ECLI:NL:RBROT:2020:7639

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
8359713 VZ VERZ 20-3249
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederindiensttredingsvoorwaarde en billijke vergoeding in arbeidsrechtelijke geschil

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, heeft verzoeker, een voormalige werknemer van verweerster, een verzoek ingediend om een billijke vergoeding van € 50.000,00 te ontvangen. Dit verzoek is gebaseerd op de wederindiensttredingsvoorwaarde zoals vastgelegd in artikel 7:682 lid 4 BW. Verzoeker stelt dat verweerster binnen 26 weken na de ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst dezelfde werkzaamheden door een nieuwe werknemer, [naam persoon 2], laat verrichten zonder hem de kans te geven zijn oude functie te hervatten. De kantonrechter heeft de mondelinge behandeling op 4 juni 2020 gehouden, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren. Verweerster heeft betwist dat [naam persoon 2] dezelfde werkzaamheden verrichtte als verzoeker, en heeft aangevoerd dat de functies wezenlijk van elkaar verschillen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat verzoeker de bewijslast draagt voor zijn stelling en heeft hem de gelegenheid gegeven om bewijs te leveren van zijn claim. De beslissing over de toekenning van de billijke vergoeding is aangehouden, en verzoeker moet zich uiterlijk op 24 juli 2020 uitlaten over de bewijslevering.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8359713 VZ VERZ 20-3249
uitspraak: 10 juli 2020
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats verzoeker] ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. R.C.M. Klatten (ARAG SE Rechtsbijstand), te Leusden,
tegen
[verweerster]
,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster,
gemachtigde: mr. M. Egeter (Klaassen Advocaten), te Rotterdam.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als ‘ [verzoeker] ’ en ‘ [verweerster] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift, met bijlagen, ontvangen op 28 februari 2020;
  • het verweerschrift, met bijlagen;
  • de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling overgelegde pleitnota
aan de zijde van [verzoeker] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 juni 2020 overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid via Skype voor bedrijven. Daarbij is [verzoeker] in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens [verweerster] is dhr. [naam persoon 1] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van [verweerster] .
1.3.
Van hetgeen ter zitting is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.4.
De kantonrechter heeft de uitspraak van deze beschikking bepaald op heden.

2..De feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1.
[verzoeker] is op 15 mei 2006 in dienst getreden bij [verweerster] , laatstelijk in de functie Manager Logistics, ook wel Manager Expeditie genoemd.
2.2.
Bij beschikking van 21 november 2020 van de kantonrechter te Rotterdam onder zaaknummer 7923411 VZ VERZ 19-15494 is de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden per 1 januari 2020 op grond van artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder a BW wegens het vervallen van de arbeidsplaats van [verzoeker] .
2.3.
Met ingang van 1 januari 2020 is [verzoeker] elders in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot 1 juli 2020.
2.4.
Met ingang van 1 januari 2020 is dhr. [naam persoon 2] (hierna: [naam persoon 2] ) bij [verweerster] in dienst getreden.

3..Het verzoek en de grondslag daarvan

3.1.
[verzoeker] heeft verzocht, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, [verweerster] te veroordelen binnen drie dagen na betekening van deze beschikking aan [verzoeker] een billijke vergoeding van € 50.000,00 te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2020 tot het moment van algehele voldoening, tegen behoorlijk bewijs van kwijting en onder gelijktijdige toezending van een bruto/netto specificatie, en aan [verzoeker] de gemaakte buitengerechtelijke incassokosten te vergoeden, met veroordeling van [verweerster] in de proceskosten alsmede de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten.
3.2.
Aan zijn verzoek heeft [verzoeker] – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – het volgende ten grondslag gelegd.
Per 1 januari 2020 is [naam persoon 2] bij [verweerster] in dienst treden in de oude functie van [verzoeker] . De werkzaamheden van [naam persoon 2] zijn in zijn geheel dan wel in ieder geval voor het overgrote deel, gelijk aan de werkzaamheden die [verzoeker] bij [verweerster] verrichte. Aldus doet de situatie zich voor dat [verweerster] binnen 26 weken na de datum van de ontbindingsbeschikking op grond van artikel 7:669 lid 3 onderdeel a BW dezelfde werkzaamheden als die welke [verzoeker] verrichte door een ander laat verrichten, zonder dat [verzoeker] in de gelegenheid is gesteld zijn vroegere werkzaamheden bij [verweerster] onder de gebruikelijke voorwaarden te hervatten. [verzoeker] maakt daarom aanspraak op een billijke vergoeding ex artikel 7:682 lid 4 onder b BW van € 50.000,00. [verzoeker] is namelijk in een andere dienstbetrekking werkzaam op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst tot 1 juli 2020. Daarnaast zijn de arbeidsvoorwaarden minder gunstig waardoor sprake is van een inkomensdaling van ongeveer € 20.000,00.

4..Het verweer

4.1.
Het verweer strekt tot afwijzing van het verzoek, met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.
4.2.
Daartoe heeft [verweerster] – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – het volgend aangevoerd.
[naam persoon 2] heeft de oude functie van [verzoeker] niet overgenomen. [naam persoon 2] is in dienst getreden als Senior Operator Logistics/Commercial Manager. De taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en benodigde competenties en kwalificaties van deze functie wijken op vele en essentiële onderdelen af van die van Manager Logistics, de oude functie van [verzoeker] . Aldus is geen sprake van een situatie zoals bedoeld in artikel 7:682 lid 4 onder b BW en kan [verzoeker] ook geen aanspraak maken op een billijke vergoeding.

5..De beoordeling

5.1.
[verzoeker] heeft het verzoek tijdig ingediend, omdat het verzoekschrift ter griffie is ontvangen op 28 februari 2020, hetgeen binnen de termijn is van twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
5.2.
Het geschil heeft betrekking op de vraag of [verweerster] de wederindiensttredingsvoorwaarde ex artikel 7:682 lid 4 heeft geschonden. Artikel 7:682 lid 4 BW bepaalt dat indien de werkgever binnen 26 weken na de datum van de ontbindingsbeschikking op grond van artikel 7:669 lid 3, onderdeel a, BW dezelfde werkzaamheden als die welke de werknemer verrichte door een ander laat verrichten en hij de voormalig werknemer niet in de gelegenheid heeft gesteld zijn vroegere werkzaamheden op de bij de werkgever gebruikelijke voorwaarden te hervatten, de werknemer de kantonrechter kan verzoeken aan de werknemer ten laste van de werkgever een billijke vergoeding toe te kennen (vgl. sub b).
5.3.
Tussen partijen staat ter discussie of [naam persoon 2] dezelfde werkzaamheden bij [verweerster] verricht als [verzoeker] tijdens zijn dienstverband bij [verweerster] destijds verrichte. Volgens [verweerster] is [naam persoon 2] binnen [verweerster] aangenomen als Senior Operator en is de functiebenaming ‘Commercial Manager’, zoals op de website staat vermeld, slechts een titel voor extern gebruik. Als Senior Operator is [naam persoon 2] verantwoordelijk voor de commerciële zaken en is zijn primaire taak om opdrachten binnen te halen voor alle afdelingen van [verweerster] . Anders dan [verzoeker] , besteed [naam persoon 2] het grootste deel van zijn werktijd buiten het kantoor, is [naam persoon 2] niet eindverantwoordelijk en geeft [naam persoon 2] geen leiding aan collega’s [naam collega 1] en/of [naam collega 2] . [naam persoon 2] heeft als Senior Operator ook geen vertegenwoordigingsbevoegdheid die een Manager wel heeft. Bovendien houdt [naam persoon 2] zich tevens bezig met de automatiseringstransitie die [verweerster] momenteel ondergaat, aldus [verweerster] .
5.4.
[verzoeker] heeft zich op het standpunt gesteld dat [naam persoon 2] op alle fronten de positie van [verzoeker] heeft overgenomen, te weten de positie van [verzoeker] op de website, de bedrijfseigendommen die [verzoeker] heeft moeten inleveren en het bureau en de computer die door [verzoeker] werden gebruikt. Alle werkzaamheden die [naam persoon 2] nu voor [verweerster] verricht, heeft [verzoeker] ook verricht. Bovendien heeft [verweerster] geen enkele inspanning gedaan om herplaatsing van [verzoeker] te onderzoeken, aldus [verzoeker] .
5.5.
Vooropgesteld wordt dat de omstandigheid dat de functiebenamingen van de functie van [verzoeker] enerzijds en de functie van [naam persoon 2] anderzijds verschillen en, voor zover daarvan al sprake is, [naam persoon 2] de bedrijfseigendommen van [verzoeker] heeft overgenomen en [naam persoon 2] op de fysieke werkplek van [verzoeker] is komen te zitten, voor de beoordeling van het verzoek van [verzoeker] niet van belang zijn. Evenmin is in dit verband de herplaatsingsplicht van [verweerster] aan de orde. Ter beoordeling staat immers de vraag of de feitelijke werkzaamheden die door [verzoeker] tijdens zijn dienstverband bij [verweerster] werden uitgevoerd en door [naam persoon 2] momenteel worden uitgevoerd verschillen. Door partijen zijn de functieprofielen van ‘Manager afdeling Logistics’ en ‘Senior Operator Logistics/Commercial Manager’, waarvan de inhoud niet is weersproken, in het geding gebracht. Hieruit kan naar het oordeel van de kantonrechter echter niet worden afgeleid dat sprake is van dezelfde werkzaamheden, nu er duidelijk verschillen zijn te zien, met name in de werkzaamheden, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van beide functies. Daar waar de functie van Senior Operator meer gericht lijkt te zijn op externe werkzaamheden, lijkt de functie van Manager Logistics op de interne bedrijfsvoering gericht te zijn. Voorts heeft [verweerster] ter zitting aangevoerd dat ook het salaris van [naam persoon 2] lager is dan het salaris van [verzoeker] bij [verweerster] .
5.6.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de kantonrechter niet komen vast te staan dat [naam persoon 2] dezelfde werkzaamheden uitvoert als [verzoeker] . Ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv rust op [verzoeker] de bewijslast van zijn stelling dat de werkzaamheden van [naam persoon 2] dezelfde zijn als de werkzaamheden die hij tijdens zijn dienstverband bij [verweerster] verrichte. Dit bewijs ontbreekt (vooralsnog). [verzoeker] zal conform zijn bewijsaanbod toegelaten worden tot het leveren van nader bewijs.
5.7.
[verzoeker] zal in de gelegenheid worden gesteld zich uiterlijk 24 juli 2020 uit te laten over bewijslevering.
5.8.
De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan.

6..De beslissing

De kantonrechter:
alvorens verder te beslissen,
laat [verzoeker] toe bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat [naam persoon 2] dezelfde werkzaamheden verricht als [verzoeker] tijdens zijn dienstverband bij [verweerster] verrichte;
bepaalt dat:
  • [verzoeker] zich uiterlijk op
  • indien hij dat wil doen door schriftelijke bewijsstukken, hij die dan dadelijk bij die akte in het geding moet brengen;
  • indien hij getuigen wenst voor te brengen, hij in die akte opgave moet doen van het aantal en de personalia van de door hem voor te brengen getuigen alsook van de verhinderdata van beide partijen voor de daaropvolgende drie maanden;
wijst [verzoeker] erop dat namen en woonplaatsen van eventueel voor te brengen getuigen tenminste zeven dagen vóór het te houden getuigenverhoor schriftelijk aan de kantonrechter en de wederpartij moeten worden aangezegd;
bepaalt dat [verzoeker] te zijner tijd zelf zorg dient te dragen voor behoorlijke oproeping van de getuigen;
bepaalt dat het getuigenverhoor zal worden gehouden in het gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100 te Rotterdam, ten overstaan van de hierna genoemde kantonrechter.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
37555