Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 4 oktober 2019, met producties;
- het certificaat van betekening van 23 oktober 2019;
- het verzoek ‘Europees bevel conservatoir beslag op bankrekeningen’ en het daarop door de rechtbank Rotterdam gegeven verlof deel A en deel B;
- het faxbericht van 1 november 2019, houdende de bevestiging van beslag door de ‘Ministry of Justice and Public Order Cyprus’;
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid, met twee producties;
- de conclusie van antwoord in het incident;
- de conclusie van repliek in het incident;
- de conclusie van dupliek in het incident.
2..Het geschil in de hoofdzaak
3..Het geschil in het incident
waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of kan voordoen’. F1 Markets stelt dat zowel het vermeende onrechtmatig handelen (het ‘Handlungsort’) als de plaats waar de schade is ingetreden (het ‘Erfolgsort’) in Cyprus zijn gelegen, zodat ingevolge artikel 7 lid 2 Brussel I bis-Vo de rechter te Cyprus bevoegd is.
4..De beoordeling in het incident
- er is sprake van een burgerlijke of handelszaak in de zin van artikel 1 lid 1;
- [naam verweerster] heeft haar vordering ingesteld na 10 januari 2015 zoals vereist in artikel 66;
- F1 Markets heeft woonplaats in Cyprus, een lidstaat in de zin van Brussel I bis-Vo.
een persoon (F1 Markets; persoon kan zowel op een natuurlijke als op een rechtspersoon slaan) die commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in de lidstaat waar de consument woonplaats heeft, of dergelijke activiteiten met ongeacht welke middelen richt op die lidstaat, of op meerdere staten met inbegrip van die lidstaat, en de overeenkomst onder die activiteiten valt’ als bedoeld in artikel 17 lid 1 onder c Brussel I bis-Vo.
In het geval van verzekerings-, consumenten- en arbeidsovereenkomsten moet de zwakke partij worden beschermd door bevoegdheidsregels die gunstiger zijn voor haar belangen dan de algemene regels.’
Of een forumkeuzebeding ten gunste van het gerecht of de gerechten van een bepaalde lidstaat nietig is wat haar materiële geldigheid betreft, dient te worden bepaald door het recht van die lidstaat, met inbegrip van het conflictenrecht van die lidstaat.’Onder verwijzing naar dit onderdeel van de considerans meent F1 Markets dat het Cypriotisch recht uitsluitsel moet geven over het begrip “consument”.
- het feit dat de rechtskracht van een verordening en haar considerans niet op één lijn te stellen zijn,
- het feit dat onderdeel 20 van de considerans slecht een algemeen uitgangspunt bevat, terwijl in afdeling 4 bijzondere regels worden gegeven, en
- het feit dat nationale uitleg van Europese regels lijnrecht ingaat tegen het unificerende doel van Europees recht,
materiëlegeldigheid van een beding betreft, terwijl het beding hier op formele gronden, namelijk strijd met afdeling 4 van de Brussel I‑bis Vo, wordt beoordeeld.
5..Vervolg van de hoofdzaak
niet gezegd kan worden dat [appellanen c.s.] met haar conclusie de relatieve onbevoegdheid van de rechtbank heeft ingeroepen.” In de onderhavige zaak is dat echter wel het geval en daarom zijn de zaken niet vergelijkbaar.
6..De beslissing
woensdag 7 oktober 2020voor het nemen van een conclusie van antwoord door F1 Markets.