ECLI:NL:RBROT:2020:7730

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 september 2020
Publicatiedatum
2 september 2020
Zaaknummer
10/750498-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel, ontucht en kinderporno met minderjarigen

Op 2 september 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel, ontucht en het verspreiden van kinderporno. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M. Wever. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 10 april 2019 tot en met 4 december 2019 twee minderjarige jongens heeft aangezet tot het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling. Dit werd gekwalificeerd als mensenhandel, wat een ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers met zich meebracht.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van ontucht met een van de jongens, die op het moment van de feiten nog geen 14 jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij ontucht had gepleegd met een andere minderjarige jongen, en sprak hem daarvan vrij. De rechtbank heeft de dagvaarding voor een deel nietig verklaard, omdat deze niet voldeed aan de eisen van specificiteit en duidelijkheid.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Tevens werden er bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ernstige strafbare feiten die een grote impact hebben op de slachtoffers, en dat een gevangenisstraf noodzakelijk was om de samenleving te beschermen en de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/750498-19
Datum uitspraak: 2 september 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in het Detentiecentrum Rotterdam,
raadsvrouw mr. M. Wever, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 augustus 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Blom heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling en een contactverbod met de slachtoffers en de medeverdachte;
  • onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen telefoon.

4..Geldigheid dagvaarding

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de dagvaarding nietig is voor wat betreft het onder feit 1 ten laste gelegde onderdeel ‘opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen’ (artikel 273f, eerste lid, sub 8, van het Wetboek van Strafrecht, hierna: Sr). Dit onderdeel is in de tenlastelegging niet verder uitgewerkt. Omdat onder het begrip ‘voordeel trekken’ tal van feitelijke handelingen van uiteenlopend karakter kunnen worden gebracht, voldoet de dagvaarding in zoverre niet aan de daaraan in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) gestelde eis van opgave van het feit. De raadsvrouw verwijst in dit verband naar een arrest van het Hof Amsterdam van 8 oktober 2018 (ECLI:NL:GHAMS:2018:3844).
4.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie verwijst naar een uitspraak van de rechtbank Den Haag van
17 augustus 2016 (ECLI:NL:RBDHA:2016:10054), waarin het ‘voordeel trekken’ ook niet was verfeitelijkt en de dagvaarding desondanks geldig is verklaard. De officier van justitie is daarom van mening dat de dagvaarding geldig is ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde verwijt als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, sub 8, Sr.
4.3.
Beoordeling
Aan de verdachte is onder meer tenlastegelegd dat hij opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, sub 8 Sr. Deze onderdelen van de tenlastelegging zijn in de tenlastelegging niet verder uitgewerkt, meer in het bijzonder is niet in de tenlastelegging opgenomen waaruit of waarin het ‘voordeel’ voor de verdachte feitelijk heeft bestaan.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de tenlastelegging in zoverre te weinig specifiek en onduidelijk is. Immers, onder het begrip ‘voordeel trekken’ kunnen tal van feitelijke handelingen van uiteenlopend karakter worden gebracht. De rechtbank acht een uitwerking van de feitelijke gedraging(en) waaruit het voordeel trekken heeft bestaan dan ook noodzakelijk, omdat de gronden waarop de vervolging berust zowel voor de verdachte en het Openbaar Ministerie als voor de rechter concreet en helder dienen te zijn.
Gelet op het vorenstaande, is de rechtbank van oordeel dat de dagvaarding ten aanzien van het verwijt als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, sub 8, Sr niet voldoet aan de daaraan in artikel 261 Sv gestelde eis van opgave van het feit. Dit leidt tot nietigverklaring van de dagvaarding voor zover daarin onder feit 1 is tenlastegelegd het verwijt van artikel 273f, eerste lid, sub 8, Sr.
4.4.
Conclusie
De dagvaarding is nietig ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde verwijt van artikel 273f, eerste lid, sub 8, Sr.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feiten 1 en 2
Het onder 1 (sub 2 en 5 van artikel 273f Sr, eerste lid, Sr) en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend en tijdens de behandeling ter terechtzitting is geen vrijspraak door de raadsvrouw bepleit. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.2.
Vrijspraak feit 3
5.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte ontucht heeft gepleegd met een minderjarige prostituee, [naam slachtoffer 3] ( [naam slachtoffer 3] ).
5.2.2.
Beoordeling
De verdachte heeft verklaard dat hij zeker weet dat [naam slachtoffer 3] al 18 was toen hij voor het eerst seks met hem had. [naam slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij enkele weken voordat hij 18 jaar oud werd, ongeveer drie keer seks heeft gehad met de verdachte. Het dossier bevat geen andere bewijsmiddelen die de verklaring van [naam slachtoffer 3] ondersteunen.
Het voorgaande maakt dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard dat de verdachte ontucht heeft gepleegd met [naam slachtoffer 3] .
5.2.3.
Conclusie
Het onder 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
5.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen,
houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond
daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en
overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende
voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave
wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen
vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij in de periode van 10 april 2019 tot en met 4 december 2019
te Rotterdam en Hendrik-Ido-Ambacht, anderen, te weten
- [naam slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] 2005), en
- [naam slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 2002) telkens
ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten
aanzien van die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] (telkens) enige handelingen heeft
ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die
[naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zouden stellen tot het
verrichten van die seksuele handelingen (sub 5°)
terwijl die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden bereikt;
2.
hij
op 20 november 2019 en 4 december 2019
te Rotterdam, althans in Nederland,
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had
bereikt, te weten met [naam slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] 2005, buiten echt
ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit
het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte:
- de penis van die [naam slachtoffer 1] in zijn, verdachtes, anus gebracht en gehouden/laten
brengen en laten houden
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [naam slachtoffer 1] gebracht en gehouden,
- de penis van die [naam slachtoffer 1] afgetrokken,
- zijn, verdachtes, penis in de hand(en) van die [naam slachtoffer 1] gebracht en gehouden
en zich vervolgens laten aftrekken door die [naam slachtoffer 1] ;
4.
hij
in de periode van 19 november 2019 tot en met 3 december 2019
te gemeente Rotterdam, in elk geval (elders) in Nederland,
telkens twee (2) afbeeldingen en een (1) filmpje,
te weten een of meer foto- en filmbeelden van een of meer (naakte en of deels
naakte) personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden
bereikt, en
- die op zodanige wijze poseren en/of zijn afgebeeld, dat hun ontblote
geslachtsdelen nadrukkelijk of uitdagend in beeld zijn gebracht
- die (een) seksuele gedraging(en) met zichzelf of andere personen verrichten
(op een wijze kennelijk (mede) bedoeld om seksuele prikkeling op te wekken),
welke seksuele gedragingen -zakelijk weergegeven- bestonden uit masturbatie
heeft verspreid, verworven,
in bezit gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk
en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
Zie proces-verbaal met documentcode [code document 1] en
proces-verbaal met documentcode [code document 2]
voor beschrijvingen van: 'Afbeelding (2)',
'Afbeelding (3)' en
'Filmpje'.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief
verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

6..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1: mensenhandel;
feit 2: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 4: een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden, verwerven, in bezit hebben en zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich in de periode van 10 april 2019 tot en met 4 december 2019 schuldig gemaakt aan mensenhandel. Hij heeft twee minderjarige jongens ertoe gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling.
Met mensenhandel wordt een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit en wordt de persoonlijke vrijheid van die ander ernstig geschaad. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten nog gedurende langere tijd de psychische en emotionele schade hiervan ondervinden.
Daarnaast heeft de verdachte zich op 20 november 2019 en 4 december 2019 schuldig gemaakt aan ontucht met één van deze minderjarige jongens. Het slachtoffer was toen (bijna) 14 jaar. Het is een feit van algemene bekendheid dat door seksueel misbruik de psychische gezondheid van het slachtoffer ernstig kan worden geschaad. Daarnaast doorkruist seksueel misbruik een normale en gezonde seksuele ontwikkeling.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het verwerven, in bezit hebben en het verspreiden van kinderporno. Door zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden en bevorderen van seksueel misbruik van kinderen.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
10 juli 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
13 maart 2020. Dit rapport houdt – kort samengevat – het volgende in.
“De heer [naam verdachte] is bereid om mee te werken aan een toezicht en zich aan de voorwaarden te houden. Hij zal elk contact met aangever en de heer [naam medeverdachte] , bij wie hij een kamer huurde, vermijden. Een contactverbod en locatieverbod is daarbij nog steeds van toepassing. Binnen het reclasseringstoezicht dient de focus zich te richten op relaties en seksualiteit. Daarbij is het van belang met betrokkene afspraken te maken omtrent zijn seksuele voorkeur het concretiseren van zijn toekomstplannen. Betrokkene dient tijdens het toezicht openheid te geven aan de reclassering op het gebied van de delict gerelateerde factoren, zoals onder andere omgang met het sociaal netwerk en seksualiteit.
Bij een veroordeling adviseren wij een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, een contactverbod en een locatieverbod.”
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en is aansluiting gezocht bij de Landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (hierna: LOVS). Gelet op deze oriëntatiepunten, meer in het bijzonder voor feit 2, zal dezelfde straf worden opgelegd als door de officier van justitie geëist, ondanks de gedeeltelijke nietigverklaring van de dagvaarding en de vrijspraak voor feit 3.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

9..In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen telefoon te onttrekken aan het verkeer.
9.2.
Beoordeling
De in beslag genomen telefoon zal worden onttrokken aan het verkeer. Het bewezen feit onder 4 is met behulp van voornoemd voorwerp begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en/of het algemeen belang.

10..Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd:
[naam slachtoffer 3]ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.000,00 aan immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd:
[naam slachtoffer 1]ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 12.500,00 aan immateriële schade.
10.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat beide vorderingen geheel dienen te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt om de vordering van de benadeelde partij
[naam slachtoffer 3]af te wijzen, gelet op het verzoek tot vrijspraak. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
[naam slachtoffer 1]verzoekt de verdediging om deze vordering te matigen.
10.3.
Beoordeling
De benadeelde partij
[naam slachtoffer 3]zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van de benadeelde partij
[naam slachtoffer 1]is vast komen te staan dat aan hem door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op de grond van de feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid en gelet op vergelijkbare jurisprudentie worden vastgesteld op € 2.500,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij
[naam slachtoffer 1]heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 20 november 2019.
10.4.
Conclusie
De benadeelde partij
[naam slachtoffer 3]zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De verdachte moet de benadeelde partij
[naam slachtoffer 1]een schadevergoeding betalen van
€ 5.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

11..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f, 57, 240b, 245 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.

12..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13..Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding nietig ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde verwijt van artikel 273f, eerste lid, sub 8, Sr;
verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich na zijn detentie en direct na het ingaan van de proeftijd melden bij de reclassering te Groningen (Leonard Springerlaan 21, 9727 KB). Daarna blijft de veroordeelde zich melden, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
2. de veroordeelde zal zich laten behandelen door een forensische polikliniek, te bepalen door de reclassering. De behandeling start wanneer de veroordeelde uit detentie is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener hem geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
3. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] 2005), [naam slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 2002) en [naam medeverdachte] (geboren op [geboortedatum medeverdachte] ), gedurende de gehele proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoordt vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer: de telefoon (Apple IPhone XR);
verklaart de benadeelde partij
[naam slachtoffer 3]niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte om aan de benadeelde partij
[naam slachtoffer 1], te betalen een bedrag van
€ 2.500,00 (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[naam slachtoffer 1]te betalen
€ 2.500,00 (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 november 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom te vervangen door
35 dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Hello, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en J. Bergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. den Haan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van
10 april 2019 tot en met 4 december 2019
te Rotterdam en Hendrik-Ido-Ambacht, althans (elders) in Nederland,
(een) ander(en), te weten
- [naam slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] 2005), en
- [naam slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 2002) telkens
ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten
aanzien van die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] (telkens) enige handeling(en) heeft
ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die
[naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het
verrichten van die seksuele handelingen (sub 5°)
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die/een
ander of anderen, te weten [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] , met en/of voor een
derde tegen betaling (sub 8°), terwijl die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] de leeftijd van
achttien jaren nog niet had(den) bereikt;
2.
hij
in of omstreeks de periode van 1 november 2019 tot en met 4 december 2019
te Rotterdam, althans in Nederland,
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had
bereikt, te weten met [naam slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] 2005, buiten echt
ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit
het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte:
- de penis van die [naam slachtoffer 1] in zijn, verdachtes, anus gebracht en gehouden/laten
brengen en laten houden
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [naam slachtoffer 1] gebracht en gehouden,
- de penis van die [naam slachtoffer 1] afgetrokken,
- zijn, verdachtes, penis in de hand(en) van die [naam slachtoffer 1] gebracht en gehouden
en zich vervolgens laten aftrekken door die [naam slachtoffer 1] ;
3.
hij
in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018 tot 18 september 2018
te Rotterdam, althans in Nederland,
meermalen ontucht heeft gepleegd met [naam slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 3]
2000), die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van een of meer seksuele
handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren
maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt,
immers heeft hij, verdachte:
- zijn, verdachtes, penis in de mond en in de anus van die [naam slachtoffer 3] gebracht
en gehouden,
- de penis van die [naam slachtoffer 3] in zijn, verdachtes, anus gebracht en gehouden/
laten brengen en laten houden,
- aan het lichaam van die [naam slachtoffer 3] gelikt,
- zijn, verdachtes, tong in de mond van die [naam slachtoffer 3] gebracht en gehouden
- de penis van die [naam slachtoffer 3] afgetrokken,
- die [naam slachtoffer 3] over hem, verdachte, heen laten ejaculeren;
4.
hij
in of omstreeks de periode van 19 november 2019 tot en met 3 december 2019
te gemeente Rotterdam, in elk geval (elders) in Nederland,
meermalen, althans eenmaal
telkens
twee (2) afbeeldingen en een (1) filmpje,
te weten een of meer foto- en filmbeelden van een of meer (naakte en of deels
naakte) personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden
bereikt, en
- die op zodanige wijze poseren en/of zijn afgebeeld, dat hun ontblote
geslachtsdelen nadrukkelijk of uitdagend in beeld zijn gebracht
- die (een) seksuele gedraging(en) met zichzelf of andere personen verrichten
(op een wijze kennelijk (mede) bedoeld om seksuele prikkeling op te wekken),
welke seksuele gedragingen -zakelijk weergegeven- bestonden uit masturbatie
heeft verspreid, openlijk tentoongesteld, vervaardigd, verworven,
in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk
en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
Zie proces-verbaal met documentcode [code document 1] en
proces-verbaal met documentcode [code document 2]
voor beschrijvingen van: 'Afbeelding (2)',
'Afbeelding (3)' en
'Filmpje'.