ECLI:NL:RBROT:2020:7238

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juli 2020
Publicatiedatum
18 augustus 2020
Zaaknummer
600987 / HA RK 20-770
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in kort geding en niet-ontvankelijkheid verzoekster

In deze zaak heeft verzoekster op 23 juli 2020 tijdens een zitting van een kort geding, waarin zij als gedaagde optrad, mondeling verzocht om wraking van de rechter, mr. J.C. Halk. Dit verzoek werd gedaan voordat de rechter enige beslissing kon nemen op een verzoek tot aanhouding van de zitting. Verzoekster verliet de rechtszaal en diende pas op 29 juli 2020, de avond voor de zitting van de wrakingskamer, de gronden van haar wrakingsverzoek in. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat het wrakingsverzoek niet voldoet aan de wettelijke eisen, omdat het verzoek niet tijdig en niet onderbouwd is ingediend. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoekster het wrakingsmiddel lichtvaardig heeft aangewend, telkens wanneer zij een onwelgevallige beslissing verwachtte. Hierdoor is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot wraking van de rechter. De wrakingskamer heeft ook bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in het kort geding niet in behandeling zal worden genomen. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken op 30 juli 2020.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 600987 / HA RK 20-770
Beslissing van 30 juli 2020
op de verzoeken van
[naam verzoekster],
wonende te [adres] ,
verzoekster,
strekkende tot wraking van:
mr. J.C. Halk, senior rechter in de rechtbank Rotterdam, team kanton 2 (hierna: de rechter),
en (voorwaardelijk)
mr. A.P. Hameete, mr. N. Doorduijn en mr. drs. J. van den Bos, leden van de behandelend wrakingskamer, senior rechters in de rechtbank Rotterdam.

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 23 juli 2020 is door de rechter als voorzieningenrechter een aanvang gemaakt met de behandeling van het kort geding van [naam] als eiser tegen verzoekster als gedaagde. Die procedure draagt als kenmerk C/10/599393 / KG ZA 20-567.
Op die zitting heeft verzoekster mondeling wraking van de rechter verzocht.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting.
Verzoekster, haar advocaat, de rechter en [naam] en diens advocaat zijn uitgenodigd voor de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt door middel van een verweerschrift, ingekomen op 29 juli 2020.
Ter zitting van 30 juli 2020, waar het wrakingsverzoek is behandeld, is de rechter verschenen. Verzoekster is zonder bericht van verhindering niet verschenen.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van:
  • het e-mailbericht van de advocaat van verzoekster, gedateerd 29 juli 2020 te 15.30 uur;
  • het faxbericht van verzoekster, gedateerd 29 juli 2020 te 21.05 uur.

2.Het verzoek tot aanhouding

2.1.
In voormeld faxbericht van 29 juli 2020 verzoekt verzoekster een nieuwe zittingsdatum te bepalen voor de behandeling van haar wrakingsverzoek.
2.2.
De wrakingskamer neemt hieromtrent allereerst in aanmerking dat verzoekster niet stelt dat zij verhinderd is op 30 juli 2020 ter zitting te verschijnen.
2.3.
Voorts is de wrakingskamer van oordeel dat de omstandigheid, dat de zittingsdatum van 30 juli 2020 is bepaald zonder dat voorafgaande aan die bepaling bij verzoekster verhinderdata zijn opgevraagd, onvoldoende grond vormt voor een aanhouding. Immers, in de kortgedingprocedure, waarin verzoekster de rechter heeft gewraakt, wordt verzoekster bijgestaan door een advocaat. Voorafgaande aan de zitting van de rechter op 23 juli 2020 had de advocaat aan de rechtbank meegedeeld – per e-mailbericht van 22 juli 2020 te 12.23 uur – dat er behalve 23 juli 2020 geen andere verhinderdata waren. Die mail bevindt zich in het procesdossier dat aan de wrakingskamer is verstrekt.
2.4.
Gelet op die zeer recente opgave van verhinderingen van de zijde van verzoekster en mede in aanmerking genomen dat een wraking in een kort geding zo spoedig mogelijk moet worden behandeld, is de zitting van de wrakingskamer op 24 juli 2020 bepaald op 30 juli 2020 te 09.00 uur. De uitnodigingsbrief voor de zitting van de wrakingskamer is op 24 juli 2020 zowel per post als per e-mail toegezonden aan zowel verzoekster als haar advocaat. Op dat moment was immers nog niet aan de rechtbank kenbaar gemaakt dat de advocaat van verzoekster haar niet zou bijstaan in de wrakingsprocedure; die mededeling werd eerst gedaan door de advocaat per e-mail van 29 juli 2020.
Verzoekster had haar verzoek om aanhouding op of kort na 24 juli 2020 kunnen doen, maar heeft daarmee gewacht tot 29 juli 2020 te 21.05 uur.
2.5.
Onder deze omstandigheden wijst de wrakingskamer het verzoek om aanhouding af als zijnde niet onderbouwd en tardief.

3.Het voorwaardelijk verzoek tot wraking van de rechters van de wrakingskamer

3.1.
In het faxbericht van 29 juli 2020 leest de rechtbank een voorwaardelijk verzoek tot wraking van de rechters van de wrakingskamer voor het geval haar verzoek om aanhouding van de zitting van de wrakingskamer van 30 juli 2020 niet wordt gehonoreerd.
3.2.
Zoals hiervoor is overwogen wijst de wrakingskamer het verzoek om aanhouding van de zitting van 30 juli 2020 af. Daarmee is de voorwaarde, door verzoekster aan haar wrakingsverzoek verbonden, vervuld en zijn de rechters van de wrakingskamer door verzoekster gewraakt.
3.3.
Ingevolge artikel 39, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (hierna: Rv) wordt het verzoek om wraking zo spoedig mogelijk ter zitting behandeld door een meervoudige kamer waarin de rechter wiens wraking is verzocht, geen zitting heeft.
3.4.
De wrakingskamer stelt voorop dat een gewraakte rechter in het algemeen geen recht mag spreken in zijn eigen zaak en dat in verband daarmee een verzoek tot wraking behoort te worden behandeld door een meervoudige kamer waarin de rechter van wie wraking is verzocht, geen zitting heeft. Onder bepaalde omstandigheden kan echter een verzoek tot wraking van een of meer van haar leden door dezelfde wrakingskamer wegens evident misbruik van recht buiten behandeling worden gelaten, zonder dat de zaak in handen van een andere wrakingskamer wordt gesteld. In dit verband wijst de wrakingskamer op het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1770). Van evident misbruik van recht is sprake indien het wrakingsverzoek in redelijkheid niet anders kan worden verstaan dan als de aanwending van de bevoegdheid tot wraking voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven.
3.5.
De wrakingskamer is van oordeel dat van een dergelijk misbruik sprake is en overweegt daartoe als volgt.
3.6.
De uitnodiging voor de zitting van de wrakingskamer op 30 juli 2020 is door de griffier op 24 juli 2020 zowel per e-mail als per post toegezonden aan verzoekster en tevens aan haar advocaat. Dit impliceert dat verzoekster op of kort na 24 juli 2020 bekend is geworden met de zittingsdatum 30 juli 2020. Vanaf dat moment heeft verzoekster aan de wrakingskamer kenbaar kunnen maken dat zij op 30 juli 2020 verhinderd was, onder opgave van de redenen van die verhindering. Dat heeft verzoekster niet gedaan, ook niet in haar faxbericht van 29 juli 2020, waarin alleen een aanhouding wordt verzocht zonder dat een verhindering wordt gesteld, laat staan onderbouwd. De stelling van verzoekster dat bij haar, voorafgaande aan de bepaling van de zittingsdatum geen verhinderingen zijn opgevraagd, snijdt in dit verband evenmin hout. Wanneer een partij rechtsbijstand van een advocaat heeft, geldt als uitgangspunt dat de verhinderdata bij de advocaat worden opgevraagd. Deze heeft dan de taak om niet alleen zijn eigen verhinderdata, maar ook die van zijn cliënte op te geven. Omdat er zeer recent opgegeven verhinderdata in het dossier beschikbaar waren – verhinderdata waarvan op grond van het voorgaande mocht worden aangenomen dat zij ook voor de verzoekster golden –, was er geen reden om van de advocaat of de verzoekster verhinderdata op te vragen.
3.7.
Voorts heeft verzoekster aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat rechter mr. drs. Van den Bos eerder is gewraakt, welke wraking gegrond is verklaard.
Hieromtrent neemt de wrakingskamer in aanmerking dat een rechter uit hoofde van zijn professionaliteit iedere individuele zaak met onbevangenheid en zonder belemmering door voorvallen in het verleden dient te behandelen en beoordelen. Die professionaliteit en onpartijdigheid worden bij de rechter voorondersteld. Het enkele gegeven dat de rechter in het verleden in een geheel andere zaak (strafzaak) is gewraakt, waarna dat wrakingsverzoek door de wrakingskamer werd toegewezen, levert op zichzelf geen grond op voor het oordeel dat er sprake is van partijdigheid en evenmin vormt het een omstandigheid die grond geeft te vrezen dat het bij de rechter aan onpartijdigheid ontbreekt. Feiten of omstandigheden die in dit geval tot een ander oordeel zouden kunnen leiden zijn door verzoekster niet aangevoerd en ook niet anderszins gebleken.
3.8.
Dat aan het voorafgaande een naar objectieve maatstaven te rechtvaardigen vrees voor partijdigheid van de leden van de wrakingskamer, of specifiek rechter mr. Van den Bos, valt te ontlenen, is niet onderbouwd.
3.9.
Daarom is het verzoek aan te merken als aanwending van de bevoegdheid tot wraking voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven, te weten het alsnog bewerkstelligen van uitstel van de zitting van de wrakingskamer op 30 juli 2020.
Nu onder de hierboven genoemde omstandigheden moet worden vastgesteld dat er sprake is van evident misbruik van het wrakingsinstrument, kan de wrakingskamer in deze samenstelling het verzoek zelf afdoen. Het verzoek zal wegens evident misbruik van recht buiten behandeling worden gesteld.

4.Het verzoek tot wraking van mr. Halk

4.1.
De ontvankelijkheid van het verzoek
4.1.1.
In de eerste plaats is aan de orde de vraag of het wrakingsverzoek voldoet aan de daaraan door de wet gestelde eisen.
4.1.2.
Ingevolge artikel 37, lid 1, Rv wordt het wrakingsverzoek gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. In lid 3 van dat wetsartikel is bepaald dat alle feiten of omstandigheden tegelijk moeten worden voorgedragen.
Het is vaste jurisprudentie dat de zinsnede “zodra de feiten en omstandigheden bekend zijn” betekent dat een wrakingsverzoek dient te worden gedaan onmiddellijk na het bekend worden van de feitelijke grond tot wraking, waarbij een korte tijd voor beraad acceptabel is.
4.1.3.
De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek niet aan deze wettelijke vereisten voldoet. Immers, uit de – niet betwiste – inhoud van het proces-verbaal van de zitting van 23 juli 2020 blijkt dat verzoekster, nog voor de rechter enige beslissing had kunnen nemen op het verzoek van verzoekster de behandeling aan te houden, de rechter heeft gewraakt onder het uiten van de woorden: “dan wraak ik u, want u bent niet onpartijdig”, waarna verzoekster de rechtszaal heeft verlaten. Ter zitting van de wrakingskamer heeft de rechter nog toegelicht dat er geen gelegenheid meer was verzoekster te vragen naar de feiten en omstandigheden, waarop haar wrakingsverzoek was gegrond, omdat verzoekster meteen de zaal verliet.
Verzoekster heeft evenmin binnen korte tijd na het doen van haar wrakingsverzoek de gronden van haar verzoek alsnog schriftelijk ingediend. De onderbouwing van haar wrakingsverzoek is door verzoekster eerst in het faxbericht van 29 juli 2020 te 21.05 uur ingediend; bijna een week nadat het wrakingsverzoek is gedaan.
4.1.4.
Op grond van het vorenstaande is de wrakingskamer van oordeel dat het wrakingsverzoek niet voldoet aan de daaraan door wet en jurisprudentie gestelde eisen. Om die reden wordt verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot wraking van de rechter.
4.2.
Misbruik van het wrakingsmiddel
4.2.1.
Uit vorenstaande overwegingen volgt dat verzoekster telkens grijpt naar het wrakingsmiddel zodra zij meent dat ten aanzien van een door haar gedaan verzoek om uitstel van enige zitting een onwelgevallige beslissing zal worden genomen. Op die manier maakt verzoekster op lichtvaardige wijze gebruik en dus misbruik van het middel van wraking.
4.2.2.
Om deze redenen zal de wrakingskamer tevens bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in het onderhavige kort geding niet in behandeling wordt genomen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek van verzoekster tot aanhouding van de zitting van de wrakingskamer op 30 juli 2020;
- stelt het verzoek van verzoekster tot wraking van de rechters van de wrakingskamer buiten behandeling;
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van mr. J.C. Halk;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in het kort geding van [naam] als eiser tegen verzoekster als gedaagde met kenmerk C/10/599393 / KG ZA 20-567 niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.P. Hameete, voorzitter, mr. N. Doorduijn en
mr. drs. J. van den Bos, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juli 2020 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoekster
- mr. A.K. Ramdas
- mr. J.C. Halk
- mr. A. Mao