ECLI:NL:RBROT:2020:7466

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2020
Publicatiedatum
26 augustus 2020
Zaaknummer
8245979 CV EXPL 20-1
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervalsing handtekening en de gevolgen voor de huurovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 27 augustus 2020, gaat het om een geschil tussen twee eisers en een gedaagde over een huurovereenkomst. De eisers, vertegenwoordigd door mr. M.G.T. Uphus, vorderen ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van een bedrijfsruimte, omdat de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. S.T.L.A. Mulders, zijn verplichtingen niet is nagekomen. De gedaagde betwist de geldigheid van de overeenkomst, omdat hij stelt dat zijn handtekening vervalst is door een tussenpersoon, Eyerix. De rechtbank moet beoordelen of de gedaagde gerechtvaardigd heeft vertrouwd op de handtekening en of de huurovereenkomst geldig is.

De rechtbank overweegt dat de gedaagde de mogelijkheid heeft gehad om de overeenkomst te finaliseren en dat hij, door de huurovereenkomst te ondertekenen, zich aan de voorwaarden heeft gebonden. De rechtbank stelt vast dat de gedaagde niet heeft aangetoond dat hij de huur voor de maanden november 2007 tot en met februari 2008 al heeft betaald. De rechtbank bekrachtigt het verstekvonnis van 20 maart 2008 en wijst de vordering in reconventie af. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten, zowel in conventie als in reconventie.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van partijen in een huurovereenkomst en de gevolgen van vervalsing van handtekeningen. De rechtbank concludeert dat de gedaagde aan de inhoud van de schriftelijke overeenkomst gebonden is, ondanks zijn verweer over de vervalsing van zijn handtekening. De uitspraak is een belangrijke reminder van de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met contractuele verplichtingen en de gevolgen van handelen zonder de juiste volmachten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8245979 CV EXPL 20-1
uitspraak: 27 augustus 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:

1..[eiser 1 in conventie/verweerder in reconventie] ,

wonende te [woonplaats eiser 1] ,
2. [eiser 2] ,
wonende te [woonplaats eiser 2] ,
eisers,
gemachtigde: mr. M.G.T. Uphus,
tegen
[gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] , Verenigd Koninkrijk,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S.T.L.A. Mulders.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiser 1 in conventie/verweerder in reconventie] c.s.’ en ‘ [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
1. de dagvaarding van [eiser 1 in conventie/verweerder in reconventie] en [eiser 2] ;
2. het verstekvonnis van 20 maart 2008;
3. de verzetdagvaarding met een eis in reconventie van [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] ;
4. de conclusie van repliek in conventie en antwoord in reconventie;
5. de conclusie van dupliek in conventie en repliek in reconventie;
6. de conclusie van dupliek in reconventie;
7. de overgelegde bijlagen.
Het vonnis is bepaald op heden.

2..De vordering en het verweer in conventie

2.1
[eiser 1 in conventie/verweerder in reconventie] c.s. vordert in conventie dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de tussen partijen geldende huurovereenkomst wordt ontbonden per de datum van het in deze zaak te wijzen vonnis, subsidiair voorwaardelijk wordt ontbonden indien [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] na voldoening van de huidige vordering opnieuw in verzuim zouden geraken;
II. [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] wordt veroordeeld tot ontruiming van de bedrijfsruimte [adres] te [postcode] Oud-Beijerland met alle personen en goederen, voor zover deze het eigendom van [eiser 1 in conventie/verweerder in reconventie] c.s. niet zijn, binnen 2 dagen na betekening van het vonnis en ontruimd te houden en met afgifte van de sleutels in lege en behoorlijke staat ter vrije beschikking van [eiser 1 in conventie/verweerder in reconventie] c.s. te stellen en te houden op straffe van een dwangsom;
III. [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] worden veroordeeld om aan [eiser 1 in conventie/verweerder in reconventie] c.s. te betalen:
a. € 7.554,36 aan hoofdsom;
b. € 141,11 aan wettelijke handelsrente tot en met 15 februari 2008;
c. de wettelijke handelsrente vanaf 16 februari 2008;
d. € 1.200,00 aan contractuele boete;
e. € 700,00 aan buitengerechtelijke kosten;
f. de huurtermijnen vanaf 1 maart 2008 tot aan de dag van ontruiming;
g. een schadevergoeding gelijk aan de laatstelijk geldende huurprijs vanaf de datum van ontruiming tot aan de datum van wederhuur;
h. de proceskosten.
2.2
[eiser 1 in conventie/verweerder in reconventie] c.s. legt nakoming van de huurovereenkomst aan zijn vordering ten grondslag. Omdat [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] zijn verplichting tot betaling van de huur niet tijdig is nagekomen, mag [eiser 1 in conventie/verweerder in reconventie] c.s. de overeenkomst ontbinden. Aangezien de overeenkomst is aangegaan voor de duur van vijf jaar, is [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] een schadevergoeding verschuldigd gebaseerd op de huur die [eiser 1 in conventie/verweerder in reconventie] c.s. nu misloopt omdat [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] de overeenkomst niet deugdelijk nakomt.
2.3
[gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] heeft verweer gevoerd. Daarop zal – voor zover van belang – hierna worden ingegaan.

3..De vordering en het verweer in reconventie

3.1
[eiser 3] vordert in reconventie dat [verweerder] c.s. bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van alle gelden die op grond van het vonnis van 20 maart 2008 zijn geïncasseerd aan B.Z. Group terug te betalen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf vijftien dagen na het in deze zaak te wijzen vonnis, met veroordeling van [verweerder] c.s. in de proceskosten.
3.2
[eiser 3] legt hieraan ten grondslag dat alles wat hij moet betalen, als [verweerder] c.s. het verstekvonnis ten uitvoer legt, onverschuldigd is betaald.

4..De beoordeling

4.1
[gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] woont en woonde op het moment van dagvaarden in het Verenigd Koninkrijk. Dat betekent dat de zaak een internationaal karakter heeft zodat ambtshalve moet worden getoetst of de Nederlandse rechter internationaal bevoegd is. De bevoegdheid moet worden getoetst aan de hand van Verordening (EG) nr. 44/2001 (Brussel I) aangezien de procedure is begonnen in 2008. Op grond van artikel 22 lid 1 van de verordening is in geval van huur en verhuur van onroerend goed bij uitsluiting bevoegd de rechtbank van de lidstaat waar het onroerend goed is gelegen. Aangezien het gehuurde zich in Nederland bevindt, is de Nederlandse rechter internationaal bevoegd om van de vordering kennis te nemen en daarop te beslissen.
4.2
Partijen hebben niet gesteld dat zij een rechtskeuze hebben gemaakt. Op grond van artikel 4 leden 1 en 3 van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst is doorslaggevend met welk land de overeenkomst het nauwst verbonden is en wordt dat vermoed te zijn het land waar het onroerend goed is gelegen. Er zijn in dit geval geen aanwijzingen dat de overeenkomst nauwer verbonden is met een ander land. Nederlands recht is daarom van toepassing.
4.3
Tussen partijen is niet in geschil dat tussen hen een huurovereenkomst bestond ten aanzien de onroerende zaak gelegen aan de [adres] te Oud-Beijerland. Partijen zijn het er ook over eens dat op deze overeenkomst de wettelijke regeling van artikel 7:230a BW van toepassing is. Dat betekent dat de huurovereenkomst door [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] op ieder moment kon worden opgezegd met een opzegtermijn van een maand, tenzij partijen anders overeengekomen zijn (zie artikel 7:228 lid 2 BW).
4.4
[eiser 1 in conventie/verweerder in reconventie] c.s. stelt onder meer dat partijen overeengekomen zijn dat de overeenkomst is aangegaan voor de duur van vijf jaar en niet tussentijds kan worden opgezegd, aangezien dit is opgenomen in de schriftelijke, door [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] ondertekende overeenkomst. [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] betwist dat de handtekening onder de schriftelijke overeenkomst van hem afkomstig is. De overeenkomst is daarom volgens [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] aangegaan voor onbepaalde duur.
4.5
Het is op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv aan [eiser 1 in conventie/verweerder in reconventie] c.s. om te stellen - en zo nodig te bewijzen - dat partijen een duur van vijf jaar zijn overeengekomen. [eiser 1 in conventie/verweerder in reconventie] c.s. beroept zich er immers op dat partijen zijn afgeweken van de wettelijke regeling dat de huur op elk moment kan worden opgezegd. Het is - anders dan [eiser 1 in conventie/verweerder in reconventie] c.s. meent - ook aan [eiser 1 in conventie/verweerder in reconventie] c.s. om te stellen - en zo nodig te bewijzen - dat de handtekening onder de overeenkomst afkomstig is van [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] (zie artikel 159 lid 2 Rv en onder meer HR 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:572).
4.6
Partijen zijn het in deze zaak eens over de volgende gang van zaken. [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] heeft aan Eyerix gevraagd of hij voor hem geschikte huurruimte kon vinden. Eyerix heeft daarna onderhandeld met de makelaar van [eiser 1 in conventie/verweerder in reconventie] c.s. over het huren van het pand door [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] . Eyerix heeft verklaard dat hij een en ander zou afstemmen met [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] en vervolgens heeft hij de door [eiser 1 in conventie/verweerder in reconventie] c.s. opgesteld overeenkomst voorzien van een handtekening teruggestuurd aan [eiser 1 in conventie/verweerder in reconventie] c.s.. [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] heeft vervolgens het pand betrokken en aanvankelijk de huur betaald.
4.7
[eiser 1 in conventie/verweerder in reconventie] c.s. heeft zich (subsidiair) op het standpunt gesteld dat [eiser 1 in conventie/verweerder in reconventie] c.s. - ook als de handtekening niet van [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] afkomstig is - er gerechtvaardigd om mocht vertrouwen dat [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] akkoord was met de inhoud van de schriftelijke overeenkomst. [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] heeft in reactie hierop terecht gesteld dat [eiser 1 in conventie/verweerder in reconventie] c.s. geen beroep kan doen op artikel 3:61 lid 2 BW, omdat zij niet in de veronderstelling verkeerde dat [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] aan Eyerix volmacht had gegeven om de overeenkomst aan te gaan. [eiser 1 in conventie/verweerder in reconventie] c.s. dacht immers dat [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] met de ondertekening van de schriftelijke overeenkomst zelf akkoord was gegaan. Artikel 3:61 lid 2 BW is daarom niet direct van toepassing.
4.8
De vraag of tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen en de vraag wat partijen zijn overeengekomen, moeten worden beantwoord aan de hand van wat partijen op grond van elkaars verklaringen en gedragingen over en weer redelijkerwijs mochten verwachten (zie HR 13 maart 1981, NJ 1981/635 (Haviltex). Wanneer een handtekening valselijk door een ander is geplaatst, kan degene tot wie die verklaring was gericht zich er in beginsel niet op beroepen dat hij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de handtekening echt was. Uit het beginsel dat ten grondslag ligt aan de artikelen 3:35, 3:36 en 3:61 lid 2 BW volgt echter dat op deze regel een uitzondering kan bestaan wanneer degene wiens handtekening is vervalst, heeft toegelaten dat de ander de mogelijkheid kreeg door het vervalsen van zijn handtekening de schijn te wekken dat het een door hem ondertekende verklaring betrof (zie HR 7 februari 1992, NJ 1992, 809). Dit arrest past in de lijn van de jurisprudentie van de Hoge Raad over de vraag wanneer sprake is van de schijn van volmacht in de zin van artikel 3:61 lid 2 BW. De latere jurisprudentie op dit punt leent zich daarom voor overeenkomstige toepassing.
4.9
Het vertrouwen dat iemand bevoegd was om namens een ander te handelen hoeft niet te zijn gebaseerd op een handelen van die ander, maar het kan ook zijn gebaseerd op omstandigheden die voor zijn risico komen (zie HR 19 februari 2010, NJ 2010/115 (ING/Bera). Dergelijke feiten en omstandigheden kunnen zich ook na de totstandkoming van de overeenkomst hebben voorgedaan (zie bijvoorbeeld HR 12 januari 2001, NJ 2001/157 (Kuipers/Wijnveen).
4.1
[gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] heeft ervoor gekozen om Eyerix voor hem een pand te laten zoeken en daarna ook de onderhandelingen te laten doen. Eyerix handelde aanvankelijk ook overeenkomstig de opdracht die hij van [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] had gekregen. [eiser 1 in conventie/verweerder in reconventie] c.s. hoefde er niet aan te twijfelen dat Eyerix - zoals hij verklaarde - steeds handelde in overleg met [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] en in opdracht van [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] . [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] heeft althans niet gesteld waarom [eiser 1 in conventie/verweerder in reconventie] c.s. hieraan diende te twijfelen. Ook direct na het sluiten van de overeenkomst hoefde [eiser 1 in conventie/verweerder in reconventie] c.s. er niet aan te twijfelen dat er steeds contact was tussen [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] en Eyerix. [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] heeft immers overeenkomstig wat in de schriftelijke overeenkomst is opgenomen het pand betrokken en hij is de in de overeenkomst genoemde huurprijs gaan betalen. Het vervalsen van de handtekening dient onder deze omstandigheden te komen voor rekening van [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] . [eiser 1 in conventie/verweerder in reconventie] c.s. heeft steeds te goeder trouw gehandeld en [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] kon het beste inschatten in hoeverre Eyerix betrouwbaar was. [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] had er bovendien voor kunnen kiezen om - voorafgaand aan het betrekking van het pand - ten minste een maal direct contact te hebben met [eiser 1 in conventie/verweerder in reconventie] c.s. om de overeenkomst te finaliseren.
4.11
[gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] is op grond van het voorgaande ook aan de inhoud van de schriftelijke overeenkomst gebonden. [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] heeft daarnaast nog als verweer gevoerd dat hij de huur voor de maanden november 2007 tot en met februari 2008 al heeft betaald, maar dit is door [eiser 1 in conventie/verweerder in reconventie] c.s. betwist en [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] heeft geen betaalbewijzen kunnen overleggen. Dit verweer wordt daarom als onvoldoende onderbouwd verworpen. Dat betekent dat het verstekvonnis moet worden bekrachtigd en de vordering in reconventie moet worden afgewezen. [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, zowel in conventie als in reconventie.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
in conventie:
bekrachtigt het verstekvonnis van 20 maart 2008;
veroordeelt [gedaagde in conventie/eiser 3 in reconventie] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser 1 in conventie/verweerder in reconventie] c.s. vastgesteld op € 360,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser 3] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] vastgesteld op € 180,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.R. Roukema en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
371