Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[eiser 1 in conventie/verweerder in reconventie] ,
1..Het verloop van de procedure
2..De vordering en het verweer in conventie
3..De vordering en het verweer in reconventie
4..De beoordeling
5..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 27 augustus 2020, gaat het om een geschil tussen twee eisers en een gedaagde over een huurovereenkomst. De eisers, vertegenwoordigd door mr. M.G.T. Uphus, vorderen ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van een bedrijfsruimte, omdat de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. S.T.L.A. Mulders, zijn verplichtingen niet is nagekomen. De gedaagde betwist de geldigheid van de overeenkomst, omdat hij stelt dat zijn handtekening vervalst is door een tussenpersoon, Eyerix. De rechtbank moet beoordelen of de gedaagde gerechtvaardigd heeft vertrouwd op de handtekening en of de huurovereenkomst geldig is.
De rechtbank overweegt dat de gedaagde de mogelijkheid heeft gehad om de overeenkomst te finaliseren en dat hij, door de huurovereenkomst te ondertekenen, zich aan de voorwaarden heeft gebonden. De rechtbank stelt vast dat de gedaagde niet heeft aangetoond dat hij de huur voor de maanden november 2007 tot en met februari 2008 al heeft betaald. De rechtbank bekrachtigt het verstekvonnis van 20 maart 2008 en wijst de vordering in reconventie af. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten, zowel in conventie als in reconventie.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van partijen in een huurovereenkomst en de gevolgen van vervalsing van handtekeningen. De rechtbank concludeert dat de gedaagde aan de inhoud van de schriftelijke overeenkomst gebonden is, ondanks zijn verweer over de vervalsing van zijn handtekening. De uitspraak is een belangrijke reminder van de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met contractuele verplichtingen en de gevolgen van handelen zonder de juiste volmachten.