ECLI:NL:RBROT:2020:7968

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 augustus 2020
Publicatiedatum
10 september 2020
Zaaknummer
8273306
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot beëindiging leaseovereenkomsten en betaling van verschuldigde bedragen na ongeval

In deze zaak vordert eiseres, een leasemaatschappij, betaling van een bedrag van € 13.891,83 van gedaagde, die twee leaseovereenkomsten heeft afgesloten voor BMW-voertuigen. De vordering is gebaseerd op de stelling dat de leaseovereenkomsten tussentijds zijn beëindigd na een ongeval waarbij een van de voertuigen total loss is verklaard. Eiseres stelt dat gedaagde een volmacht heeft verleend aan een derde om de leaseovereenkomst te beëindigen, terwijl gedaagde betwist dat zij deze volmacht heeft gegeven. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en een mondelinge behandeling bepaald om de standpunten van partijen verder te verhelderen. De rechter heeft vragen gesteld over de geldigheid van de volmacht en de omstandigheden rondom de beëindiging van de leaseovereenkomsten. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en partijen zijn opgeroepen om te verschijnen op een nader te bepalen datum.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8273306 \ CV EXPL 20-2141
uitspraak: 28 augustus 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres]
,
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. drs. P.J.M. Veuger (VD&P Juristen) te Genemuiden,
tegen
[naam gedaagde] , handelend onder de naam [naam bedrijf] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. N. Verweij te Rotterdam.
Partijen worden hierna verder aangeduid als “ [eiseres] ” en “ [naam gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.
  • het exploot van dagvaarding van 9 januari 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
[eiseres] houdt zich, onder meer, bezig met het leasen van voertuigen, specifiek van het merk BMW . [naam gedaagde] heeft ten behoeve van de werkzaamheden in haar eenmanszaak een tweetal ‘operational lease’-overeenkomsten met [eiseres] gesloten.
2.2.
Op 4 augustus 2014 heeft [naam gedaagde] met [eiseres] een leaseovereenkomst met nummer [nummer leaseovereenkomst 1] met betrekking tot een BMW 116d met kenteken [kentekennummer 1] gesloten. De overeenkomst kent een looptijd van 48 maanden, derhalve eindigend op 4 augustus 2018. De overeengekomen leaseprijs per maand bedraagt € 818,44 excl. btw. Voorts is overeengekomen dat [naam gedaagde] jaarlijks 35.000 kilometer met de auto mocht rijden. Indien [naam gedaagde] jaarlijks meer kilometers rijdt, dient zij € 0,062 per kilometer bij te betalen. Indien [naam gedaagde] jaarlijks minder kilometers rijdt, heeft zij recht op terugbetaling van € 0,036 per kilometer.
2.3.
Op de leaseovereenkomst van 4 augustus 2014 zijn van toepassing de “Algemene Voorwaarden Operational Lease”, zoals overgelegd als productie 3 bij de conclusie van antwoord. Artikel 3.4. en 13.3. van deze algemene voorwaarden luiden als volgt:
“3.4. Bij niet of niet tijdige voldoening van enige betalingsverplichting door Cliënt zijn alle buitengerechtelijke incassokosten van Lessor voor rekening van Cliënt. Deze buitengerechtelijke incassokosten bedragen in ieder geval 15% van het door Cliënt verschuldigde bedrag, met een minimum van EUR 225,- per geval. (…)
(…)
13.3.
Cliënt is gerechtigd de Overeenkomst tussentijds op te zeggen, in welk geval Cliënt verplicht is aan Lessor te betalen het verschil tussen de boekwaarde van het Object en de handelswaarde van het Object, vermeerderd met winstderving en kosten.”
2.4.
Op 30 juli 2016 heeft [naam gedaagde] met [eiseres] een leaseovereenkomst met nummer [nummer leaseovereenkomst 2] met betrekking tot een BMW 320d Touring met kenteken [kentekennummer 2] gesloten. De overeenkomst kent een looptijd van 48 maanden, derhalve eindigende 30 juli 2020. De overeengekomen leaseprijs per maand bedraagt € 992,27 excl. btw. Voorts is overeengekomen dat [naam gedaagde] jaarlijks 25.000 kilometer met de auto mocht rijden. Indien [naam gedaagde] jaarlijks meer kilometers rijdt, dient zij € 0,075 per kilometer bij te betalen. Indien [naam gedaagde] jaarlijks minder kilometers rijdt, heeft zij recht op terugbetaling van € 0,042 per kilometer.
2.5.
Op de leaseovereenkomst van 30 juli 2016 zijn van toepassing de “Algemene Voorwaarden Operational Lease”, zoals overgelegd als productie 2 bij de dagvaarding. Artikel 3.5. en 14.4. van deze algemene voorwaarden luiden als volgt:
“3.5. Als u niet of niet op tijd een betalingsverplichting bent nagekomen, dan zijn alle buitengerechtelijke incassokosten van Lessor voor uw rekening. Het gaat in ieder geval om 15% van het door u verschuldigde bedrag, met een minimum van EUR 225,- per keer.
(…)
14.4.
Als de verzekering is opgenomen in de Overeenkomst, dan mag Lessor in de volgende gevallen de Overeenkomst direct beëindigen zonder dat een ingebrekestelling nodig is:
- Als de verzekeraar het Voertuig total loss heeft verklaard.
- Als er sprake is van een zeer zware schade aan het Voertuig.
- Bij diefstal of verlies.
U moet dan de boekwaarde van het Voertuig een Lessor vergoeden.”
2.6.
Op 11 april 2017 was [naam gedaagde] betrokken bij een ernstig ongeval met de BMW met kenteken [kentekennummer 2] . [naam gedaagde] heeft dientengevolge enkele weken moeten verblijven in het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam en is op 8 mei 2017 uit het ziekenhuis ontslagen. De auto is na het ongeval total loss verklaard en afgevoerd.
2.7.
[eiseres] heeft de leaseovereenkomst ten aanzien van de BMW met kenteken [kentekennummer 2] per 12 april 2017 beëindigd op grond van artikel 14.4. van de toepasselijke algemene voorwaarden.
2.8.
Op 19 april 2017 heeft de heer [naam persoon 1] van [eiseres] een e-mail van de heer [naam persoon 2] (hierna: “ [naam persoon 2] ”) ontvangen, met - voor zover thans van belang - de volgende inhoud:
“Geachte heer [naam persoon 1] ,
Hiermee bevestig ik ons telf. gesprek inzake bovengenoemde BMW ’s.
Mevr. [naam gedaagde] heeft op dinsdagavond 11 april j.l. een ernstig ongeval gehad met de BMW KB 990 X. Zij is waarschijnlijk door een tia (herseninfarct) gecrashed en met behoorlijke snelheid op een boom tot stilstand gekomen. Met een traumahelicopter is zij overgebracht naar het Erasmus MC in Rotterdam. Zij heeft ernstig letsel en zal voorlopig nog wel in het ziekenhuis blijven.
Zij woont alleen met haar dochter (17 jaar) aan de [adres 1] , [postcode 1] [woonplaats 1] .
Namens haar dochter heb ik enige administratieve en financiële zaken ter hand genomen.
De andere auto ( [kentekennummer 1] ) werd gebruikt door een partner in haar bedrijf [naam bedrijf] . Deze heeft de auto voor de deur geparkeerd en hij wil de auto niet meer gebruiken. Ik heb gezien dat de lease kosten bij elkaar € 2.194,14 bedragen en er zou een betalingsachterstand zijn van 1 maand. Om de achterstand niet verder op te laten lopen, wordt de suggestie gedaan het leasecontract tussentijds te beëindigen.
Kunt u mij informeren hoe met e.e.a. wordt omgegaan.(…)”
2.9.
Op 24 april 2017 heeft [eiseres] een e-mail van [naam persoon 2] ontvangen met als bijlage een brief, welke is gedateerd op 20 april 2017. Deze brief kent - voor zover thans van belang - de volgende inhoud:
“(…) Zoals eerder door mijn tijdelijke zaakwaarnemer, dhr. [naam persoon 2] , [adres 2] , [postcode 2] te [woonplaats 2] (telf. [nummer gsm] ) aan u medegedeeld, wil ik de lease van de BMW [kentekennummer 1] ) met onmiddellijke ingang beëindigen.
De reden is mijn gezondheid als gevolg van een ernstige aanrijding op 11-4-2017 en mede daardoor mijn verslechterende financiële situatie.
Een kopie-paspoort treft u als bijlage aan.
De auto kan worden opgehaald in overleg met dhr. [naam persoon 2] .
Uw bevestiging zie ik graag tegemoet.
Met vriendelijke groet,
[naam gedaagde] ”
2.10.
Op 26 april 2017 is de auto met kenteken [kentekennummer 1] namens [eiseres] door AVS Group opgehaald en is er een afstandsverklaring overhandigd. De afstandsverklaring is niet ondertekend, doch hierop is aangetekend:
’26-04-2017 o.v.b.’. De leaseovereenkomst ten aanzien van deze auto is hierdoor op 26 april 2017 beëindigd.
2.11.
Naar aanleiding van de beëindiging van beide leaseovereenkomsten heeft [eiseres] de volgende facturen aan [naam gedaagde] gezonden:
Datum Factuur Bedrag Betreft
01-04-2017 [kenmerk factuur 1] € 2.194,14 Leasetermijn april beide overeenkomsten
01-05-2017 [kenmerk factuur 2] € 2.194,14 Leasetermijn mei beide overeenkomsten
04-05-2017 [kenmerk factuur 3] € 135,00 Eigen risico schade overeenkomst t.a.v. [kentekennummer 1]
08-05-2017 [kenmerk factuur 4] € 245,10 - Kilometerafrekening overeenkomst t.a.v. [kentekennummer 2]
08-05-2017 [kenmerk factuur 5] € 1.934,56 - Credit leasetermijn 13/04/17-31/05/17 t.a.v. [kentekennummer 2]
09-05-2017 [kenmerk factuur 6] € 1.323,04 - Kilometerafrekening overeenkomst t.a.v. [kentekennummer 1]
09-05-2017 [kenmerk factuur 7] € 12.681,36 Beëindigingskosten overeenkomst t.a.v. [kentekennummer 1]
09-05-2017 [kenmerk factuur 8] € 1.155,15 - Credit leasetermijn 27/04/17-31/05/17 t.a.v. [kentekennummer 1]
10-05-2017 [kenmerk factuur 9] € 497,92 Doorbelaste kosten inname t.a.v. [kentekennummer 1]
24-07-2017 [kenmerk factuur 10] € 135,00 Eigen risico schade overeenkomst t.a.v. [kentekennummer 2]

3..De vordering

3.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. te verklaren voor recht dat de operational leaseovereenkomsten met betrekking tot de BMW , type: 116d, met kenteken [kentekennummer 1] , alsmede de BMW , type: 320d met kenteken [kentekennummer 2] , door opzegging namens [naam gedaagde] zijn geëindigd, althans ontbonden;
b. [naam gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van het bedrag va € 13.891,83 (hoofdsom + rente), ter zake van bovengenoemde gronden verschuldigd, vermeerderd met de wettelijke rente conform artikel 6:119 BW over een bedrag van € 13.179,71, vanaf 12 november 2019, althans de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
c. [naam gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van het bedrag van de buitengerechtelijke incassokosten primair ten bedrage van € 1.976,96, subsidiair ten bedrage van € 906,80, althans een ex aequo et bono te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente indien dit bedrag na betekening niet binnen de door de deurwaarder vermelde termijn plaatsvindt, nu [eiseres] deze kosten verschuldigd is aan VD&P;
d. [naam gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiseres] , zulks tegen behoorlijk bewijs van kwijting, van de kosten van deze procedure, salaris gemachtigde inbegrepen en, voor het geval betaling na betekening binnen de door de deurwaarder vermelde termijn niet plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf de genoemde termijn voor voldoening, tot de dag der algehele voldoening;
e. [naam gedaagde] te veroordelen tot betaling van 50% van 1 punt van het salaris gemachtigde indien tot daadwerkelijke executie van het vonnis overgegaan dient te worden.
3.2.
Aan haar vorderingen legt [eiseres] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat de door [naam gedaagde] met [eiseres] gesloten leaseovereenkomsten tussentijds zijn beëindigd. De overeenkomst ten aanzien van de auto met kenteken [kentekennummer 2] is per 12 april 2017 beëindigd op grond van artikel 14.4. van de toepasselijke algemene voorwaarden, nu de auto na een ongeval total loss is verklaard. De overeenkomst ten aanzien van de auto met kenteken [kentekennummer 1] is op verzoek van de heer [naam persoon 2] beëindigd. [naam gedaagde] heeft [naam persoon 2] een schriftelijke volmacht gegeven om namens haar te handelen, hetgeen volgt uit een brief van [naam gedaagde] d.d. 20 april 2017. [eiseres] heeft er gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat [naam persoon 2] handelde namens [naam gedaagde] . Op basis hiervan heeft [eiseres] aan AVS Group opdracht gegeven de auto bij [naam gedaagde] op te halen. De auto is door AVS op 26 april 2017 opgehaald, waarmee een einde is gekomen aan de overeenkomst. Op grond van artikel 13.3. van de toepasselijke algemene voorwaarden dient [naam gedaagde] een vergoeding te betalen, welke berekend wordt aan de hand van de boekwaarde minus de handelswaarde, vermeerderd met winstderving en kosten.
Na de tussentijdse beëindiging van de overeenkomsten resteert een eindvordering ter grootte van € 13.179,71, welke [naam gedaagde] nog dient te voldoen. Tevens maakt [eiseres] aanspraak op de wettelijke rente over laatstgenoemd bedrag alsmede een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.

4..Het verweer

4.1.
Het verweer van [naam gedaagde] strekt tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] . [naam gedaagde] heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - aangevoerd dat er ten aanzien van beide leaseovereenkomsten nimmer sprake is geweest van betalingsachterstanden. Ten aanzien van de leaseovereenkomst van de auto met kenteken [kentekennummer 2] beroept [naam gedaagde] zich op verrekening van het verschuldigde eigen risico van € 135,00 met het creditbedrag van de kilometerafrekening van € 245,10.
[naam gedaagde] heeft de leaseovereenkomst ten aanzien van de auto met kenteken [kentekennummer 1] nimmer beëindigd. [naam gedaagde] heeft [naam persoon 2] geen volmacht gegeven namens haar de overeenkomst te beëindigen. Zij lag ten tijde van deze opzegging bovendien in het ziekenhuis wegens een ernstig ongeval op en heeft geen contact met [naam persoon 2] gehad over eventuele opzegging van de leaseovereenkomst. [naam gedaagde] heeft de volmacht van 20 april 2017 niet ondertekend en heeft ook niet de schijn gewekt dat zij een volmacht aan [naam persoon 2] heeft verstrekt. De handtekening op deze brief lijkt in niets op de handtekening op het identiteitsbewijs van [naam gedaagde] , hetgeen voor [eiseres] reden had moeten zijn om nader onderzoek te doen naar het bestaan van een volmacht. Het is juist [eiseres] die de overeenkomst zonder geldige reden heeft beëindigd. Artikel 13.3. van de algemene voorwaarden is derhalve niet van toepassing. Bovendien heeft [eiseres] haar vordering, met name de beëindigingskosten ex art 13.3. van de algemene voorwaarden, onvoldoende gespecificeerd en niet onderbouwd.
4.2.
[naam gedaagde] heeft uitdrukkelijk verzocht om een mondelinge behandeling te gelasten dan wel haar de gelegenheid te geven tot pleidooi, zodat zij haar standpunt nader kan toelichten.

5..De beoordeling

5.1.
De vorderingen van [eiseres] hebben betrekking op een tweetal leaseovereenkomsten ten aanzien van de auto’s met kentekens [kentekennummer 2] en [kentekennummer 1] . Blijkens de overgelegde facturen van 1 april 2017 en 1 mei 2017 alsmede de creditfacturen van 8 mei 2017 en 9 mei 2017 vordert [eiseres] nog een totaalbedrag van € 1.298,57 aan leasetermijnen over de periode 1 april 2017 tot en met 12 april 2017 (ten aanzien van de auto met kenteken [kentekennummer 2] ) en 1 april 2017 tot en met 26 april 2017 (ten aanzien van de auto met kenteken [kentekennummer 1] ). [naam gedaagde] heeft weliswaar gesteld dat er geen sprake is van een betalingsachterstand en heeft in dat kader betalingsbewijzen in het geding gebracht, doch uit de overgelegde betalingsbewijzen volgt juist dat de betalingen van de leasetermijnen in de maanden april en mei 2017 steeds zijn gestorneerd. Daarmee heeft [naam gedaagde] niet aangetoond dat de leasetermijnen van
€ 1.298,57 voldaan zijn, zodat dit deel van de vordering toewijsbaar is.
de leaseovereenkomst ten aanzien van de auto met kenteken [kentekennummer 2]
5.2.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de auto met kenteken [kentekennummer 2] na het ongeval op 11 april 2017 total loss is verklaard. Op grond van artikel 14.4. van de ten deze toepasselijke algemene voorwaarden was [eiseres] dan ook gerechtigd de overeenkomst per direct te beëindigen, hetgeen zij per 12 april 2017 heeft gedaan. Nu [eiseres] zelf de overeenkomst heeft beëindigd op grond van het hiervoor genoemde artikel is de gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomst
door opzegging namens gedaagdeis geëindigd of ontbonden, niet toewijsbaar. Evenwel is niet in geschil tussen partijen dat deze overeenkomst op 12 april 2017 tot een einde is gekomen.
5.3.
Voorts is niet in geschil dat [naam gedaagde] , naar aanleiding van de schade door het ongeval, een eigen risico verschuldigd is van € 135,00, zoals in rekening is gebracht middels de factuur van 24 juli 2017. Tevens staat vast dat [naam gedaagde] , naar aanleiding van de wegens de beëindiging van de overeenkomst opgemaakte kilometerafrekening, recht heeft op teruggave van een bedrag van € 245,10. [naam gedaagde] beroept zich te dien aanzien op verrekening met het verschuldigde eigen risico. Volgens [naam gedaagde] zou dit betekenen dat zij nog een bedrag van € 110,10 tegoed heeft, nu zij stelt dat er voor het overige geen sprake is van enige betalingsachterstand. Nu hiervoor bij r.o. 5.1 reeds overwogen is dat [naam gedaagde] in elk geval tevens een bedrag van
€ 1.298,57 verschuldigd is, kan er van teruggave van het genoemde bedrag van € 110,10 geen sprake zijn. Dit bedrag zal uiteindelijk verrekend worden met hetgeen [naam gedaagde] uit hoofde van de thans in geding zijnde vorderingen in totaal nog aan [eiseres] verschuldigd is.
de leaseovereenkomst ten aanzien van de auto met kenteken [kentekennummer 1]
5.4.
De vorderingen van [eiseres] uit hoofde van onderhavige leaseovereenkomst vloeien alle voort uit de beëindiging van de overeenkomst per 26 april 2017. [eiseres] baseert haar vorderingen op de stelling dat [naam gedaagde] de overeenkomst tussentijds heeft beëindigd, zodat zij -onder meer - gehouden is het verschil tussen de boekwaarde en handelswaarde van de auto aan [eiseres] te voldoen, een en ander op grond van artikel 13.3. van de algemene voorwaarden.
5.5.
Vast staat dat [naam persoon 2] aan [eiseres] heeft verzocht om de overeenkomst te beëindigen en daarbij een ondertekende volmacht, gedateerd 20 april 2017, aan [eiseres] heeft toegezonden. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat zij, naar aanleiding van deze volmacht, er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat [naam persoon 2] handelde namens [naam gedaagde] . [naam gedaagde] heeft betwist dat zij de volmacht heeft ondertekend. In dat kader wordt het volgende overwogen.
Wanneer iemand door valselijk de handtekening van een ander te plaatsen iets voor die ander verklaart, kan deze ander zich in het algemeen tegen degene tot wie de verklaring is gericht, erop beroepen dat de handtekening en daarmede de verklaring niet van hem afkomstig is, ook wanneer degene tot wie de verklaring was gericht, heeft aangenomen en redelijkerwijze mocht aannemen dat de handtekening echt was.
Uit het beginsel dat ten grondslag ligt aan de art. 3:35, 3:36 en 3:61 lid 2 BW, in samenhang met art. 6:147, vloeit evenwel voort dat dit onder bijzondere omstandigheden anders kan zijn. Deze omstandigheden moeten dan wel van dien aard zijn dat zij tot de slotsom nopen dat aan degene wiens handtekening is vervalst, valt toe te rekenen dat de wederpartij de handtekening voor echt heeft gehouden en redelijkerwijze mocht houden. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn wanneer degene wiens handtekening is vervalst, ofschoon hij de onbetrouwbaarheid van degene die zijn handtekening heeft vervalst, kende of behoorde te kennen, eraan heeft meegewerkt of zonder voorzorgsmaatregelen te treffen heeft toegelaten dat deze de mogelijkheid kreeg door het vervalsen van zijn handtekening jegens de wederpartij de schijn te wekken dat het een door hem ondertekende verklaring betrof
(HR 7 februari 1992 ECLI:NL:HR:1992:ZC0498).
5.6.
In onderhavige kwestie dient derhalve beoordeeld te worden of er sprake is van feiten of omstandigheden die tot de conclusie dienen te leiden dat het aan [naam gedaagde] valt toe te rekenen dat [eiseres] de volmacht voor echt heeft gehouden en redelijkerwijze mocht houden. Van belang voor die beoordeling is derhalve wat zich exact heeft afgespeeld voor én na het door [naam persoon 2] ingediende verzoek tot beëindiging van de overeenkomst. In dat kader bestaan er vooralsnog een aantal onduidelijkheden.
Wat is er besproken in het telefoongesprek tussen [naam persoon 2] en de heer [naam persoon 1] van [eiseres] op 19 april 2017? Welke pogingen heeft [eiseres] ondernomen om de juistheid van de volmacht te verifiëren? Wie is er namens [naam gedaagde] aanwezig geweest bij de terugname van de auto door AVS Group op 26 april 2017 en wie heeft daarbij de aantekening ‘
26-4-2017 o.v.b.’ op de afstandsverklaring gezet?
5.7.
Gelet op de hiervoor genoemde vraagpunten én op het uitdrukkelijke verzoek van [naam gedaagde] om haar standpunten ter gelegenheid van een mondelinge behandeling toe te lichten, acht de kantonrechter het gewenst de zaak met partijen te bespreken. Daarom wordt een mondelinge behandeling bepaald. Tijdens de mondelinge behandeling kunnen partijen de nodige informatie verstrekken en hun stellingen toelichten of nader onderbouwen. Ter zitting zal tevens worden onderzocht of partijen tot een schikking kunnen komen.
5.8.
Alle stukken die op de zaak betrekking (kunnen) hebben en die nog niet in het geding zijn gebracht, dienen door de partij die deze ter sprake wil brengen aan de kantonrechter en aan de wederpartij te worden toegezonden. Deze stukken dienen uiterlijk een week vóór de zitting in het bezit te zijn van de kantonrechter en de wederpartij.
Partijen dienen erop voorbereid te zijn dat de kantonrechter voornemens is, naast hetgeen hierboven is vermeld, in ieder geval ook de navolgende punten aan de orde te stellen:
  • de onderbouwing van de gevorderde beëindigingskosten ad € 12.681,36, met name ten aanzien van de gehanteerde boekwaarde en handelswaarde van de auto met kenteken [kentekennummer 1] ;
  • de eventuele bewijsmogelijkheden van partijen
5.9.
Partijen dienen in persoon te verschijnen of zij moeten op de zitting worden vertegenwoordigd door een persoon die op de hoogte is van de feiten met betrekking tot de vordering. Deze vertegenwoordiger moet schriftelijk gemachtigd zijn, eventueel ook tot het treffen van een minnelijke regeling.
5.10.
De comparitie van partijen zal plaats vinden op een nader te bepalen datum en tijdstip, na opgave van verhinderdata door partijen voor de periode oktober tot en met december 2020, voor welke opgave de zaak zal worden verwezen naar de rolzitting van donderdag 24 september 2020 te 14.30 uur. Uitstel is niet mogelijk, tenzij beide partijen daarom gezamenlijk verzoeken. De griffier zal vervolgens datum en tijd van de zitting aan partijen mededelen.
5.11.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

6..De beslissing

De kantonrechter:
bepaalt dat partijen (in persoon of behoorlijk vertegenwoordigd en desgewenst met een gemachtigde) op een nog nader te bepalen datum en tijd, na opgave van verhinderdata, dienen te verschijnen op de mondelinge behandeling ten overstaan van de kantonrechter
mr. E.I. Mentink. De mondelinge behandeling zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100, gebouw B (het rode gebouw);
wijst partijen op hetgeen hiervoor omtrent het in het geding brengen van (nadere) stukken is bepaald;
verwijst de zaak naar de rolzitting van
donderdag 24 september 2020 te 14.30 uurvoor opgave verhinderdata voor de periode van oktober tot en met december 2020;
bepaalt dat de schriftelijke opgaaf uiterlijk de dag vóór voormelde rolzitting om 12.00 uur ter griffie ontvangen dient te zijn;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44487