank en de salontafel
  • 5 hennepplanten vanuit een plantenbak in de woonkamer aan de achterzijde
  • 1 weegschaaltje van de salontafel – 1 boksbeugel uit het tv-kastje In de slaapkamer aan de voorzijde werd in het vriesvak van een daar staande koelkast aangetroffen en in beslag genomen:
2 ijsblokjesvormen met een onbekend, chemische substantie – een transparante grote gripzak met daarin een chemisch ruikende substantie (verpakt in een blauwe tas van AH) In de kelderbox werden materialen aangetroffen die kennelijk bestemd zijn voor het vervaardigen van hennep.
Deze goederen, waaronder 13 armaturen, 22 assimilatielampen en welke zijn vermeld op hennepruimlijst 043359, werden in beslag genomen ter onttrekking aan het verkeer.
(…)”
2.8.
Op 31 oktober 2019 heeft de burgemeester bij besluit het bezwaarschrift van [naam gedaagde] gegrond verklaard met als direct gevolg dat het primaire besluit van 1 augustus 2019 is ingetrokken. De burgemeester heeft hiertoe het volgende overwogen:
“(…)
Mijn beleidsregel Opiumwet 13B ziet op mijn bevoegdheid tot het sluiten van woningen bij verkoop, aflevering of verstrekking dan wel aanwezig zijn van drugs vanuit woningen of lokalen en daarbij behorende erven.
(…)
Na een eerste overtreding van handel in drugs vanuit een woning is vanwege het proportionaliteitsbeginsel gekozen om eerst bestuurlijk te waarschuwen.
(…)
Nu het een handelshoeveelheid betrof, welke is aangetroffen in een woning heb ik geconstateerd dat ons eigen beleid op onjuiste wijze is toegepast. In het handhavingsarrangement is opgenomen dat bij een eerste overtreding in een woning een bestuurlijke waarschuwing moet worden opgelegd.
(…)”

3.Het geschil

3.1.
Maasdelta heeft primair bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat de huurovereenkomst tussen Maasdelta en [naam gedaagde] met betrekking tot het gehuurde is geëindigd door de buitengerechtelijke ontbinding van 7 augustus 2019.
Subsidiair heeft Maasdelta gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te ontbinden, althans ontbonden te verklaren de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde, met veroordeling van [naam gedaagde] om het gehuurde binnen één week na betekening van het in deze te wijzen vonnis te ontruimen en ontruimd te houden, met daarbij de veroordeling van [naam gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering heeft Maasdelta - naast de hiervoor genoemde vaststaande feiten – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
[naam gedaagde] heeft in strijd met de huurovereenkomst gehandeld door in het gehuurde hennep te kweken, van welke omvang dan ook, dan wel andere activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld. Uit de aanvullende bestuurlijke rapportage blijkt dat
diverse soorten (hard-)drugs en drugsgerelateerde zaken zijn aangetroffen (zie 2.3). Maasdelta, die circa 18.000 woningen exploiteert, hanteert een ‘zero-tolerance-beleid’ met betrekking tot hennepkwekerijen en in het algemeen de handel en/of het voor handen hebben van harddrugs en toebehoren voor hennepkwekerijen, omdat zij niet wil dat de woning en de buurt verpauperen en de kwaliteit van de woning wordt aangetast.
Tijdens de comparitie van partijen heeft Maasdelta te kennen gegeven dat de woning nog niet opnieuw verhuurd is en ook nog niet is aangeboden aan een nieuwe huurder. Maasdelta heeft zich verplicht om in afwachting van de uitspraak in de onderhavige procedure de woning niet aan een andere huurder toe te wijzen.
3.3.
Het verweer van [naam gedaagde] strekt tot afwijzing van beide vorderingen, met veroordeling van Maasdelta in de proceskosten. Daartoe heeft hij - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd.
[naam gedaagde] betwist dat sprake is geweest van een tekortkoming in de nakoming van artikel 6.2 van de huurovereenkomst en/of artikel 8.11 van de Algemene Huurvoorwaarden. Degene die een melding van overlast heeft gedaan via Meld Misdaad Anoniem was geen omwonende, maar een bekende die geld van [naam gedaagde] wilde hebben. Er is geen sprake geweest van overlast, de belangen van omwonenden zijn nooit geschaad. De drugs die [naam gedaagde] in zijn woning had, zijn enkel bestemd voor eigen gebruik. De apparatuur die in de kelderbox is aangetroffen was niet in gebruik en lag daar al jaren, hetgeen ook te zien was aan de dikke laag stof die erop lag. De hoeveelheid softdrugs overschrijdt niet de algemeen aanvaarde hoeveelheden voor eigen gebruik. Deze hoeveelheden voor softdrugs worden ook door de gemeente Maassluis in haar beleidsregels gehanteerd; van een handelsvoorraad is dus geen sprake. Daarnaast was de 39,7 gram amfetamine, die is aangetroffen in zijn jaszak, ook voor eigen gebruik bestemd (zie 2.6). [naam gedaagde] moest van de politieagenten de woning openen, waardoor hij met de amfetamine in zijn jaszak naar binnen liep. Als de politieagenten niet hadden gevraagd of hij mee naar binnen wilde gaan, was de amfetamine in zijn jaszak nooit in de woning geweest en was er dientengevolge ook geen sprake geweest van een handelshoeveelheid drugs in het gehuurde.
Als de huurovereenkomst ontbonden wordt, raakt [naam gedaagde] zijn woning definitief kwijt en zal hij dakloos worden. [naam gedaagde] is, gelet op zijn minimuminkomen, aangewezen op een woning in de goedkope woningvoorraad, maar het vinden van een dergelijke woonruimte zonder neutrale verhuurdersverklaring is zowel bij woningcorporaties als op de particuliere markt onmogelijk geworden. Ontbinding van de huurovereenkomst is een te zware sanctie, omdat noch sprake was van overlast, noch van drugshandel vanuit de woning.

4.De beoordeling

4.1.
Aan de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst van 7 augustus 2019 heeft Maasdelta de burgemeesterssluiting ten grondslag gelegd. Dat besluit is echter door de voorzieningenrechter bij beslissing van 12 september 2019 geschorst, waarna dat besluit vervolgens door de burgemeester bij beslissing op bezwaar van 31 oktober 2019 is ingetrokken. Doordat het besluit tot sluiting van de woning is ingetrokken, moet thans worden geconcludeerd dat de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst een deugdelijke grondslag mist en dat die ontbindingsverklaring in zoverre nietig is. De gevorderde verklaring voor recht dat de onderhavige huurovereenkomst door de buitengerechtelijke ontbinding d.d. 7 augustus 2019 geëindigd is, dient dan ook afgewezen te worden.
4.2.
Subsidiair heeft Maasdelta de ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd wegens een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [naam gedaagde] . Ten aanzien van dat onderdeel van de vordering overweegt de kantonrechter het volgende.
4.3.
Ingevolge artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Bij de beantwoording van de vraag of de ontbinding van de huurovereenkomst in dit geval gerechtvaardigd is dienen, mede op basis van de uitspraak van de Hoge Raad van 28 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1810) alle omstandigheden van het geval betrokken te worden.
4.4.
Aan de zijde van verhuurder neemt de kantonrechter daarbij in aanmerking dat Maasdelta als toegelaten instelling van sociale huurwoningen mede de zorg heeft voor de leefbaarheid van de woonomgeving van haar (overige) huurders. [naam gedaagde] heeft niet bestreden dat van algemene bekendheid is dat de handel in drugs in de omgeving waar dit gebeurt gevoelens van onrust en onveiligheid oproepen, waarmee de leefbaarheid en kwaliteit van de woonomgeving wordt aangetast. In zoverre heeft Maasdelta in beginsel een zwaarwegend belang om daartegen op te treden.
4.5.
Daar staat tegenover het belang van [naam gedaagde] bij voortzetting van de huurovereenkomst en het behoud van zijn woning. Als onweersproken staat vast dat [naam gedaagde] sedert 29 april 2013 de woning huurt. Ter zitting heeft Maasdelta met zoveel woorden erkend dat afgezien van de onderhavige anonieme melding nimmer sprake is geweest van overlastklachten. Niet is komen vast te staan dat, anders dan de op 19 juli 2019 aangetroffen hoeveelheid drugs en andere spullen, er vanuit de woning werd gedeald of dat er signalen waren van bekendheid van de woning in het drugscircuit. Weliswaar heeft Maasdelta gewezen op de anonieme melding, waarin gesteld wordt dat je bij [naam gedaagde] dagelijks van 14.00 uur tot ongeveer 04.00 uur terecht kunt voor drugs, doch die verklaring staat op zichzelf en wordt niet ondersteund door andere verklaringen en/of overlastklachten van omwonenden. Zou het werkelijk zo zijn dat [naam gedaagde] dealde in drugs op de schaal zoals door de anonieme melder is verklaard, dan is aannemelijk dat dat tot overlastklachten aanleiding gegeven zou hebben van omwonenden. Naar het oordeel van de kantonrechter bestaat er des te minder aanleiding om doorslaggevende betekenis toe te kennen aan bedoelde anonieme melding, gelet op het feit dat [naam gedaagde] gesteld heeft dat die anonieme melder hem een hak wil zetten, gelet op het geschil dat hij met hem heeft.
Een belangrijk deel van de aangetroffen drugs overschrijdt niet de algemeen aanvaarde hoeveelheid voor eigen gebruik en in zoverre is ook geen sprake van een handelsvoorraad. Hoewel [naam gedaagde] zelf ook ten aanzien van de aangetroffen hoeveelheid amfetamine stelt dat die bedoeld is voor eigen gebruik gedurende een periode van circa 2 weken, gaat die hoeveelheid de algemeen geldende normen voor eigen gebruik wel te boven. Ter zake daarvan heeft het Openbaar Ministerie besloten [naam gedaagde] te vervolgen en tijdens de mondelinge behandeling van de onderhavige procedure is gebleken dat de strafrechter besloten heeft de verdere behandeling van de strafzaak aan te houden, omdat eerst nog verdere getuigen gehoord moeten worden, kennelijk ook om de betrouwbaarheid van de verklaring van de anonieme melder te kunnen beoordelen. Op dit moment is de uitkomst van die strafzaak derhalve nog ongewis.
Ten aanzien van de aangetroffen goederen die kennelijk bestemd zijn voor het vervaardigen van hennep, te weten 13 armaturen en 22 assimilatielampen geldt, dat die spullen in de kelderbox van de woning zijn aangetroffen, dat die spullen op dat moment niet in gebruik waren en dat niet bestreden is dat die spullen bedekt waren met een flinke laag stof.
Voorts acht de kantonrechter van belang dat gesteld noch gebleken is dat eerder ten aanzien van [naam gedaagde] vermoedens zijn gerezen dat hij in het gehuurde handelingen heeft verricht die in strijd zijn met de Opiumwet. Dat is kennelijk ook de reden geweest voor de burgemeester om de eerder opgelegde sluiting van het gehuurde - overigens niet voor een periode van zes maanden zoals te doen gebruikelijk is bij geconstateerde handelingen in strijd met de Opiumwet, maar “slechts” voor een periode van twee maanden - weer heeft ingetrokken, waarbij overwogen is dat volgens het Handhavingsbeleid van de gemeente volstaan had moeten worden met een waarschuwing.
Tevens komt betekenis toe aan het feit dat Maasdelta niet concreet heeft gesteld dat de opslag van drugs en de andere spullen die zijn aangetroffen bij de politie inval op 19 juli 2019 schade aan het gehuurde heeft toegebracht of concrete invloed heeft gehad op de woonomgeving waarvoor Maasdelta een zorgplicht heeft. Hetzelfde geldt ten aanzien van de aangetroffen boksbeugel, waarvan het voorhanden hebben in strijd is met de Wapenwetgeving. Weliswaar is het ernstige dat een dergelijk object in een woning wordt aangetroffen, maar er zijn onvoldoende aanwijzingen dat er meer of andere wapens in de woning zijn opgeslagen of dat er bij voortzetting van de huurovereenkomst met [naam gedaagde] andere wapens in de woning voorhanden zullen zijn.
Op grond van vorenstaande overwegingen concludeert de kantonrechter dat de aan [naam gedaagde] verweten tekortkomingen de ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen niet rechtvaardigt, zodat ook de subsidiaire vordering afgewezen dient te worden.
4.6.
In de omstandigheden van het geval ziet de kantonrechter aanleiding de kosten van het geding te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
compenseert de kosten van het geding, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
710