ECLI:NL:RBROT:2020:7343

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2020
Publicatiedatum
24 augustus 2020
Zaaknummer
8463632
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding vanwege gebrek in buitengevel; VvE aansprakelijk nu het gemeenschappelijk deel betreft; eigen schuld onvoldoende onderbouwd

In deze zaak vordert eiseres schadevergoeding van de Vereniging van Eigenaren (VvE) vanwege vochtoverlast in haar appartement, die zij toeschrijft aan gebreken in de buitengevel van het gebouw. Eiseres heeft de VvE in 2019 op de hoogte gesteld van de vochtoverlast, waarna verschillende deskundigen zijn ingeschakeld om de oorzaak van de schade te onderzoeken. De rapporten van ZNEB en LEKK concluderen dat de vochtschade het gevolg is van gebreken aan de buitengevel, waaronder scheuren in het metselwerk en een koudebrug. De VvE heeft echter geen aansprakelijkheid erkend en stelt dat de schade het gevolg is van onvoldoende ventilatie door eiseres zelf.

De kantonrechter heeft de vordering van eiseres beoordeeld en vastgesteld dat de VvE aansprakelijk is voor de schade, aangezien de buitengevel tot de gemeenschappelijke delen behoort en de VvE verantwoordelijk is voor het onderhoud daarvan. De rechter oordeelt dat de deskundigenrapporten voldoende bewijs leveren voor het bestaan van een gebrek aan de buitengevel, dat heeft geleid tot de vochtschade in het appartement van eiseres. De VvE wordt veroordeeld tot betaling van herstelkosten en expertisekosten, evenals buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De rechter wijst de vordering van eiseres grotendeels toe, met uitzondering van een deel van de herstelkosten, waarvoor eiseres onvoldoende onderbouwing heeft gegeven.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8463632 \ CV EXPL 20-12308
uitspraak: 14 augustus 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. W. van Es te Tilburg,
tegen
[gedaagde]
,
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde] ,
gedaagde,
vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger] te [vestigingsplaats].
Partijen worden hierna verder aangeduid als “ [eiseres] ” en “de VvE”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.
  • het exploot van dagvaarding van 8 april 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie van repliek tevens houdende vermindering van eis;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
[eiseres] is eigenares van het appartementsrecht aan de [adres eiseres] . Dit appartementsrecht maakt deel uit van de onroerende zaak waarvoor de VvE is opgericht.
2.2.
Begin 2019 heeft [eiseres] aan de VvE gemeld dat er sprake was van vochtoverlast in een slaapkamer van haar appartement. De VvE heeft [bedrijf 1] (hierna: “ [bedrijf 1] ”) verzocht de oorzaak hiervan te onderzoeken. Naar aanleiding van een bezoek aan het appartement van [eiseres] heeft [bedrijf 1] per e-mail van 12 februari 2019 haar bevindingen aan de VvE teruggekoppeld. Deze luiden - voor zover thans relevant - als volgt:
“(…) De bewoner heeft een matrasje tegen de buitenmuur aan gezet waardoor de wand aan de binnenzijde niet opdroogt.
Achter het matrasje, waar het bed tegen de wand staat is schimmel op de wand ontstaan.
(…)
Schimmelvorming op de wand in de slaapkamer wordt veroorzaakt door een koudebrug doorslag van de achtergevel.
Bewoner gaf aan dat er ca. 1 jaar geleden een aantal gescheurde stenen thv het balkonhek zijn vervangen. Na deze werkzaamheden zou bij hevige regenval het water aan de binnenzijde op de wand zichtbaar zijn. (…)”
2.3.
De VvE heeft bij brief van 14 februari 2019 aan [eiseres] medegedeeld dat zij geen schade zal vergoeden, nu uit de rapportage van [bedrijf 1] blijkt dat de schade geen bouwkundige oorzaak heeft.
2.4.
[eiseres] heeft ZNEB Expertise en Taxatie B.V. (hierna: “ZNEB”) verzocht een expertiserapport op te maken omtrent de omvang en oorzaak van de betreffende gevolgschade en/of gebreken. ZNEB heeft op 23 april 2019 een expertiserapport opgemaakt. In dit rapport wordt [eiseres] aangeduid als ‘Partij I’ en de VvE als ‘Partij II’. Voor zover thans van belang is in het rapport het volgende opgenomen:
“(…) Middels het meten met een materiaalvochtmeettoestel (Laserliner Moisterfinder) maten wij bij een instelling 'gipspleister’ vochtpercentages tot circa 0,7% ter plaatse van de schimmelplek in de linkerslaapkamer en op de wanden van de slaapkamer (foto 3). Deze waardes (9% is de maximaal te meten waarde bij deze instelling) kwantificeerden wij als droog (foto 4 en 5).
Naar onze mening is het zeer aannemelijk dat bij wind uit een bepaalde windrichting in combinatie met regen hemelwater de constructie wordt binnengeblazen via mogelijke naden in het circa 60 jaar oude metselwerk/voegwerk en/of de mogelijk poreuze metselsteen (foto 6 t/m 8). Uiteindelijk komt het hemelwater uit in de slaapkamer en tekent in de muur (foto 9).
(…)
Voorts constateerden wij reparatieplekken in het metselwerk ter plaatse van de balustrade op het balkon (foto 10 en 11).
(…)
Op basis van voorgaande concluderen wij er een causaal verband is tussen de vochtoverlast en het gebrek in de gevel.
(…)
CONCLUSIE
Gelet op het door ons geconstateerde menen wij dat partij II in deze verantwoordelijk is.
De kosten voor herstel, zoals hieronder geraamd, dienen onzes inziens dan ook volledig voor rekening van partij II te komen. (…)”
2.5.
De gemachtigde van [eiseres] heeft de VvE bij e-mailberichten van 23 april 2019 en 8 mei 2019, onder verwijzing naar het expertiserapport van ZNEB verzocht het gebrek aan het gebouw en de gevolgschade te laten verhelpen. Bij brief van 23 mei 2019 heeft de VvE aan de gemachtigde van [eiseres] medegedeeld dat zij zich niet aansprakelijk acht voor de ontstane schade. De VvE stelt dat door de expert van ZNEB geconstateerd is dat er nauwelijks sprake is van aanwezig vocht. De VvE stelt dat er geen vocht van buiten komt en is van mening dat de oorzaak elders gezocht moet worden. Zij wijst er bovendien op dat ook ZNEB in haar rapport de mogelijkheid heeft opengelaten dat er een eventuele niet-ontdekte nevenoorzaak van de lekkage naar voren kan komen.
2.6.
In opdracht van [eiseres] heeft Bouwkundig, bouwfysisch & vochttechnisch onderzoeks- en adviesbureau LEKK (hierna: “LEKK”) op 26 juni 2019 een specialistisch lekkageonderzoek uitgevoerd, waarvan zij op 8 juli 2019 een rapportage heeft opgesteld. In deze rapportage is - voor zover thans van belang - het volgende opgenomen:
“(…)
Slaapkamer:
De vochtschade in de woonkamer wordt veroorzaakt door gebreken de spouwmuur van de achtergevel. Met behulp van een endoscoop is vastgesteld dat er contact is tussen het binnen- en buitenspouwblad. Tevens is er in het buitenspouwblad boven de schadepositie sprake van een groot aantal scheuren waardoor regenwater eenvoudig tot in de spouw kan doordringen. Deze scheurvorming wordt o.a. veroorzaakt door spanningen als gevolg van de balkons en de bevestiging van de balustrade van de balkons.
(…)
Slaapkamer:
Wij adviseren de achtergevel van het appartementengebouw te herstellen en vervolgens te hydrofoberen. De scheuren in het metselwerk dienen te worden gevuld. De bevestiging van de balustrade dient te worden aangepast zodat deze verder van de neggekant bevestigd wordt. Het hydrofoberen van de achtergevel dient periodiek te worden herhaald, afhankelijk van de door de applicateur toegepaste methode en geadviseerde termijn. (…)”
2.7.
Op 4 november 2019 heeft [bedrijf 2] , in opdracht van de VvE, werkzaamheden aan de buitengevel uitgevoerd.
2.8.
Op 12 februari 2020 heeft de VvE een brief aan de gemachtigde van [eiseres] gezonden met de volgende inhoud:
“(…) Wederom wijzen wij er op dat de Vereniging van Eigenaren blijft bij haar standpunt dat zij geen aansprakelijkheid erkent inzake de vochtschade aan de binnenzijde van het appartement [adres eiseres] . De waarneming indertijd door uw deskundige was dat de muur droog was. De VvE blijft bij het standpunt dat er geen aanwijsbaar verband is voor de ontstane schade en de mogelijk kapotte stenen.
Niettemin is de Vereniging van Eigenaren coulance-halve bereid de door u opgegeven bedragen voor een matras € 249,99 en een deken € 89,99 tezamen belopende € 339,98 te vergoeden, waarmee zij de zaak als gesloten beschouwt. (…)”
2.9.
Op 14 februari 2020 heeft de VvE een bedrag van € 339,98 aan de gemachtigde van [eiseres] voldaan.
2.10.
Per e-mail van 12 maart 2020 heeft de gemachtigde van [eiseres] aan de VvE verzocht een bedrag van € 3.072,16 te voldoen, bestaande uit een bedrag van € 339,98 met betrekking tot de schade aan de matras en de deken, een bedrag van € 798,60 voor het herstellen van de muur aan de binnenzijde van de buitengevel en een bedrag van € 1.933,58 aan expertisekosten. De VvE heeft bij brief van 25 maart 2020 aan de gemachtigde van [eiseres] medegedeeld dat zij niet tot betaling zal overgaan.

3..De vordering

3.1.
[eiseres] heeft, na eisvermindering, gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de VvE te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 798,60 aan herstelkosten van de muur aan de binnenzijde van de buitengevel en een bedrag van € 1.933,58 aan expertisekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag der algehele voldoening, alsmede een bedrag van € 432,22 aan buitengerechtelijke kosten en met veroordeling van de VvE in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering legt [eiseres] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat de VvE, in haar hoedanigheid van bezitter van de gemeenschappelijke delen van het gebouw aan de Burgemeester Baumannlaan te Rotterdam, aansprakelijk is voor schade, welke ontstaat door gebreken aan deze gemeenschappelijke delen. De gevel behoort tot de gemeenschappelijke delen en is gebrekkig. [eiseres] heeft last van vochtproblemen in de slaapkamer bij de muur aan de binnenzijde van de buitengevel. Zowel ZNEB als LEKK hebben geconcludeerd dat er sprake is van een gebrek in de buitengevel. De buitengevel is niet waterdicht, waardoor er vocht de woning binnendringt. Er is door dit gebrek schade opgetreden aan de eigendommen van [eiseres] . De muur aan de binnenzijde is beschadigd, net als de matras en de deken pal achter deze muur. De VvE is hiervoor aansprakelijk en dient de schade te vergoeden.
3.3.
[eiseres] maakt tevens aanspraak op vergoeding van de door haar gemaakte expertisekosten ten aanzien van de uitgevoerde deskundigenonderzoeken door ZNEB en LEKK. Dit zijn redelijke kosten ter vaststelling van schade een aansprakelijkheid ex artikel 6:96 lid 2 sub b BW. De VvE heeft deze kosten laten oplopen door de eerste bevindingen van ZNEB niet te accepteren waardoor er meer kosten dienden te worden gemaakt voor een verder onderzoek.

4..Het verweer

4.1.
Het verweer van de VvE strekt tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] . De VvE heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - aangevoerd dat uit de rapportages van de diverse deskundigen geconcludeerd kan worden dat de oorzaak van de schade niet overtuigend is komen vast te staan. De rapporten geven althans geen eenduidige oorzaak van de ontstane schade, zodat de VvE geen aansprakelijkheid voor de schade erkent. Volgens de expert van ZNEB was de muur in de slaapkamer bovendien droog. Dit is ook geconstateerd door de bij het onderzoek van ZNEB aanwezig architect. De schade is eerder te wijten aan [eiseres] zelf, nu zij kennelijk stelselmatig niet op de juiste wijze ventileert. Ook [bedrijf 1] kwam tot deze conclusie.
4.2.
De VvE heeft, uit overwegingen van behulpzaamheid en op aandringen van [eiseres] , werkzaamheden laten uitvoeren aan de buitengevel om mogelijke schade in de toekomst te voorkomen. De uitvoerende aannemer zag geen verband tussen de buitengevel en de schade. Bewoners van de naburige appartementen hebben geen soortgelijke vochtproblemen.
4.3.
De VvE heeft slechts coulancehalve de schade aan de matras en de deken, in totaal
€ 398,98, vergoed. De VvE is niet aansprakelijk voor de door [eiseres] gemaakte expertisekosten. De opdracht hiertoe is niet door de VvE gegeven en zij heeft hier ook nimmer haar akkoord voor gegeven.

5..De beoordeling

5.1.
Beoordeeld moet worden of de VvE aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden vochtschade en de door [eiseres] gemaakte expertisekosten. Daarvoor moet bepaald worden of er sprake is van een gebrek aan een gemeenschappelijk deel van het gebouw, waarvoor de VvE verantwoordelijk is, en of de daardoor veroorzaakte schade aan de VvE toegerekend kan worden. Eerst zal echter vastgesteld moeten worden wat de oorzaak van de vochtschade is.
5.2.
[eiseres] heeft gesteld dat de vochtschade is veroorzaakt doordat de buitengevel niet waterdicht is, waardoor er vocht de woning kan binnendringen. Zij onderbouwt haar stelling door middel van de deskundigenrapportages, welke zijn opgesteld naar aanleiding van de door ZNEB en LEKK uitgevoerde onderzoeken. Naar aanleiding van het door haar uitgevoerde onderzoek heeft ZNEB geconcludeerd dat
‘het zeer aannemelijk is, dat bij wind uit een bepaalde windrichting in combinatie met regen, hemelwater de constructie wordt binnengeblazen via mogelijke naden in het circa 60 jaar oude metselwerk/voegwerk en/of de mogelijk poreuze metselsteen’.ZNEB concludeert voorts dat er een causaal verband is tussen de vochtoverlast en het gebrek in de gevel. Deze conclusie van ZNEB wordt ondersteund door de conclusies uit de rapportage van LEKK, waarin wordt vermeld
‘dat de vochtschade in de slaapkamer wordt veroorzaakt door gebreken in de spouwmuur van de achtergevel’.Bovendien heeft LEKK geconstateerd dat er in het buitenspouwblad boven de schadepositie sprake is van een groot aantal scheuren waardoor regenwater in de muur kan doordringen.
5.3.
De stelling van de VvE dat géén van de deskundigen overtuigend bewijs heeft gevonden van de oorzaak van de vochtproblemen in de slaapkamer van [eiseres] , kan - gelet op de conclusies in de expertiserapporten van zowel ZNEB als LEKK - geen stand houden. Beide deskundigen oordelen immers onafhankelijk van elkaar dat de vochtschade het gevolg is van een gebrek aan de buitengevel. Dat ZNEB bij haar onderzoek gemeten heeft dat de muur op dat moment als ‘droog’ beschouwd diende te worden, verandert het oordeel van de deskundige dat de vochtschade het gevolg is van de toestand van de buitengevel niet. Ondanks die constatering concludeert ZNEB immers dat er sprake is van een causaal verband tussen het gebrek aan de buitengevel en de vochtschade. Bovendien betreft deze meting slechts een momentopname, welke mede afhankelijk is van de weersomstandigheden voorafgaand aan de meting.
5.4.
Volgens de VvE heeft [bedrijf 1] geconcludeerd dat de oorzaak van de vochtproblemen ligt in een gebrek aan ventilatie door [eiseres] . De e-mail van [bedrijf 1] van 12 februari 2019 biedt echter geen steun voor deze stelling. [bedrijf 1] stelt juist dat de schimmelvorming op de muur in de slaapkamer wordt veroorzaakt door een
‘koudebrug doorslag’van de achtergevel en geeft in dat kader aan dat verwarming en ventileren een goede manier is om condensvorming door de koudebrug te voorkomen. Dat voldoende ventilatie kan helpen om de condensvorming door de koudebrug tegen te gaan, doet niets af aan het oordeel van [bedrijf 1] dat de schimmelvorming zijn daadwerkelijke oorzaak vindt in de genoemde koudebrug in de achtergevel. Ook de bij het onderzoek van ZNEB aanwezige architect [naam] alsmede [bedrijf 2] , dat op 4 november 2019 de werkzaamheden aan de buitengevel heeft uitgevoerd, spreken beiden over de aanwezigheid van een koudebrug in de buitenmuur.
5.5.
[eiseres] heeft bovendien onweersproken gesteld dat, na de uitgevoerde werkzaamheden aan de buitengevel op 4 november 2019, de wijze van ventilatie ongewijzigd is gebleven, maar de vochtproblemen desondanks wel zijn verdwenen. Indien de vochtproblemen te wijten zouden zijn aan de wijze van ventileren door [eiseres] , zouden deze ook na de werkzaamheden aan de buitengevel hebben moeten voortduren. Dat daarvan geen sprake is, vormt reeds een contra-indicatie voor de stelling dat de schade veroorzaakt wordt door een ventilatiegebrek.
5.6.
De kantonrechter is van oordeel dat de VvE onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit kan worden afgeleid dat de oorzaak van de schade gelegen is in een aan [eiseres] te wijten ventilatiegebrek. Het enkele feit dat [eiseres] kennelijk een bed of matrasje tegen de muur aan de binnenzijde van de buitengevel heeft geplaatst, maakt dit oordeel niet anders. Bij een normaal gebruik van een woning hoort dat men zonder problemen zaken tegen de muur aan de binnenzijde van de buitengevel moet kunnen plaatsen, zonder het risico te lopen dat hierdoor vochtproblemen ontstaan. Het is overigens onvermijdelijk dat een woning die wordt bewoond vocht bevat. Slechts indien sprake is van een technische tekortkoming, zoals een koudebrug, kan het vocht in de woning op wanden en dergelijke condenseren en daardoor een probleem opleveren.
5.7.
Het bovenstaande leidt tot het oordeel van de kantonrechter dat voldoende vast is komen te staan dat de vochtschade het gevolg is van een gebrek aan de buitengevel. Of dit gebrek bestaat uit de door de deskundigen van ZNEB en LEKK genoemde gebreken (de gebrekkige toestand van het metsel- en voegwerk en/of de metselsteen en scheurvorming in het buitenspouwblad, waardoor regenwater in de muur kan doordringen) dan wel uit een zogenaamde koudebrug in de buitengevel kan in dat kader in het midden blijven. In beide gevallen is er naar het oordeel van de kantonrechter immers sprake van een gebrek in de constructie van de buitengevel.
5.8.
Niet in geschil is dat de buitengevel tot de gemeenschappelijke delen van het gebouw aan de Burgemeester Baumannlaan te Rotterdam behoort en dat de VvE voor het onderhoud daarvan verantwoordelijk is. Het gebrek in de buitengevel is dan ook aan de VvE toe te rekenen. Nu als gevolg van dit gebrek schade aan de muur aan de binnenzijde van de buitengevel is ontstaan, leidt dit tot de slotsom dat de VvE op grond van artikel 5:113 BW en 6:174 lid 1 BW aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden schade.
5.9.
[eiseres] vordert een bedrag van € 798,60 incl. btw aan herstelkosten van de muur aan de binnenzijde van de buitengevel. [eiseres] heeft te dien aanzien een offerte van Altintas overgelegd, waarop de uit te voeren werkzaamheden ter herstel van de muur zijn vermeld. Vooropgesteld wordt dat slechts de herstelkosten van de muur aan de binnenzijde van de buitengevel voor vergoeding in aanmerking komen, nu gesteld noch gebleken is dat de schade ook betrekking heeft op andere muren in de slaapkamer. Blijkens de rapportage van ZNEB en de in de e-mail van 12 februari 2019 opgenomen bevindingen van [bedrijf 1] is de betreffende muur ca. 1 meter breed en 2,72 meter hoog, derhalve in totaal niet meer dan
3 m². Blijkens de offerte bestonden de door Altintas verrichte werkzaamheden echter uit het verwijderen van het behang, het verwijderen van de vochtigheid en schimmel, het voorstrijken, stuc-klaar maken, verven en afwerken van de muren van in totaal ca. 13 m². Aangezien [eiseres] betaling verlangt van de opgevoerde kosten had het op haar weg gelegen toe te lichten waarom het noodzakelijk was ca. 13 m² muur te herstellen in plaats van ca. 3 m². Een dergelijke toelichting heeft zij achterwege gelaten. De kantonrechter zoekt om die reden aansluiting bij de door ZNEB in haar rapportage in redelijkheid geraamde herstelkosten van de muur aan de binnenzijde van de buitengevel en veroordeelt de VvE derhalve dienovereenkomstig tot betaling van een bedrag van € 475,00.
5.10.
[eiseres] vordert voorts op grond van artikel 6:96 lid 2 aanhef en sub b BW vergoeding van de kosten voor het laten uitvoeren van de expertiseonderzoeken door ZNEB en LEKK ten bedrage van in totaal € 1.933,58. In de betreffende expertiserapporten staan geconstateerde gebreken vermeld, waarvan de VvE zich aanvankelijk ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat herstel van die gebreken niet voor haar rekening komt. Pas nadat [eiseres] een tweetal onafhankelijke deskundigen de situatie heeft laten beoordelen, is de VvE overgegaan tot het uitvoeren van herstelwerkzaamheden aan de buitengevel. In die zin heeft [eiseres] in redelijkheid kosten gemaakt ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid (artikel 6:96 lid 2 aanhef en sub b BW). Dat de VvE geen opdracht tot het uitvoeren van deze onderzoeken heeft gegeven en deze evenmin heeft geaccordeerd, maakt dit oordeel niet anders. Bovendien heeft de VvE, door - naar achteraf is gebleken ten onrechte - de conclusies van ZNEB niet te accepteren, er zelf aan bijgedragen dat [eiseres] een tweede deskundige heeft moeten inschakelen om nader onderzoek te laten uitvoeren en de VvE van haar gelijk te overtuigen, waardoor de expertisekosten verder zijn opgelopen. Het uit dien hoofde gevorderde bedrag van € 1.933,58 zal dan ook worden toegewezen.
5.11.
De gevorderde wettelijke rente over de toe te wijzen bedragen zal, als op de wet gegrond en door de VvE niet afzonderlijk betwist, worden toegewezen.
5.12.
[eiseres] maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Voldoende is gebleken dat er sprake is van buitengerechtelijke werkzaamheden. Voor de hoogte van de toewijsbare buitengerechtelijke incassokosten zoekt de kantonrechter aansluiting bij het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. De vergoeding waarop ingevolge het Besluit aanspraak kan worden gemaakt zal worden berekend aan de hand van de toewijsbare hoofdsom. De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal derhalve worden toegewezen tot een bedrag van € 361,29.
5.13.
Hetgeen partijen voor het overige nog naar voren hebben gebracht, kan niet tot een ander oordeel leiden.
5.14.
De VvE zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt de VvE om aan [eiseres] tegen kwijting te betalen een bedrag van € 475,00 aan herstelkosten, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt de VvE om aan [eiseres] tegen kwijting te betalen een bedrag van € 1.933,58 aan expertisekosten, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt de VvE om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 361,29 aan buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt de VvE in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 342,47 aan verschotten (waarvan € 236,00 aan griffierecht en
€ 106,47 aan dagvaardingskosten) en € 420,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44487